|9|

 

Toen ik onlangs M.H. een Roomsch scribent sprak, die zich bij mij aandiende als Katholiek, heb ik hem geantwoord, dat ook ik Katholiek was maar Gereformeerd Katholiek 1). Om het misbruik, dat de Roomsche Kerk van dit woord gemaakt had, moge Luther in zijn Catechismus het Katholiek door Christelijk hebben vervangen, onze Gereformeerden hebben in het Apostolisch Credo het sancta catholica ecclesia behouden en terecht. Christus zelf toch heeft tot zijne discipelen na zijne opstanding gezegd: gaat henen, onderwijst al de volken, hen doopende in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Het groote mysterie, zegt de Apostel Paulus, dat hem geopenbaard is, was dat de middelmuur des afscheidsels, die onder de oude bedeeling Israël en de volken gescheiden hield, nu onder de Nieuwe bedeeling was weggebroken (Ef. 2: 14), zoodat daarin noch Jood noch Griek, noch Scyth noch Barbaar is, daar ze allen één zijn in Christus (Rom. 10: 12, 1 Cor. 12: 13, Gal. 3: 28, Col. 3: 11). Wat Christus door Zijn Apostelen gesticht heeft is daarom niet een nationale Kerk geweest, maar een wereldkerk, die alle volken omvatten zou 2). Naar Gereformeerde opvatting moge de plaatselijke Kerk een zichtbare openbaring van Christus’ lichaam zijn en de aard der zaak moge het meebrengen, dat waar deze Kerken onderling in verband treden, ze dat in de eerste plaats doen met de Kerken tot hetzelfde volk behoorende, waardoor de nationale Kerk ontstaat, maar daarbij mag toch nooit vergeten worden, dat het σῶμα τοῦ χριστοῦ, het lichaam van Christus, wel vele leden heeft, maar één is over heel de wereld en deze eenheid eischt, dat ze dus ook als ecclesia universalis tot openbaring worde gebracht 3). En het is niet de minst groote verdienste van Augustinus geweest, dat hij tegenover het enghartig en sectarisch drijven der Donatisten, die geen andere Kerk wilden erkennen dan hun nationale

|10|

Afrikaansche Kerk, de Katholiciteit der Kerk met zooveel kracht heeft gehandhaafd.

Nu heeft de oude Christelijke Kerk, toen ze nog één en ongedeeld was, deze Katholiciteit der Kerk wel het sterkst tot uiting gebracht in haar oecumenische conciliën, die in de vierde en vijfde eeuw na Christus gehouden, de belijdenis der Christelijke Kerk tegen opkomende heresieën hebben vastgesteld en daardoor de eenheid der Kerk hebben bewaard. En al is, eerst door het schisma tusschen de Oostersche en Westersche Kerk, en daarna door de klove,  die de Reformatie sloeg in de Westersche Kerk, die eenheid wel voor goed gebroken, zoodat van zulk een oecumenisch Concilie van heel de Christelijke Kerk thans geen sprake meer zijn kan, het blijft toch een ernstige aanklacht tegen de Protestantsche Kerken, dat zij veel te veel zich genationaliseerd hebben en voor de handhaving van de Katholiciteit der Kerk zoo weinig hebben gevoeld en gedaan. In al onze Gereformeerde Kerkenordeningen wordt alleen van een Nationale Synode gesproken; slechts de Schotsche Kerk, het zij tot haar eere gezegd, maakt gewag in haar Second Book of Discipline van een nog meerdere vergadering, die alle naties omvat, representing the universall Kirk of Christ, welke in eigenlijken zin genoemd kan worden the generall Councelle of the heill (d.w.z. whole) Kirk of God 4). Toch heeft het in onze Gereformeerde Kerken niet aan pogingen ontbroken om deze Katholiciteit der Kerk door het houden van oecumenische Synodes tot uiting te brengen en zijn die pogingen ook niet geheel zonder resultaat gebleven. Het is daarop, dat ik in dit afscheidscollege, waarmede ik mijn arbeid aan onze Universiteit besluit, u wilde wijzen, al kan dit slechts, om de korte spanne tijds mij gegund, in vogelvlucht geschieden.

De eerste poging, waarop ik uw aandacht wilde vestigen, is uitgegaan van Thomas Cranmer, den vromen Aartsbisschop van Canterbury,  die terecht het gevaar inzag, dat de Protestantsche Kerken dreigde, nu de Roomsche Kerk op het Concilie van Trente tot nieuwe krachtsontwikkeling was gekomen en bezig was haar dogma’s vast te stellen, waardoor de eenheid in haar gelederen zou worden hersteld. De Protestantsche Kerken door haar onderlinge leergeschillen zoo hopeloos verdeeld, zouden daarentegen tot een spot van de wereld worden en de voortgang van den loop

|11|

van het Evangelie, zou daardoor worden belemmerd. Hij wilde daarom, dat er een Synode zou gehouden worden, waaraan de vroomste en knapste geleerden uit de Evangelische Kerken in Duitschland, Frankrijk en Zwitserland zouden deelnemen, om gezamenlijk één Confessie op te stellen, aan Gods Woord ontleend, waarin niet alleen de Roomsche dwalingen zouden veroordeeld worden, maar een uiteenzetting zou worden gegeven van de hoofdstukken der religie, zooals de Protestantsche Kerk deze op grond van Gods Woord beleed. Men zou vrijelijk disputeeren over de controverse punten, zooals over het Sacrament van het H. Avondmaal, om naar den regel der Schrift tot overeenstemming te komen niet alleen wat de zaken betreft, maar ook wat de woorden en formuleering aangaat, om dan allen deze Confessie te onderteekenen. De meest veilige en geschikte plaats daartoe zou Engeland zijn en de jonge Koning Eduard had met hartelijke sympathie zijn toestemming gegeven 5).

