Smit, S.

1. Vrouw en kerk. Werk aan de winkel?

1999

|11|

1. Vrouw en kerk. Werk aan de winkel?

door Saskia Smit

 

 

Els Barelds-Voorberg is getrouwd met Bert. Moeder van zes kinderen, variërend in leeftijd tussen de drie en negentien jaar. Zij is altijd heel actief in de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) geweest. Momenteel is zij voorzitter van het bestuur van een van de gereformeerde basisscholen. Zij heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt in haar denken over de positie van de vrouw in de kerk.

“Na mijn huwelijk vond ik het heel vanzelfsprekend met mijn werk als tandartsassitente te stoppen. Ik trouwde jong; twintig was ik. Het krijgen van kinderen, daar zag ik erg naar uit. Ik werd vrij snel zwanger en we waren heel gelukkig met onze oudste. Bert was erg druk met zijn werk en een studie ernaast. Ik had toen wel af en toe het gevoel: ‘Is dit het nou?’ Want het was een hele omschakeling om de hele dag met zo’n kleintje thuis te zitten. Maar daar praatte je niet echt over. Ik dacht dat het wel zou wennen. Ik ben toen nog een tijdje oproepkracht voor mijn oude baan geweest.”

“Maar al gauw kregen we meer kinderen. Onze oudste vier zijn vrij snel na elkaar geboren. Ik had het heel druk, met vier van die kleintjes. Ik zette me in voor de kerk. Ging veel op bezoek, en dan niet alleen bezoekjes voor de gezelligheid, maar ook gesprekken met mensen die diep in de problemen zaten. Later toen de kinderen naar school gingen, was ik ook daar actief. Eigenlijk hadden mijn bezigheden buitenshuis altijd iets met kerk of school te maken.”

“Ik werd door een fysiotherapeut gevraagd de administratie te doen. Toen moest ik wel even slikken, want ik dacht: ‘O help, dan word ik ook zo’n werkende moeder.’ Ik had geen positief beeld van werkende moeders. Het

|12|

leek mij heel slecht te combineren met ons gezin. Ik ben ook een type dat de dingen altijd heel intensief doet en dat kost me veel energie. Mijn beeld werd ook bepaald door het feit dat ik als een soort surrogaatmoeder door gezinnen in onze buurt werd gebruikt. De kinderen kwamen veel bij mij thuis met verhalen waarmee ze thuis niet terecht konden. Het waren echte sleutelkinderen. Ik ging ermee akkoord voor e kinderen, maar ik baalde enorm van die ouders. Ik sprak me tegenover hen alleen niet duidelijk uit. Dat zou ik nu anders doen.”

“In die tijd had ik het gevoel er alleen maar voor anderen te zijn. Het was alleen maar geven. En mijn omgeving was me dankbaar. Ik heb altijd moeilijk nee kunnen zeggen. Zeker als het om de kerk ging. Daar maakte ik tijd voor, want dan deed ik in ieder geval iets goeds. Dan was ik bezig in dienst van de Here.”

“Later kregen we ons vijfde kind. Daar waren we weer erg blij mee. Het gaf me ook een reden om thuis weer iets zinnigs om handen te hebben. Maar toen trad er wel een kentering op. Ik dacht: ‘Moet ik nu weer zo door?’ Dat ging ook niet. Ik wilde meer ruimte hebben voor mezelf. Er werd veel in mijn omgeving over werken buitenshuis gesproken. Ook op de vrouwencongressen waar ik naartoe ging. Ik voelde me in de verdediging gedrongen. Had het gevoel een uitzondering te zijn, door thuis te willen zijn. Ik had het idee dat het voor mensen wel gemakkelijk was te zeggen: ‘Ik werk buitenshuis, punt uit.’ Daar liep ik veel tegen aan toen ik mensen voor een commissie zocht. Maar dat gevoel is nu voorbij. Ik hoef me nu niet meer te verdedigen.”

