Wilcke-van der Linden, M.

13. De vrouw in het ambt: waar gaat het over?

1999

|111|

13. De vrouw in het ambt: waar gaat het over?

door Mieke Wilcke-van der Linden

1

 

1 Inleiding

De rol van de vrouw in de kerk, vooral de vrouw in het ambt of in bedieningen, is de laatste jaren een veelbesproken onderwerp. Het lijkt wel of in allerlei kerken en gemeenten de discussie losbarst. Er verschijnen boeken en andere publicaties rond dit onderwerp, er worden werkgroepen ingesteld en gespreksavonden georganiseerd.

Nu is de grote aandacht voor dit onderwerp niet verwonderlijk. In veel kerken is een aantal functies gesloten voor de vrouw, terwijl in de maatschappij de laatste jaren alle functies in principe voor beide seksen openstaan. Er lijkt dan sprake te zijn van een dubbele moraal.

Veel vrouwen hebben het gevoel dat ze in de kerk niet serieus worden genomen en dat zij hun gaven niet voldoende kunnen gebruiken. Nog niet zo lang geleden eheft een onderzoek laten zien dat meer dan de helft van de achterban van de EO vindt dat de gaven die God aan vrouwen heeft gegeven, in de kerk onvoldoende tot uitdrukking komen. En een meerderheid van de bevindelijk gereformeerde en gereformeerd-vrijgemaakte EO-leden is niet tegen de vrouw op de kansel.

Maar de meningen blijven verdeeld en de standpunten van mensen die voor of tegen zijn, lijken zich te verharden. Het lijkt soms wel of iemands bijbelgetrouwheid wordt afgemeten aan de vraag of hij voor of tegen de vrouw in het ambt is. Daarmee worden gesprekken vaak geblokkeerd.

Ook bijbelgetrouwe christenen verschillen dus van mening over de plaats van de vrouw in de kerk. Hoe is dit mogelijk? Zij beroepen zich toch op dezelfde Bijbel? Hoe kan het dat over dezelfde bijbelteksten de meningen zo verdeeld kunnen zijn? Wat zijn die meningen en wat zijn daarbij de belangrijkste argumenten?

|112|

2 De orthodox-gereformeerde visie

In de meeste orthodox-gereformeerde kerken (o.a. de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), de Gereformeerde Gemeenten) zijn de ambten voor vrouwen gesloten. Het gaat hierbij om de ambten van predikant, ouderling en diaken, ook wel het ‘bijzondere ambt’ genoemd.

Het was de reformator Calvijn die deze ambten uit het Nieuwe Testament afleidde. Later werden ze in de kerkorde vastgelegd. Kenmerkend voor het bijzonder ambt is het leerelement (de calvinist ziet bijvoorbeeld de predikant als een ‘lerende ouderling’), het pastorale element en het besturende element. Ouderlingen, diakenen en predikant vormen samen de kerkenraad. Waarom mogen vrouwen daaraan niet deelnemen?

Voor velen laat de scheppingsorde geen ruimte voor vrouwen in kerkelijke ambten. Daarbij verwijst men onder meer naar Genesis 1-3, 1 Korintiërs 11: 3-16 en Paulus’ woorden in 1 Timoteüs 2: 13: “Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva.” Dit wordt wel de scheppingsorde voor man en vrouw genoemd. Het is de oorspronkelijke, vóór de zondeval door God in de schepping gelegde verhouding tussen man en vrouw, die inhoudt dat de man het hoofd is van de vrouw. Als eerstgeschapene moet de man in het gezin de plaats van hoofd en leider innemen. En in de kerkelijke gemeente is hij als ambtsdrager verantwoordelijk voor het bestuur en de leiding van de gemeente.