Naar het schijnt heeft Cramner reeds in 1548 van dit voornemen aan Melanchthon mededeeling laten doen door den zoon van Iustus Ionas, die toen Engelang bezocht. Melanchthon heeft daarop 1 Mei 1548 aan Cranmer geantwoord en met dit plan zijn hartelijke instemming betuigd 6). „Er is niets van meer gewicht en noodzakelijkheid dan zulk een samenspreking,  schrijft hij, en hoe langer ik er over denk, hoe meer ik wensch en u aanspoor om zulk een Confessie uit te geven, die de heele leer omvat, na het oordeel van geleerde mannen saamgebracht en met elkaar vereenigd te hebben, die ze dan met hun namen onderteekenen, opdat bij alle volken een illuster getuigenis besta van de leer door gewichtige autoriteit vastgesteld en opdat de nakomelingschap een geloofsregel hebbe om te volgen. Deze Confessie zou niet veel behoeven te verschillen van onze Augsburgsche Confessie, maar wel zou ik willen, dat enkele artikelen nader uitgelegd werden, opdat dubbelzinnigheden daarna geen oorzaak konden geven tot nieuwe geschillen. Het is beter in de Kerk een ding bij zijn juisten naam te noemen dan aan de nakomelingen ambiguë uitdrukkingen te geven, 7) die straks weer een twistappel werpen op de tafel der godinnen, gelijk de fabel zegt. Het Concilie van Trente maakt zulke sluw uitgedachte decreten om door dubbelzinnige gezegden zijn dwalingen

|12|

te beschermen, maar deze sophistische manier van handelen behoort ver van de Kerk te zijn. Indien in Duitschland er een oprechte overeenstemming ware geweest, zouden we niet in zooveel ellende zijn vervallen. Ik vermaan u daarom te meer, dat gij deze zorg op u neemt, opdat het belang der Kerken op ware wijze wordt behartigd. Indien ge mijn raad en toestemming zult vragen, dan zal ik bereidwillig èn andere geleerde mannen hooren en op mijn beurt mijn gevoelen zeggen en de redenen daarvoor aantoonen, wat sommige dingen aangaat anderen overtuigende, wat andere dingen aangaat zelf overtuigd wordende, zooals in een samenspreking onder geloovigen betaamt. Want de waarheid, Gods eer en het heil der Kerk moeten altoos de overwinning behalen, niet eenig privaat gevoelen” 8).

Het heeft echter tot 1552 geduurd voor Cranmer tot de uitvoering van dit plan is overgegaan 9). In Maart van dit jaar schreef hij brieven aan de voornaamste leiders der Protestantsche Kerken Melanchthon, Bullinger en Calvijn om hun dit plan voor te leggen en ze te verzoeken onderling met elkaar te raadplegen, op welke wijze zulk een Synode op de geschiktste manier zou samenkomen 10). Het antwoord, dat Melanchthon en Bullinger gaven is niet bewaard, maar wel dat van Calvijn. Na zijn hartelijke instemming met dit plan van Cranmer betuigd te hebben, gaat hij dan aldus voort: „onder de ergste misstanden van onze eeuw is het te rekenen, dat de Kerken zoo vaneen gereten zijn, dat de heilige gemeenschap van Christus’ leden, die toch allen met den mond belijden, door slechts weinigen met de daad oprecht wordt betracht. Het is daaraan te wijten, dat aangezien de leden verdeeld zijn, het lichaam der Kerk als uiteengescheurd daar nederligt. Wat mij aangaat, indien mijn hulp van eenig nut zou schijnen, dan zou het met niet zwaar vallen als het moest zelf tien zeeën te doorvaren. Waar het gaat om zoo’n gewichtige zaak als de overeenstemming van geleerde mannen naar den regel der Schrift op rechte wijze saamgesteld, waardoor de Kerken, die nu zoo ver van elkaar verwijderd zijn, onderling zouden saam groeien en vereenigd worden, zou ik het ongeoorloofd achten daarvoor enigen arbeid of moeite te ontzien”. Hij hoopte echter, dat men om zijn zwakke gezondheid hem zou sparen. „Ik zal mijn plicht vervuld hebben, wanneer ik met mijn goede wenschen volg hetgeen door anderen zal ondernomen

|13|

worden.” Aan het slot vermaant ja bezweert hij den Aarts-bisschop, waar de zwarigheid der zaak door dezen zelf wel gevoeld wordt, toch den moed niet op te geven maar op den ingeslagen weg voort te gaan, totdat hij althans eenig resultaat zou bereikt hebben, ook al zou niet alles hem naar wensch gelukken 11).

Was het plan van Cranmer doorgegaan, de eenheid der Protestantsche Kerken, waarvoor niemand meer dan Calvijn geijverd heeft, zou willicht nog  gered zijn. Maar ook hier geldt het woord van den Säckinger Trompeter: Behüet dich Gott, es wär zu schön gewesen, behüet dich Gott, es hat nicht sollen sein. Reeds in October daarop moest Cranmer aan Calvijn melden,dat Melanchthon hem zelfs niet geantwoord had en Bullinger hem had geschreven, dat noch Melanchthon noch hij hun Kerken verlaten konden, nu Duitschland door den oorlog geteisterd werd 12). Het scheen hem daarom beter de zaak òf geheel op te geven òf uit te stellen tot een meer geschikten tijd. Hij zou intusschen zorg dragen om de reformatie der Engelsche Kerk door te zetten en zich moeite geven, dat de leer dezer Kerk naar den regel van Gods heilig Woord werd verbeterd. Dit laatste heeft Cranmer nog gedaan, toen hij met behulp van de buitenlandsche Gereformeerde theologen die in Engeland toefden, de Engelsche Geloofsbelijdenis opstelde, de bekende 39 Artikelen, die, al sloten ze zich nauw bij de Augsburgsche Confessie aan, toch in het stuk van het Avondmaal beslist Calvinist waren. Van een Generaal Concilie kwam echter niets. Een jaar later stierf Koning Eduard en werd opgevolgd door de bloedige Maria, die de Engelsche Kerk weer Roomsch maakte en Cramner als martelaar voor het Evangelie den brandstapel bestijgen deed.