“Nadat onze jongste geboren werd, ben ikzelf een tijd heel onrustig geweest. Ik vond dat ik een heel duidelijke keuze moest maken. Ik heb toen alle functies neergelegd en me helemaal op ons gezin geconcentreerd. Maar na negen maanden stortte ik in. Mijn huisarts zei: ‘Je moet een baan zoeken. Je bent zo gefixeerd op je kinderen, aan wie je alles geeft. Het kan heel goed zijn om eens uit je gezin te stappen.’ Dat heeft mijn beeld naar werkende vrouwen wel veranderd. Ik kan me nu beter voorstellen dat er vrouwen zijn, die ‘thuis zitten’ als een probleem ervaren. Nu heb ik het werk in het schoolbestuur opgepakt. Het is wel enorm organiseren om alles te combineren, maar ik vind het hartstikke leuk. Vooral omdat er weer die link is met gezin en kerk.”

“Ik heb het altijd moeilijk gevonden te zien waar mijn gaven liggen. Mijn zelfbeeld is niet zo positief. Bert heeft echt op me in moeten praten, om mij te laten zien waar ik goed in ben. Toch constateer ik achteraf, dat ik in

|13|

mijn functies vaak leiding heb gegeven. Voorzitter van dit en van dat. Kennelijk ligt daar een sterk punt van mij. Ik vind het heel belangrijk dat je in commissies ook een evenwichtige verhouding tussen mannen en vrouwen hebt. De praktijk leert dat dat het beste werkt. Ik heb er altijd moeite mee gehad, dat je ook in commissies veel mannen had, die weer naar de kerkenraad doorstroomden. Dan dacht ik wel eens: ‘Waarom niet meer vrouwen in die commissie, die kunnen dat toch zeker ook wel?’”

“Maar ik zie geen vrouwen in de kerkenraad. Dat is voor mij een vast gegeven. Er wordt veel over gesproken en geschreven. Als het zo is dat je met een andere exegese moet constateren dat we dat altijd verkeerd hebben gezien, dan moet je dat veranderen. Maar de publicaties tot nog toe hebben me niet overtuigd. Binnen ons gezin worden er door de kinderen vraagtekens gezet bij zaken die wij nog altijd aanvaarden. Zij zeggen: ‘Het staat er wel zo, maar het is zo niet bedoeld.’ Dat maakt me wel huiverig. Die tendens, dat er overal vraagtekens bij worden gezet. Als je dingen los laat, waar beland je dan?”

“Onze oudste twee dochters zijn nu zestien en veertien jaar oud. Ik kan niet meer alles aan hen overdragen zoals ik het zelf heb meegekregen. Dat geeft mij wel een gevoel van onzekerheid, want wat geven we ze dan wel mee? Onze oudste dochter denkt overal over na. Voor haar is niets meer vanzelfsprekend. Wij zeggen wel eens tegen haar: ‘Zo denken wij dat de Here het wil.’ Dan is haar antwoord: ‘Dat is uw mening, maar daar denk ik anders over.’ Moeilijk vind ik dat. Het is een andere tijd, en zij moeten hun eigen keuzes maken. Zij zullen dat anders doen dan wij. Maar het blijft moeilijk om te merken dat wij en onze kinderen over principiële dingen verschillend denken. Die twijfel van hen aan geloofszaken die voor ons vaststaan, is moeilijk te verteren. Dan liggen we af en toe ver uit elkaar. Maar gelukkig kunnen we er wel met elkaar over praten.”