Ook de zogenaamde zwijgteksten van Paulus worden als argument gebruikt om vrouwen niet toe te laten tot het bijzonder ambt. Het gaat allereerst om 1 Korintiërs 14: 34 en 35. Nu neemt bijna niemand het zwijgen in vers 34 letterlijk, alsof het om een algemeen zwijggebod zou gaan. Trouwens, in 1 Korintiërs 11 accepteert Paulus zonder meer dat vrouwen in de kerk bidden en profeteren.
Het zwijggebod in 1 Korintiërs 14: 34 heeft dan ook betrekking op een bepaalde situatie. In de nieuwtestamentische eredienst ging het er vaak anders aan toe dan in de huidige eredienst. Er waren mannen en vrouwen die profeteerden en daarop volgde een beoordelend leergesprek, waarin de waarde en de betekenis van een ontvangen profetie werd bepaald.
Welnu, aan dat leergesprek mochten vrouwen volgens veel bijbeluitleggers niet deelnemen. Het praten van de vrouwen zou ordeverstorend en gezagsondermijnend zijn en daarom moesten zij thuis hun eigen mannen om opheldering vragen. In hun optreden moesten zij laten zien dat zij de eigen plaats van man en vrouw in de gemeente respecteerden.

Een andere tekst die wordt aangehaald, is 1 Timoteüs 2: 11-12. Onderricht geven of leren wordt in dit bijbelvers gelijk gesteld aan ‘met gezag optreden’.

|113|

En dat leren strookt niet met de plaats van de vrouw ten opzichte van de man. Wanneer er sprake is van gezaghebbend onderwijs in het midden van de gemeente, dan behoren vrouwen volgens orthodox-gereformeerde theologen luisteraars te zijn. Temeer omdat Paulus verwijst naar de scheppingsorde en naar de gang van zaken bij de zondeval.
Bij de zondeval verliet de vrouw haar door God gegeven plaats door leiding te nemen en te ‘misleiden’. God wil niet dat de man door de vrouw overheerst wordt. Nu is het niet zo dat vrouwen helemaal niet mogen onderrichten (zie bijvoorbeeld Tit. 2: 3-5). Maar een vrouw zou geen ambtsdrager mogen zijn, omdat het ambt gepaard gaat met leer- en regeergezag. Een vrouw mag op deze wijze geen leidinggeven aan en gezag uitoefenen over mannen.

Wat betreft de vrouw als diaken liggen de opvattingen wat genuanceerder. In het Nieuwe Testament wordt immers over vrouwelijke diakenen gesproken (Rom. 16: 1, 1 Tim. 3: 11), al spreken sommigen liever van dienende vrouwen of dienaressen. Maar omdat de meeste kerken van de diaken een ambtsdrager hebben gemaakt die deel uitmaakt van de kerkenraad, ligt er toch een blokkade voor vrouwen.

Wel mogen vrouwen in veel orthodox-gereformeerde kerken door de kerkenraad tot andere taken benoemd worden, bijvoorbeeld tot lid van een zendings- of evangelisatiecommissie. Maar het gaat hier om niet-ambtelijke diensten.

 

3 Andere geluiden

Behalve de genoemde visie zijn in de orthodox-gereformeerde kerken ook andere geluiden te horen. Binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn er mensen die zich afvragen of gezag en regeermacht wel zo kenmerkend zijn voor het bijzonder ambt en of het drievoudige ambt zoals zij dat kennen, wel rechtstreeks uit het Nieuwe Testament valt af te leiden. De ambten waren in die tijd nog niet zo uitgekristalliseerd als nu.

De nadruk op het bijzonder ambt gaat volgens sommigen ten koste van de veelheid van gaven, functies en bedieningen waarover het Nieuwe Testament spreekt. Ook zijn ze van mening dat de uitleg van de zogenaamde zwijgteksten zoveel zwakke plekken vertoont, dat een conclusie over de vrouw in het ambt niet alleen op deze twee teksten gebaseerd kan worden. De zwijgteksten zouden bovendien helemaal niet gaan over de bijzondere ambten. Paulus wijst de getrouwde vrouw hier haar plaats binnen de relatie van het huwelijk.

|114|

Binnen de genoemde kerken zijn ook werkgroepen actief rond het onderwerp vrouw en ambt. Zo is er een christelijke-gereformeerde studie- en bezinningsgroep van predikanten en theologen. De opvattingen van sommige van deze predikanten lijken op de opvatting die ook bij Nederlands Gereformeerden te vinden is: veel teksten die als argument tegen de vrouw in het ambt gebruikt worden, zijn vooral cultuurbepaald en hebben te maken met hoe je de Bijbel leest.