Is deze eerste poging door Cranmer beproefd dus mislukt, meer succes heeft een tweede poging gehad, die evenzeer van Engeland uitging, doch ditmaal niet van een Engelschen bisschop maar van Engelands Koninging Elisabeth. Het doel was thans echter niet zoozeer om Lutherschen en Gereformeerden te vereenigen dan wel om het gevaar af te wenden, dat de Gereformeerden in Duitschland juist van Luthersche zijde bedreigde. De toestand was dan ook sinds Cranmer zijn poging tot unificatie der Protestanten deed, geheel veranderd. Melanchthon, die na Luthers dood aan het hoofd der Duitsche Kerk stond en de eenige was, die bij kloeker optreden, de geslagen breuk had

|14|

kunnen heelen, was gestorven, evenals Calvijn. De simiae Lutheri, de apen van Luther, zooals Calvijn ze noemde, hadden vrij spel gekregen. Met steeds wassend ongenoegen zagen ze, hoe het Calvinisme in Duitschland veld won en de eene landstreek na de andere veroverde, terwijl zij zelf door onderlinge twisten over de leer hopeloos verdeeld waren 13). De Augsburgse Confessie, waarop de religievrede in Duitschland rustte, bood volgens hen tegen dit Calvinisme geen voldoenden tegenweer, omdat de Gereformeerden, evenals Calvijn zelf, geen bezwaar hadden deze Confessie te onderteekenen, mits in Melanchthons zin opgevat. Vandaar dat de voornaamste Luthersche Theologen in 1577 ter aanvulling van de Augsburgsche Confessie een nieuwe geloofsbelijdenis hadden opgesteld, het zoogenaamde Bergsche boek of Formula Concordiae, dat dienen moest om aan de onderlinge leergeschillen een einde te maken, maar tevens om door de symbolische fixeering van de ubiquiteitsleer (de leer van de alomtegenwoordigheid van Christus’ lichaam) en door de veroordeeling van hen, die anders leerden, de breuke met het Calvinisme onherstelbaar te maken. En waar deze Luthersche zeloten nu alles in het werk stelden, om de Luthersche vorsten en steden te bewegen deze Formula Concordiae als geloofssymbool voor heel de Duitsche Kerk aan te nemen en naar den regel: cuius regio illius religio hun onderdanen te verplichten op straffe van verbanning daarmede in te stemmen, daar dreigde het gevaar niet alleen, dat de Gereformeerden in Duitschland met geweld zouden onderdrukt worden 14), maar ook dat de band, die dusver de Protestantsche vorsten in Duitschland met de andere Protestantsche vorsten in Europa verbond, zou verbroken worden. Koningin Elisabeth, die er op uit was, om tegenover de weer wassende macht van Rome alle Protesantsche vorsten en landen in één bondgenootschap te vereenigen, zag dit gevaar zeer wel in. Terwijl ze bovendien persoonlijk bitter verontwaardigd was, dat de Lutherschen haar en haar geloofsgenooten als ketters verdoemden 15). Ze zond daarom Philip Sidney en andere gezanten naar Duitschland om de Vorsten dringend te verzoeken deze Formula Concordiae niet aan te nemen maar liever met haar een bondgenootschap tegen Rome te sluiten, terwijl dan op een Concilie van alle Evangelischen, door de Vorsten saam te roepen, over de onderlinge geschillen kon gehandeld worden, om tot

|15|

overeenstemming te komen 16). Bij de Luthersche vorsten vonden deze voorstellen echter weinig gehoor; beleefd maar beslist werden ze afgewezen. Maar de Paltsgraaf, Johan Casimir, de ijverige voorvechter der Calvinisten, besloot in overleg met Philip Sidney een uitnoodiging te zenden aan de Vorsten en Gereformeerde Kerken in Engeland, Frankrijk, Zwitserland, Nederland, Polen, Hongarije en Boheme om afgevaardigden te zenden naar een Convent, dat 26 September 1577 te Frankfort zou gehouden worden, ten einde saam te beraadslagen, wat men doen kon om het gevaar, dat van de Formula Concordiae dreigde, af te wenden en de eenheid der Gereformeerde Kerken in haar belijdenis daartegenover te doen uitkomen. Behalve de Boheemse en Zwitsersche Kerken, die zich per brief verontschuldigden, dat ze verhinderd waren, waarbij de Boheemse Kerk verklaarde alles goed te keuren, wat tot bevestiging der kerkelijke eenheid dienen kon 17), hebben alle Vorsten en Kerken aan die uitnoodiging voldaan. Het was dan ook een illuster gezelschap, dat de Frankfort saam kwam, beroemde staatsmannen en theologen van naam. Koninging Elisabeth van Engeland zond Daniël Roger en Hubert Languet; Hendrik IV, Koning van Navarre, François de la Personne, vicomte d’Argentin; de Fransche Kerken waren vertegenwoordigd door Louis Capellus en Jacques Coëtius; de Hongaarsche Kerk door Jacobus Praetorius, de Poolsche door Christoffel Threcius, de Nederlandsche door Johannes Junius, terwijl de Paltsgraaf zijn raadsheer Wenceslaus Zuleger zond benevens de theologen Hieronymus Zanchius, Daniel Tossanus, Copius en Petrus Dathenus, die toen bij den Paltsgraaf in dienst was 18). Al ontbraken verschillende Gereformeerde Kerken, toch heeft F.W. Cuno niet geheel ongelijk, wanneer hij zegt, dat dit Frankforter Convent beschouwd kan worden als een Generale Synode der Gereformeerden in Europa 19).

Op den vastgestelden datum kwamen de afgevaardigden te Frankfort saam, waarna de raadsheer Zuleger namens den Paltsgraaf de vergadering opende en drie vragen aan de orde stelde: 1e. hoe men de veroordeeling der Gereformeerden door de Ubiquitisten met hun Formula Concordiae het best verhinderen kon; 2e. of men niet een gemeenschappelijke Confessie voor alle Gereformeerde Kerken zou opstellen en hoe die Confessie zou ingericht worden en 3e. aan wie de opdracht zou gegeven worden

|16|

om deze Confessie op te stellen en hoe ze daarna aan de Kerken meegedeeld en door haar goedgekeurd zou worden.

Het Convent, dat slechts twee dagen duurde, besloot, wat den eersten voorslag betreft, namens de Gereformeerde Kerken een smeekbrief te zenden aan alle Evangelische vorsten in Duitschland om aan hen dringend te vragen de Formula Concordiae niet aan te nemen maar een generaal Concilie saam te roepen van Luthersche en Gereformeerde Theologen om over de onderlinge geschillen uitspraak te doen en de Gereformeerden althans niet onverhoord als ketters te veroordeelen, wat tegen alle Goddelijk en menschelijk recht was. Zelfs besloot het Convent een afgevaardigde te benoemen, den Nederlander Paulus Knibbius om met den Engelschen gezant Belus  de Vorsten te bezoeken en dit smeekschrift te overhandigen en te ondersteunen 20).