“Ik heb wel begrip voor vrouwen die tegen de structuren in de kerk aanlopen en er hun ei niet kwijt kunnen. Vrouwen zijn tegenwoordig goed opgeleid, hebben zoveel in huis. Ze kunnen daar in de kerk juist veel mee doen. Maar in de kerk wordt te weinig met die gaven gedaan. Er is altijd een bepaalde groep die al het werk doet. Het zijn altijd dezelfde mensen. Dat is een cultuur die doorbroken moet worden. Dat moet van twee kanten. Mannen moeten zien dat vrouwen ook bepaalde dingen in de kerk kunnen doen. Daar is nu te weinig oog voor. En vrouwen moeten laten zien wat ze kunnen. Ze hebben in de kerk misschien een achterstandspositie en daar moet wel op gewezen worden.”

|14|

“Ik ben er een groot voorstander van de werkzaamheden binnen de gemeente een stuk losser van de kerkenraad te maken. Er zijn genoeg dingen te doen die niet per se door een ambtsdrager gedaan hoeven te worden. Als we als kerkleden eens wat eerder naar de gaven bij vrouwen op zoek gingen, zou er een wat evenwichtiger werkverdeling kunnen komen. Er ligt momenteel veel te veel werk bij de ambtsdragers. Daarvan zou heel veel bij vrouwen terecht kunnen komen. Maar dat moeten de mensen zelf eerst inzien. Aan het werk van een ambtsdrager wordt een meerwaarde toegekend die er eigenlijk helemaal niet hoeft te zijn.”

 

Marjan Haak-Griffioen is getrouwd met Joop. Ze heeft vijf kinderen tussen de 14 en 25 jaar. Is onlangs herkozen als Statenlid voor de provincie Utrecht. Is bezig aan haar derde periode als Statenlid. Is lid van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt). Altijd actief geweest in de kerkelijke gemeente. Is niet zo’n ‘bezoekerig type’. Was wel vaak presidente van de vrouwenvereniging.

“Ik heb me nooit erg in mijn recht aangetast gevoeld. Me niet onbehaaglijk gevoeld bij de manier waarop er tegen de werkzaamheden voor mannen en vrouwen aangekeken wordt. Maar het blijft wel een vreemde tegenstelling dat de taken van mannen en vrouwen zo gescheiden worden gehouden. Ik geloof alleen niet dat er sprake is van bewuste discriminatie. En de verklaring dat er sprake van machtsmisbruik is, zoals ik in het boek van Maarten Verkerk (Sekse als antwoord, s.s.) tegenkom, spreekt mij ook niet aan. Wat er volgens mij aan schort, is dat er geen visie is waarom het nodig is dat vrouwen actief zijn in de kerk en de maatschappij.”

“Dat kom ik ook bij het GPV tegen. Toen ik actief werd in die partij, werd er tegen me gezegd: ‘Wat leuk dat je meedoet, want we willen er graag meer vrouwen bij’. Maar waarom? Daar is geen antwoord op. Reacties die je dan kunt horen zijn meer in de trant van: ‘Het is gewoon een kwestie van recht hebben op’, ‘Dat kun je tegenwoordig toch niet meer maken’ en ‘Vrouwen pikken het niet meer’. Dat vind ik geen argumenten. Het wordt hoog tijd dat we daar een visie op ontwikkelen.”

“Ik lees in de Bijbel, dat er als het om de onderlinge verhoudingen gaat, altijd over gaven wordt gesproken. Goed naar elkaar en naar elkaars gaven kijken dus. Als alle gaven gebruikt worden, zie je pas het beeld van het lichaam van Christus. Het lichaam van Christus wordt compleet als mannen en vrouwen én jongeren en ouderen én mensen met een handicap en zonder handicap, samen functioneren.

En dan zal de mens als beeld van God ook steeds meer zichtbaar worden.

|15|

Vergaderingen met alleen mannen of alleen vrouwen of alleen jongeren zijn per definitie eenzijdig. Dat geldt natuurlijk ook voor de kerkenraad. Het elkaar aanvullen ontbreekt daar. Het is voor mij moeilijk te begrijpen hoe dit past in het beeld van het lichaam, maar ik kan ook niet om bepaalde teksten heen. Zeggen dat ze cultuur- of tijdbepaald zijn is toch wel erg gemakkelijk.”