 

4 De Nederlands-gereformeerde visie

Binnen de Nederlands Gereformeerd Kerken overheerst de mening dat de gelijkwaardigheid van man en vrouw in de Bijbel centraal staat. Onder meer op grond van Genesis 1 en 2 en Galaten 3: 28 (in Christus “is geen sprake (...) van mannelijk en vrouwelijk”). Bovendien wordt het in het Nieuwe Testament als normaal gezien dat mannen en vrouwen beiden volop werkzaam zijn in de dienst van de Here. Er zou in de scheppingsorde geen sprake zijn van onderdanigheid of van een ondergeschikte positie van de vrouw.

Volgens sommige Nederlands-gereformeerde theologen gaat het in de zogenaamde zwijgteksten niet om de vraag naar het vervullen van ambten door de vrouw, maar om het ordelijk en stichtelijk verloop van de samenkomsten. Vrouwen in een gemeente als Korinte zouden met de nieuwe vrijheid in Christus aan de haal zijn gegaan. De reputatie van de gemeente had daaronder te lijden; mensen van buiten de gemeente werden daardoor verhinderd om tot Jezus te komen. De concrete maatregelen die Paulus in een concrete situatie, in een concrete gemeente moest nemen zijn in deze visie dus geen weergave van de normale verhouding tussen man en vrouw in de kerk. Het ging Paulus toen om de voortgang van het evangelie. En in onze tijd, zo wordt gezegd, zou de voortgang van het evangelie wel eens gehinderd kunnen worden doordat vrouwen binnen de kerk een positie hebben die afwijkt van wat in onze cultuur gebruikelijk is.

In 1994 stelden de Nederlands Gereformeerde Kerken het diakenambt open voor vrouwen. Wel wordt het aan de vrijheid van de plaatselijke gemeente gelaten vrouwen tot het diakenambt toe te laten. De diaken maakt volgens de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken deel uit van het college van opzieners. Er zijn gemeenten waar reeds vrouwelijke ouderlingen werkzaam zijn zonder dat de Landelijke Vergadering daar een uitspraak over heeft gedaan.

|115|

5 De situatie in de Nederlands Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken (synodaal)

Al eerder stelden de Nederlands Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken (synodaal) het ambt open voor vrouwen (de Gereformeerde Bond in de Nederlands Hervormde Kerk kent geen vrouwelijke ambtsdragers). In 1958 besloot de synode van de Hervormde Kerk na jarenlange discussie het ambt van ouderling en diaken voor vrouwen open te stellen. Het predikantschap werd in 1967 opengesteld. Overigens had de Hervormde Kerk al in 1951 de figuur van de bedieningen geschapen, als een niveau tussen de ambten en de gemeente. De synode van de Gereformeerde Kerken (synodaal) stelde in 1968 het ambt van diaken en ouderling voor vrouwen open en in 1969 het predikantschap. En dat terwijl de synode het nog in 1961 ondenkbaar vond — op grond van bijbelteksten die uitgaan van een ondergeschikte rol van de vrouw — dat vrouwen in de Gereformeerde Kerken ooit een leidinggevende functie zouden krijgen.

In beide kerken speelden in hoofdzaak andere motieven een rol om de ambten voor vrouwen open te stellen. Het bleek bijvoorbeeld dat vrouwen in de samenleving een steeds grotere rol gingen spelen en in capaciteiten voor mannen niet onderdeden. Werd vrouwen geen onrecht aangedaan door ze uit te sluiten? Daarnaast verloren de drie ambten in de kerk hun vroegere autoriteit; ouderlingen en predikanten waren geen mensen meer met een bepaald gezag.