Wat de gemeenschappelijke Confessie betreft, bleek er meer verschil van gevoelen te bestaan, of zulk een Confessie wel gewenscht was 21), maar ten slotte werd het voorstel toch aangenomen en aan Ursinus de opdracht gegeven haar op te stellen met hulp van Zanchius, terwijl men de Koningin van Engeland verzoeken zou daaraan nog een Engelschen theoloog toe te voegen 22). Het Concept zou dan gezonden worden aan Gualther te Zurich en aan Beza te Genève om door hen zoo noodig verbeterd te worden. Daarna zou het aan alle Gereformeerde Kerken in Europa toegezonden worden ook aan die, welke op het Convent niet vertegenwoordigd waren, zooals verschillende Zwitsersche en Duitsche Kerken en aan de Kerk van Schotland 23). En al deze Gereformeerde Kerken zouden dan uitgenoodigd worden om afgevaardigden met voldoende volmacht voorzien te zenden naar een nieuwe samenkomst, die een jaar later, 18 Augustus 1578, weder te Frankfort zou gehouden worden om in gemeen overleg deze Confessie goed te keuren, waardoor ze dan de gemeenschappelijke Confessie van alle Gereformeerde Kerken zou zijn en voor tijdgenooten en nageslacht getuigenis zou afleggen van hare onderlinge overeenstemming in de leer.

Wat de wijze van samenstelling dezer Confessie betreft, ging het Convent niet in op het voorstel van enkelen om de Augsburgsche Confessie ten grondslag te leggen omdat deze gebrekkig was en te weinig orde had. Men zou, evenals in de Fransche Confessie, de dogmatische orde volgen, beginnen met de

|17|

Canonieke boeken der Schrift en vervolgens over de verschillende loci: God, Schepping, Voorzienigheid enz handelen. Wel zou men echter alles vermijden, waardoor de aanhangers van de Augsburgsche Confessie, die haar zuiver beleden, verbitterd en nog meer van onze Kerken vervreemd zouden worden; zoover dit geschieden kon met behoud der waarheid (salva veritate) moesten ze tot verzoening worden opgewekt. Ook werd besloten, dat men in de Confessie geen scholastieke termen zou gebruiken maar zich zooveel mogelijk zou houden aan de phraseologie der Schrift; voorts dat men de Confessie zoo noodig met bewijsplaatsen uit de Kerkvaders zou bevestigen en eindelijk dat men de ketterijen, ook de hedendaagsche zou veroordeelen 24).

Daar Ursinus wegens krankheid en ouderdomsgebreken zich verontschuldigde, viel de taak om deze Confessie op te stellen alleen aan Zanchius ten deel, die haar dan ook volbracht heeft, al duurde het tot 1580, eer hij daarmede gereed was. Hij stelde een zeer uitvoerige Confessie op, die veel meer het karakter droeg van een Compendium der Dogmatiek dan van een belijdenisschrift 25). Maar nu kwamen de bezwaren los. Vooral de Zwitsers waren met heel dit plan van een algemeene Confessie en van een generale Synode, die haar vaststellen zou, weinig ingenomen. Ze vonden, dat de Helvetica posterior door Bullinger opgesteld, door den Paltsgraaf Frederik met zijn goedkeuring in druk gegeven en waarmee de Kerken van Genève, van Neuchatel, van Graubunderland, van Frankrijk, van Schotland, van Polen en Hongarije hare instemming hadden betuigd, voldoende was om de eenheid in de leer der Gereformeerde Kerken te doen uitkomen. Ze waren bevreesd, dat in deze nieuwe Confessie toch weer woorden zouden gebruikt worden als substantialiter en realiter om de werkelijke gemeenschap met Christus’ lichaam bij het Avondmaal uit te drukken, ten einde de tegenstanders tevreden te stellen, die tot nieuwen strijd aanleiding zouden geven. Het houden van zulk een oecumenische Synode achtten ze in dezen tijd ook nauwelijks mogelijk en zelfs al kwam zulk een Concilie bijeen en al keurden de afgevaardigden de Confessie goed, dan was het nog de vraag, of zoowel de Kerken zelf als de Magistraten zulk een Confessie sanctionneeren zouden 26). Ook te Genève, al keurde Beza het concept van Zanchius wel goed, achtte men toch, dat het veel te lang was en te uitgebreid, terwijl men ook

|18|

bezwaar had, tegen wat Zanchius aan ’t slot van zijn Confessie gezegd had over het bisschoppelijk regiment, de successie der bisschoppen en hun macht. Al drukte hij zich wel voorzichtig uit, evenals Calvijn in zijn Institutie, hij wees er toch op, dat het bisschopsambt geen grond had in de Schrift, dat er gevaren aan verbonden waren en men ’t best deed zich aan de ambten in de Schrift te houden 27). In Engeland, zoo oordeelde men te Genève, zou men daaraan aanstoot nemen.

Zoo kwam van dit plan om een gemeenschappelijke Confessie op te stellen niets te recht en bleef nu, zooals van zelf spreekt, ook de tweede samenkomst te Frankfort, die nog veel meer dan de vorige het karakter van een oecumenisch Concilie der Gereformeerde Kerken zou gedragen hebben, achterwege 28).

Toch is het Frankforter Convent daarom niet zonder vrucht gebleven. Te Genève was, in overleg met de Fransche broeders, een ander plan opgekomen, om de eenheid der Gereformeerde Kerken wat de leer betreft, in het licht te stellen. In plaats van een nieuwe Confessie, die voor alle Gereformeerde Kerken gelden zou, zou men een Harmonia Confessionum saam stellen, waarin de verschillende Confessies, zonder daarin ook maar één enkel woord te veranderen, opgenomen zouden worden, gerangschikt naar de loci der Dogmatiek, waardoor de onderlinge overeenstemming nog treffender in het licht zou treden, terwijl een korte verklaring aan het slot zou gegeven worden van enkele uitdrukkingen om den schijn van onderling verschil uit den weg te nemen 29). Dit plan vond hartelijke instemming niet alleen bij den Paltsgraaf en de theologen te Neustad maar ook bij de Zurichers 30). De taak om deze Harmonia Confessionum op te stellen en uit te geven werd door de Geneefsche predikanten opgedragen aan den Franschen predikant Jean François Salvard, die in Genève vertoefde, terwijl als hulp hem werden toegevoegd Beza, Chandieu en Danaeus 31).