“Ik heb er geen moeite mee dat alleen mannen ambtsdragers zijn en ook niet dat er dus alleen mannen in de kerkenraad zitten. Wel vind ik dat je het regelmatig aan de besluitvorming en de communicatie daarover kunt merken. Er wordt te weinig concreet over de praktische uitwerking nagedacht. Wat voor effect heeft dat besluit op de gemeente? Die vraag zouden kerkenraden zich vaker moeten stellen. Dat heeft te maken met het kunnen invoelen van bepaalde problematiek en dat is, generaliserend gesteld, niet het sterkte punt van mannen. Dat zie je ook in de aandacht die er voor de gevoelskant van het geloofsleven is. Daar wordt in heel formele teksten over gesproken. Men wil er wel ruimte aan geven, maar men heeft er geen gevoel voor. En dat komt volgens mij vooral doordat het gezelschap zo eenzijdig is samengesteld.”

“Ik vind het altijd zo vreemd, dat je van alle geboden in de Bijbel altijd wel aan anderen kunt uitleggen wat de zin ervan is. Waarom lukt dat dan niet met dat ene gebod, dat de vrouw in de gemeente moet zwijgen? Als God het zo bedoeld heeft, wil ik dat aanvaarden, maar ik snap de logica niet. Ik zie er ook de voordelen niet van.”

“De positie van de vrouw levert me dus wel de nodige hoofdbrekens op, maar ik raak er niet gefrustreerd door. Ik kijk maar naar de dingen die er wel gedaan kunnen worden en dat zijn er gelukkig ook veel. Ik zoek daarin gewoon mijn eigen weg en ik voel me er beter bij. Ik zie het ook niet als onwil van de mannen. Het gebeurt volgens mij niet bewust. Ook zij zoeken naar het antwoord op de vraag wat God van ons vraagt.”

“Natuurlijk heb je daarnaast wel met een sterk conservatisme te maken. Het is altijd zo geweest, dus... Men vraagt zich af hoe het kan dat wij nu opeens zouden zien hoe het wel moet met de vrouwen in de kerk. Daar kun je tegenin brengen dat het met de slavernij en de apartheid precies zo is gegaan. Met een beroep op de Bijbel is de slavernij eeuwenlang goedgekeurd. Het heeft tijden geduurd voordat werd ingezien dat slavernij eigenlijk heel onbijbels was. Het kan dus inderdaad lang duren voordat je tot een ander inzicht komt. De tijd dat de vrouwen rechteloos waren, ligt ook nog niet zo ver achter ons. Wij hadden juist op grond van de Bijbel beter

|16|

kunnen weten dan de ongelovigen om ons heen. Conservatisme belemmert je om te kijken naar wat Gods Woord nu echt zegt.”

“Een wens voor de toekomst? Die heeft niet direct betrekking op de positie van de vrouw in de kerk. Ik zou graag willen dat we het leven steeds meer als een geheel zullen zien. Daarvoor gelden geen belemmeringen, of je nu man bent of vrouw. We leven nu nog teveel temidden van de hokjes. Een stukje van ons leven is voor ons werk, een stukje voor ons gezin, voor de sport, voor de buurt, voor evangelisatie, noem maar op. We zetten regelmatig evangelisatieprojecten op en zijn dan weer teleurgesteld, omdat we er niet mee bereiken wat we graag willen. Dat heeft iets kunstmatigs. We zouden veel natuurlijker te werk kunnen gaan, door ons in te zetten voor allerlei activiteiten in onze directe omgeving. De bibliotheek, het wijkcentrum, de bewonersvereniging, de VVV. Dan kun je wat doen in je eigen buurt en wordt het veel gemakkelijker om een keer met iemand over dingen te praten die er werkelijk toe doen.”