Overigens ontwikkelt zich in de loop van deze eeuw ook een andere visie op de Bijbel, waardoor de Bijbel meer als richtinggevend en inspirerend werd gezien en er niet langer een formeel gezag aan toegekend werd.

 

6 De situatie in de evangelische gemeenten

De meningen van de evangelische gemeenten in ons land over de vrouw in het ambt lopen nogal uiteen. Er zijn gemeenten waar vrouwen geen wezenlijke rol hebben in de openbare samenkomst of bij het besturen van de gemeente. Daarbij beroept men zich op de bovengenoemde zwijgteksten, de scheppingsorde en op het feit dat het Nieuwe Testament alleen mannelijke oudsten kent. De oudsten (ook wel opzieners, herders, leiders of voorgangers genoemd) hebben geestelijk gezag en zijn verantwoordelijk voor het bestuur en de leiding van de gemeente. Er zijn in deze evangelische gemeenten dan ook geen vrouwelijk oudsten, geen vrouwelijke leiders.

De opvattingen over het ambt (meestal bediening genoemd) zijn in de meeste evangelische kerken overigens flexibeler dan in de reformatorische kerken. Er is veel aandacht voor de gaven die God aan man en vrouw

|116|

heeft gegeven. Gaven die God gegeven heeft met de bedoeling die te gebruiken in zijn dienst. Vrouwen kunnen bijvoorbeeld de bediening van diacones of profetie hebben. Of op voet van gelijkheid met mannen meewerken in het pastoraal werk.

Maar tussen de verschillende evangelische gemeenten zijn er veel graduele verschillen. Er zijn evangelische gemeenten waar een vrouw bijvoorbeeld wel de zangdienst mag leiden, maar die zangdienst niet mag openen met gebed. In andere gemeenten leest een vrouw in de zangdienst een gedeelte uit de Bijbel voor en geeft ze er een korte meditatie over. Ook geeft ze bijvoorbeeld een getuigenis door of bidt ze een gebed hardop, maar in de meeste evangelische gemeenten mag ze niet preken. Want van alle bedieningen die God aan de gelovigen kan geven, is het oudsteschap alleen aan mannen voorbehouden.

Toch zijn er ook gemeenten waar de leiding in handen ligt van oudsten-echtparen, soms aangevuld met zowel mannelijke als vrouwelijke ongehuwde oudsten. Sommige gemeenten, bijvoorbeeld binnen de Unie van Baptistengemeenten, het Leger des Heils en de broederschap van Pinkstergemeenten, staan onder het voorgangerschap van een vrouw.

Binnen bepaalde evangelische gemeenten heeft het boek Vrouwen in de gemeente van Christus van het echtpaar Winston momenteel veel invloed. Volgens dit echtpaar is er geen sprake van een scheppingsorde voor mannen en vrouwen in het algemeen. Alleen binnen het huwelijk is er een zekere gezagsrelatie tussen man en vrouw. Maar in de gemeente mogen vrouwen en mannen dezelfde functies en ambten bekleden.

Evenals publicaties uit reformatorische kringen is dit boek geschreven vanuit eerbied voor de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord. Maar duidelijk is wel dat iedere bijbeluitlegger beïnvloed is door tradities en opvattingen van zijn eigen geloofsgemeenschap. We brengen in onze uitleg onze eigen achtergrond mee, onze eigen voorkeuren ook. Daarom is het belangrijk onze opvattingen bij het lezen van de Bijbel steeds weer te toetsen aan de Bijbel en er met anderen over te praten. We moeten vooral ook vragen om verlichting door de Heilige Geest. Alleen de Geest kan ons in de waarheid leiden en ons laten zien in hoeverre onze bijbeluitleg ook door verblinding wordt bepaald.

|117|

Noot

1. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Eva, EO-vrouwenmagazine, 2e jaargang nr. 11 (november 1998).

 

Personalia

Drs. Mieke Wilcke-van der Linden is neerlandica en is werkzaam als docent aan de Evangelische Hogeschool en aan de Gereformeerde Scholengemeenschap Guido de Brès, beide in Amersfoort.

|118|