Zoo verscheen in 1581 de eerste uitgave bij den drukker Petrus Santradreanus onder den titel Harmonia Confessium Fidei Orthodoxarum et Reformatarum Ecclesiarum, quae in praecipuis quibusque Europae Regnis, Nationibus et Provinciis, sacram Euangelii doctrinam purè profitentur 32). De Helvetica posterior kreeg, naar den wensch der Zurichers, de eerste plaats; daarna volgden de Helvetica prior of de Bazelsche Confessie, de

|19|

Boheemsche, de Fransche, de Engelsche en de Nederlandsche Confessie, terwijl daaraan nog toegevoegd werden de Augsburgsche Confessie, de Saksische, de Wurtembergsche en de Zwabische, om daarmede de overeenstemming te laten zien met de symbolen der Luthersche Kerk, welke daarmede dus erkend werd als een orthodoxse kerk, die het Evangelie nog zuiver in deze Confessies beleed 33). In de latere uitgaven van 1612 en 1652 werd het aantal daarin opgenomen Confessies nog belangrijk uitgebreid, zelfs met de Confessie van Cyrillus, den patriarch der Grieksche Kerk te Constantinopel, die met de Gereformeerden in contact stond 34) In plaats van echter, zoals dit in de eerste uitgave geschiedde, den inhoud der Confessies naar de loci communes der Dogmatiek te verdeelen, werden ze in deze latere uitgaven in haar geheel achter elkaar afgedrukt 35). Vooral is echter van beteekenis, dat in deze nieuwe uitgave een belangrijke aanvulling werd aangebracht. Voorop gaat thans als grondslag het oecumenische symbool, het symbolum Apostolicum; daarna volgen de confessies der Gereformeerde en Luthersche Kerken en aan het slot komt nu een geheel boek, waarin met bewijsplaatsen uit de Schrift de juistheid van hetgeen in deze confessies geleerd werd, werd aangetoond en met citaten uit de oecumenische concilies en de Kerkvaders de Consensus Catholicus met de oude Christelijke Kerk, toen deze nog zuiver was, werd bewezen 36). Al heeft deze Harmonia Confessionum geen officieel kerkelijk gezag gekregen, zooals een gemeenschappelijke Confessie door een oecumenisch Concilie der Gereformeerde Kerken vastgesteld zou gehad hebben, ze kan toch dankbaar worden aanvaard als kostbaarste vrucht van het Frankforter Convent. En ze kan te meer gewaardeerd worden, omdat ze niet alleen de eenheid in belijdenis bij verscheidenheid van Confessie onder de Gereformeerde Kerken deed zien, maar omdat ze tegelijk een breed echt Katholiek standpunt innam door ook de oorspronkelijke Luthersche symbolen in haar Harmonia een plaats te geven. Van een enghartig Confessionalisme, zooals bij de drijvers der Formula Concordiae, die de Calvinisten verdoemden, is bij deze Harmonia Confessionum der Gereformeerden geen sprake. Al stelt de Harmonia Confessionum de Gereformeerde Confessies als de zuiverste en volledigste voorop, ze slaat toch haar vleugelen breed uit, want ze omvat in haar Harmonia ook de Protestantsche zusterkerken, wier symbolen ze

|20|

neemt en strekt dit zelfs uit tot de Grieksche Kerk, waar er hoop op toenadering met deze Kerk bestond. En tegelijk toont ze, hoe vast haar fundament gelegd is in de Schrift en hoe ze zich één voelt met heel de oude Christelijke Kerk door haar concilies en kerkvaders vertegenwoordigd.

Een derde poging om tot een oecumenische Synode te komen, die een generale Confessie zou opstellen voor de Gereformeerde Kerken, is uitgegaan van den Franschen predikant Du Moulin te Parijs, die daarbij krachtige steun vond niet alleen in Frankrijk zelf bij den bekenden Hugenootschen Staatsman Duplessis Mornay maar niet minder bij Engeland’s Koning met wien Du Moulin bevriend was, en die dit plan gunstig gezind was 37). Op de Synode te Tonneins in 1614 gehouden is dit plan voor het eerst officieel aan de orde gesteld 38). „Verschillende hooggeplaatste personen zoowel in als buiten het rijk, zoo melden de acta, zochten naar middelen om alle orthodoxe Kerken van Frankrijk, Engeland, Nederland, Zwitserland, Genève en andere op de gemakkelijkste en veiligste wijze een generale samenkomst te doen houden van afgevaardigden, die daarheen afgezonden zouden worden, om tot volkomen overeenstemming in de leer en tot een sterke eenheid onder elkander te komen, wat te beter kon geschieden, omdat de Koning van Engeland daartoe genegen was. De Synode besloot degenen, die daaraan werkten, te danken en te verzoeken daarmee voort te gaan; intusschen zouden alle Provinciale Synodes aan bekwame mannen dit plan meedeelen om het uit te werken ten einde op de volgende Synode daarover nader te handelen. Op deze volgende Synode te Vitré in 1617 gehouden, bleek echter, dat deze mannen nog niet gereed gekomen waren en benoemde de Synode daarom zelf vier predikanten om daaraan te werken, Rivet, Chauvé, Chamier en Du Moulin, die te Saumur zouden samenkomen en overleg plegen met Du Plessis Mornay en de predikanten en professoren in de Theologie aldaar 39).

Al is van dit Fransche plan niets gekomen, omdat eer de volgende Synode te Alais in 1620 samenkwam, zulk een Generale Synode al was saamgeroepen door de Generale Staten te Dordt, toch loont het de moeite op dit plan, zooals het nader door Du Moulin was uitgewerkt en toegezonden aan de Provinciale Synode van Isle de France in 1615, de aandacht te vestigen,