“Ik zou aan zoiets graag willen meedoen. En dan je eigen kerkelijke gemeente als bron gebruiken. Zodat je het samen met anderen kunt doen en op elkaar terug kunt vallen. Het werk zou gesteund kunnen worden door de aandacht die een predikant er in zijn preken voor heeft. Op die manier kun je als gemeente je plek in de samenleving innemen en je geluid laten horen. Het heeft volgens mij meer effect als je dat op een natuurlijke manier doet. Niet door een marktkraam of huis-aan-huisevangelisatie, hoeveel respect ik ook heb voor de mensen die dat doen. Ik vraag me alleen af of de tijd al rijp is voor zo’n andere aanpak.”

 

Wim van Veelen is getrouwd met Susan. Hij is vader van vier kinderen tussen de 21 en 14 jaar. Maakte twee jaar geleden met zijn gezin de overstap van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) naar de Nederlands Gereformeerde Kerk. Werkt bij een verzekeringsmaatschappij als bedrijfsadviseur. Is actief binnen zijn kerkelijke gemeente.

“De positie van de vrouw binnen de kerk heeft me niet zo intensief bezig gehouden. Alhoewel ik er juist de laatste tijd wel meer oog voor heb gekregen. Binnen ons huwelijk is het nooit een veel besproken onderwerp geweest. Het was ook iets waarmee we beiden geen moeite hadden. Tegenwoordig kijk ik anders naar de invulling van de ambten en naar de zekerheden die vaak niet zo zeker zijn. Ik bedoel dan dat er in de Bijbel zeker regels en wetten staan waaraan wij ons moeten houden, maar we passen ze in de praktijk strakker toe dan nodig is.”

|17|

“Dat geldt ook, vind ik, voor de vraag waarom een vrouw geen ouderling zou mogen zijn. Ons beeld van de ambten is direct gekoppeld aan een man. Beide kerken, die waar ik lange tijd lid van ben geweest en de kerk waar ik nu lid van ben, vinden dat het zo moet. Maar zo klip en klaar is de Bijbel daarin toch niet. Voor die tijd kan die beperking zinvol en begrijpelijk zijn geweest, maar ik vraag me af of die beperking normatief moet zijn.”

“Het is duidelijk dat het verstandig is bepaalde structuren in een gemeente aan te brengen en verantwoordelijkheden te verdelen. Mijn ervaring is dat de ambten vrij sterk in het kader van ‘besluiten nemen’ vallen. Ik vind het van groot belang en in overeenstemming met de Bijbel, dat het ‘dienen’ centraal staat. Dat lees je vooral in het Nieuwe Testament. We hebben nog heel veel te leren om dienend met elkaar om te gaan. Daarin is Christus ons grote voorbeeld. Als dat de basis is voor je doen en laten, ontstaat er een andere manier van denken.”

“De kloof die ervaren wordt tussen de kerk en de samenleving heeft te maken met een angstvallige zekerheid. Die zekerheid is niet in Christus gelegen, maar in menselijke zekerheden en structuren. Dat er aandacht voor het bestaan van die kloof wordt gevraagd, vind ik prima. We moeten de menselijke regels leren onderscheiden van de bijbelse. Ik vind dat we de Bijbel in bepaalde zaken laten buikspreken. Dat geldt niet alleen voor de problematiek rond de positie van de vrouw in de kerk, maar ook voor bijvoorbeeld de erediensten.”

“Als je over de positie van de man en de vrouw in de kerk praat, heb je het toch gauw over macht en onmacht. Veel heftigheid in de discussie hierover is volgens mij te herleiden tot machtsmisbruik en het gevoel van onmacht dat dat tot gevolg heeft. Kort door de bocht geredeneerd, kun je zeggen dat mannen vaak hun macht gebruiken en daarbij hun dienende opdracht vergeten. Er is bewustwording bij mannen nodig voor de pijn die ze — vaak onbewust — hebben veroorzaakt door zich niet dienend op te stellen.”

 

Personalia

Saskia Smit werkt als journalist voor de omroep.

|18|