|21|

omdat het op de Synode van Dordt, zij het achter de schermen, een zekere rol gespeeld heeft. Al zou het te veel gevergd zijn dit uitvoerige plan in al zijn onderdeelen weer te geven, op de hoofdpunten mag ik u wel wijzen 39). Als fundamenteel princiep werd vooropgesteld, dat het een vroom en noodzakelijk werk was om te komen tot een union et bon accord entre les Eglises, maar dat dit niet geschieden kon zonder hulp en leiding van de Protestantsche Vorsten, vooral van Jacobus den Koning van Engeland, den machtigste onder hen. De Koning van Engeland, de Kerken van Frankrijk, Nederland en Zwitserland zouden naar dit Concilie elk twee afgevaardigden zenden, de Duitsche vorsten elk een of twee. Als meest geschikte plaats van samenkomst werd Zeeland aangewezen 40), dat als ’t ware de deur voor Engeland is en voor de Duitschers het makkelijkst was te bereiken. De afgevaardigden moesten niet beginnen met te disputeeren van de religie, want dat verhitte de geesten maar en dan wilde niemand kamp geven 41). Beter was, dat men de Confessies van Engeland, Schotland, Frankrijk, Nederland, Zwitserland, de Palts enz. op tafel legde en dan daaruit één Confessie samenstelde. Men moest echter niet in subtiele materies treden; de Confessie moest alleen bevatten wat noodig is tot zaligheid der ziel en tot eere Gods. Was de Confessie gereed dan moesten niet alleen de afgevaardigden haar onderteekenen, maar ook de Vorsten en de Nationale Synodes; en daarbij moest bepaald worden, dat wanneer er in een dezer landen verschil van gevoelen rees men niet zou beslissen en noch minder nieuwigheden invoeren zonder algemeene toestemming van hen, die het Akkoord geteekend hadden. Daar de Gereformeerde Kerken in de fundamenteele Geloofsartikelen het eens zijn, zou het opstellen van zulk een Confessie geen bezwaar opleveren. De geschillen tusschen haar raakten alleen enkele cermoniën en de Kerkregeering. Men zou daarom aan de Confessie een verklaring toevoegen, dat men elkaar op deze punten niet veroordeelde en dat dit ook geen hinderpaal mocht zijn voor de eenheid. Nonobstant on s’embrasserait de coeur et d’affection comme des croyans fidèles et membres unis d’un même corps. Na afloop van de Synode zou men saam Avondmaal houden als un gage de leur union, waarbij de predikanten der eene Kerk aan de anderen de teekenen van brood en wijn zouden toereiken. Zulke

|22|

samenkomsten zouden elk jaar op dezelfde plaats gehouden worden, om de eenheid te bewaren. In dien tusschentijd zouden de Koning van Engeland en de Prinsen van onze Confessie verzoeken, dat de Luthersche vorsten en Kerken enkelen van hun doctoren en predikanten naar de volgende Synode zouden zenden, om te trachten met hen saam te werken ten einde tot vereeniging onderling te komen. Op welke wijze dit zou kunnen geschieden werd dan uitvoerig aangegeven. Lukte het tot die eenheid te geraken, dan zouden de namen Luthersch en Calvinistisch wegvallen en men alleen hebben Eglises Chrétiennes Reformées. En als God dit zoo heilige werk aldus gezegend had, dan zou het tijd zijn om ook de Kerk van Rome uit te noodigen zich met ons te verzoenen, al was er weinig kans op, dat dit slagen zou, omdat de Paus geen Synode wilde, dan waar hij zelf presideerde.

Hoe goed dit plan ook bedoeld was en al getuigde het van warme liefde voor het herstel van de eenheid der Christelijke Kerk, Hales, de Engelse afgevaardigde op de Synode van Dordt had toch geen ongelijk, toen hij bij het hooren van dit plan zei, dat de Fransche vernuften wel zeer actief en productief zijn in het maken van plannen, maar al te veel inbeelding hebben wat de uitvoerbaarheid dier plannen aangaat 42). Niet alleen dat aan Du Moulin de realiteitszin ontbrak, maar hij was ook om die eenheid te bereiken bereid te veel concessies te doen.

Du Moulin had zeker weinig voorzien, toen hij voor zulk een internationale Synode Zeeland als de meest geschikte plaats aanwees, dat vier jaar later metterdaad zulk een internationale samenkomst van de Gereformeerde Kerken wel niet in Zeeland maar dan toch in ons Vaderland, zou gehouden worden, welke op last van de Generale Staten en van Prins Maurits 13 September 1618 te Dordrecht samenkwam. Het is de vierde, de meest succesvolle maar helaas ook de laatste poging geweest van Gereformeerde zijde om het Katholiek karakter onzer Gereformeerde Kerken tot openbaring te brengen door het houden van zulk een oecumenische Synode, waarop ik ten slotte u wijzen wilde, al zal ik, waar de geschiedenis van de Dordtsche Synode bekend genoeg is, dit slechts in korte trekken doen.

Het plan om met het oog op den ernst der leergeschillen, die de Kerken in ons vaderland beroerden, een Synode te houden, waarbij ook met de buitenlandsche Kerken zou geraadpleegd

|23|

worden, is reeds ter sprake gekomen toen de Generale Staten in 1607 hun voorlopige toestemming tot het houden eener Synode hadden gegeven en een conferentie hadden gehouden met de voornaamste kerkelijke leiders uit Amsterdam, dat als roepende Kerk door de Synode van ’s-Gravenhage was aangewezen om over de voorbereiding der Synode te spreken. Op de Noord-Hollandsche Synode 1607 te Amsterdam gehouden werden nu namens de Generale Staten verschillende vragen gesteld waaronder ook deze, of tot de Synode ook eenige andere Kerken zouden beschreven worden als die, welke wonen onder het gebied van de Staten Generaal. De Synode van Amsterdam beantwoordde die vraag in bevestigenden zin door te verzoeken, dat de Nederlandsche Kerken, die buitenslands zijn zoo onder het kruis als anderszins, zouden mogen beschreven worden, wat vermoedelijk de bedoeling was van de vraag der Generale Staten, die met de saamroeping zich hadden belast, maar de Synode voegde er daarna nadrukkelijk den wensch aan toe, dat niet alleen deze Nederlandsche Kerken in het buitenland, maar ook de Kerken van andere taal in Duitschland en Frankrijk van het houden der Synode zouden geadverteerd worden om correspondentie en eenigheid in de leer met haar te houden, waarin van zelf lag opgesloten, dat ook deze Kerken afgevaardigden zouden zenden 43). Vooral de Staten van Holland hebben het saamroepen van zulk een nationale Synode belet, omdat ze zeer wel inzagen, dat door zulk een Nationale Synode, waar alle provincies vertegenwoordigd waren, de Remonstranten zouden veroordeeld worden. De ééne provincie zou dan, zoo beweerden ze, overheerscht worden door de andere provinciën, wat aan hun souvereiniteit zou te kort doen. Ze kwamen daarom met een dubbelen voorslag: òf dat een provinciale Synode in Holland door hen zou saamgeroepen worden tot accommodement van de gerezen geschillen òf dat de beslissing zou worden verwezen naar een Generale of oecumenische Synode, zooals Koning Jacobus had voorgesteld, want van zulk een Generale Synode zou zeker geen scherpe decisie te wachten zijn 44). Men verwees daarbij ook naar Du Moulin’s plan, dat in Holland bekend was geworden en grooten bijval bij de Staten had gevonden, omdat ook Du Moulin had verklaard, dat men op zulk een oecumenische Synode niet disputeeren moest over subtiele vragen als vrije wil, praedestinatie,

|24|

volharding der heiligen welke Arminius aan de orde had gesteld, maar een algemeene Confessie zou opstellen, waarin alleen stond wat noodig was te gelooven om zalig te worden 45). Het is wel te begrijpen, dat nu de stukken zóó op het kerkelijk schaakbord kwamen te staan, de woordvoerders der gereformeerden in de Staten, d.w.z. de burgemeesters van Amsterdam noch van zulk een Provinciale Synode, die beslissen zou, noch van het verschuiven der beslissing naar een Generale Synode van alle Gereformeerde Kerken weten wilden, omdat dit laatste volgens hen een uitstel zou zijn ad calendas Graecas. Ze bleven daarom vragen om een Nationale Synode, maar waarbij dan uitheemsche theologen zouden uitgenoodigd worden om onze Kerken van assistentie te dienen 46).

Als ten slotte door het krachtig optreden van Prins Maurits het verzet van Holland’s Staten gebroken werd en de Generale Staten zij het met pluraliteit van stemmen besloten hadden de Nationale Synode, waarom de Kerken vroegen toe te staan, werd dan ook tegelijk besloten de hulp in te roepen van de buitenlandsche Gereformeerde Vorsten en kerken om de Nederlandsche Kerken bij de beslissing over de leergeschillen van assistentie te dienen. De Commissie door de Generale Staten 4 October 1617 benoemd om ter zake van advies te dienen, gaf een uitgebreid concept, dat behoudens enkele wijzigingen door de Generale Staten is goedgekeurd en dan ook later in de Acta der Synode is opgenomen 47). Het is voor mijn doel voldoende uit dit concept mee te deelen, dat de Commissie voorstelde, dat uit elke provincie door de particuliere synodes 6 deputaten zouden worden benoemd (Art. 3) terwijl ook van de Universiteiten en Illustre Scholen professoren zouden worden geroepen (Art. 6) door de Provinciale Staten aangewezen. De Waalsche Kerken in ons land zouden door haar Synode evenzeer 6 deputaten zenden; de kruiskerken in Vlaanderen, Brabant en elders zouden zich voegen bij de naastgelegen provinciale Synode (Art. 4). Over de Nederlandsche Kerken in Duitschland en Engeland werd wel met opzet gezwegen, hoewel de Synode van Amsterdam ook op hare uitnoodiging had aangedrongen. Wat de buitenlandsche Vorsten en Kerken betreft, stelde het Concept voor, dat door de Generale Staten zouden worden uitgenoodigd om deputaten te zenden de Koning van Engeland, de Gereformeerde Kerken

|25|

in Frankrijk, de Paltsgraaf en Keurvorst van de Palts, de landgraaf van Hessen mitsgaders der Zwitsersche Kerken (Art. 5) waarbij dan nog gevoegd konden worden de naastbijgelegen Gereformeerde Kerken van Oost-Friesland en Bremen (Art. 6). Uit de bij dit concept gevoegde annotaties blijkt echter, dat er sommigen waren, die verlangden, dat ook de Gereformeerde Kerken van Polen en Hongarije zouden worden uitgenoodigd, wier oordeel om het verdrag van Sendomir met de Lutherschen van belang werd geacht, terwijl anderen wilden, dat de Kerk van Genève en de Vorsten der Nassau-Wetteravische correspondentie zouden gevraagd worden. De eerstgenoemde Kerken zijn echter niet uitgenoodigd, de beide laatstgenoemden wel 48). Eerst op het laatste oogenblik is ook de Keurvorst van Brandenburg uitgenoodigd, die al was Brandenburg Luthersch, zelf Gereformeerd was en regeerde over Gulik, Kleef en het land van Berg, waar Gereformeerde Kerken waren. Gaarne had men ook de Schotsche Kerk vertegenwoordigd gezien, die zeker veel meer Calvinistisch was dan de Episcopaalsche Kerk in Engeland, waarvan Koning Jacobus het hoofd was. Maar Koning Jacobus had met de presbyteriaans gezinde Schotsche Kerk weinig op en waar de uitnoodiging om afgevaardigden te zenden tot hem gericht werd, hing het dus van hem af, of de Schotsche Kerk zou gerepresenteerd worden. Aanvankelijk was dit dan ook niet het geval, want Koning Jacobus zond alleen vertegenwoordigers der Episcopaalsche Kerk. Eerst op aandrang van de Gereformeerden hier werd aan deze Episcopalen een Schotsch Theoloog Walter Balcanqual door den Koning toegevoegd, die echter eerst in de 37e zitting der Synode verscheen. Voorts moet nog worden meegedeeld, dat de Generale Staten bij de goedkeuring van dit Concept een zeer gewichtig besluit namen nl. dat ook de uitheemsche Theologen op de Synode een decisieve stem zouden hebben, zoodat de beslissing niet alleen van de Nederlandsche afgevaardigden maar ook van hen zou afhangen 49).

Aan deze uitnodiging door de Generale Staten verzonden is door deze Vorsten en Kerken bereidwillig voldaan. Een schaar van de beste en meest geziene Gereformeerde Theologen werd door hen naar de Synode te Dordt gezonden, die daaraan niet het minst haar luister en gezag te danken had. Des te meer moet het betreurd, dat de afgevaardigden der

|26|

Fransche Kerken, met welke onze Nederlandsche Kerken zich het nauwst verbonden voelden en die op de lijst der uitnoodigingen daarom een eereplaats kregen terstond na den Koning van Engeland, door Koning Lodewijk XIII verhinderd werden naar Dordt te gaan, zelfs met bedreiging van doodstraf, indien ze het rijk verlieten 50). Maar al zijn de Fransche Gereformeerde Kerken daardoor verhinderd geworden aan de beslissing te Dordt genomen mee te werken, ze hebben toch op de Synode van Alais 1620 gehouden haar volle instemming met de Canones van Dordt uitgesproken en zelfs de onderteekening dier Canones voor de Fransche predikanten verplichtend gesteld. Van minder beteekenis was, dat ook de Keurvorst van Brandenburg melden moest, dat een der door hem afgevaardigde theologen krank was geworden en daarom beide niet komen zouden.

Maar al heeft de Synode van Dordt officieel den naam van Nationale Synode behouden en al zijn niet alle Gereformeerde Kerken er vertegenwoordigd geweest, toch kon over haar internationaal karakter wel geen oogenblik twijfel bestaan. Het waren niet alleen de Nederlandsche Kerken, maar de afgevaardigden uit schier alle Gereformeerde landen en Kerken, die hier saamgewerkt hebben. En het breede standpunt, dat onze Gereformeerde Kerken daarbij innamen, blijkt wel het duidelijkste daaruit, dat ook de bisschop der Episcopaalsche Engelsche Kerk door Koning Jacobus gezonden een plaats en zelfs een eereplaats onder de buitenlandsche Theologen kreeg. In zekeren zin kan daarom de Dordtsche Synode terecht de eenige oecumenische Synode genoemd worden, die onze Gereformeerde Kerken hebben gekend. En ze is niet alleen het hoogtepunt in onze vaderlandsche geschiedenis geweest, maar ze heeft een wereldhistorische beteekenis gehad voor heel de Gereformeerde Kerk. Wanneer Merle D’Aubigné zegt: Quand est ce que l’Eglise de Hollande a été triomphante, glorieuse? quand a-t-elle marché à la tête de toutes des Eglises de la Chrétienté? C’est lorsqu’il lui fut donné de portes dans les murs de Dordrecht le plus complet, le plus magnifique témoignage, qu’il est jamais été permis aux hommes de rendre à la grâce de Jésus-Christ, dan mag toch nooit vergeten worden dat dit resultaat alleen daardoor is bereikt, dat hier alle Gereformeerde Kerken hebben saamgewerkt om tegenover het ingeslopen Pelagianisme dit getuigenis aan

|27|

Gods souvereine genade met zoo groote eenstemmigheid af te leggen.

Een generale Belijdenis, die voortaan voor alle Gereformeerde Kerken gelden zou, heeft echter de Dordtsche Synode, ook al is het voorstel daartoe wel bij haar ingediend en overwogen, niet gegeven en terecht 51). De buitenlandsche theologen hebben de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, door onze martelaren opgesteld en met hun bloed bezegeld, hoe fel die belijdenis ook door de Remonstranten was aangevallen, verklaard volkomen met Gods Woord overeen te stemmen en onze Kerken gebeden deze belijdenis volstandig te bewaren tot de wederkomst van Christus. En daar dit noodig geworden was om de leergeschillen met de Remonstranten, hebben ze met de afgevaardigden onzer kerken die belijdenis aangevuld en versterkt door de Canones, die ze opstelden over de uitverkiezing, Christus’ zoendood, de verdorvenheid en de bekeering des menschen en de volharding der heiligen, en de dwalingen der Remonstranten verworpen. Een generale Confessie voor alle Gereformeerde Kerken zou, zooals Voetius terecht opmerkt 52), geen verrijking maar een verarming geweest zijn voor die kerken, die de zuiverste en meest uitgewerkte belijdenis bezaten. In de pluriformiteit der belijdenissen door de verschillende nationale Kerken opgesteld als haar eigen geloofssymbool komt juist uit, hoe de Gereformeerde Kerk niet de Kerk is van één land of één ras, maar katholiek, d.w.z. dat ze alle volken omvatten en tot zegen wil zijn. Elk dezer nationale Kerken spreekt daarom onder de leiding des Geestes en naar het licht, dat haar geschonken is, haar geloof uit in haar eigen taal en in haar eigen bewoordingen. En de innerlijke eenheid van het geloofsleven van al deze Gereformeerde kerken blijkt dan wel het sterkst daaruit, dat uit dit veelstemmig koor een harmonia Confessionum wordt beluisterd, die de schoonste overeenstemming toont van wat al deze kerken op grond van Gods Woord als waarheid hebben beleden.

Maar al is de Synode van Dordt op dezen voorslag om één belijdenis voor alle Gereformeerde Kerken op te stellen, niet ingegaan, Bogerman heeft toch een anderen en beteren weg aangewezen om de eenheid in belijdenis van de Gereformeerde Kerken tot uiting te brengen en te bewaren. Twee middelen wees hij daartoe aan. Het eene middel was, dat de Kerken over en weer

|28|

haar belijdenis aan elkander zouden toezenden om door de andere kerken te worden goedgekeurd en geapprobeerd 53). Zoo was  reeds geschied met de tweede Helvetische Confessie, die niet alleen door de Zwitsersche Kerken, maar ook door de kerk van Genève en Neuchatel, van de Palts, van Polen en Hongarij, van de Fransch en de Schotsche Kerk was goedgekeurd 54). En zoo was ook op de Synode van Dordt met de Nederlandsche Confessie gehandeld, toen alle buitenlandsche afgevaardigden op haar het zegel hadden gedrukt. Het andere middel was, dat geen dier Kerken in haar belijdenis ook maar eenige belangrijke wijziging zou aanbrengen, zonder vooraf de zusterkerken te hebben geraadpleegd, zoodat deze mede daarover konden oordeelen. De unanimis consensus, de eenparigheid en overeenstemming in het belijden, kon daardoor niet alleen het best uitkomen maar ook het zekerst worden gehandhaafd en bewaard 55).

De Dordtsche Synode is de eerste maar helaas ook de laatste Synode geweest, die dit Katholiek karakter der Gereformeerde Kerken heeft tot uiting gebracht. Zelfs is er na 1619 geen Nationale Synode in ons land meer saamgekomen, omdat de Staten dit niet wilden. Ik behoef u wel niet te zeggen tot wat nameloos veel schade de ontstentenis van zulk een Nationale Synode voor onze Kerken in Nederland geweest is. Maar niet minder schade was het voor de Gereformeerde Kerken in haar geheel, dat zulk een oecumenische Synode na Dordt niet meer is gehouden. Wat Calvijn bij het zoogenaamde Apostelconvent te Jerusalem heeft opgemerkt, dat God ons in zulk een Synode, waar alle Kerken saamkomen, het middel heeft geschonken, om wanneer moeilijkheden en strijd in de kerken opkomen, door de leiding des Heiligen Geestes tot een beslissing te komen en de eenigheid der Kerk te bewaren 56), is volkomen juist. Het is dan ook de vraag, of de verslapping in het belijden en helaas zelfs de afval van ons allerheiligst geloof, die in zoovele Gereformeerde Kerken later is ingeslopen, niet mee daaraan is te wijten, dat zulk een gemeenschappelijke Synode niet meer is gehouden. Waar de onderlinge verdeeldheid onzer Protestantsche Kerken ons zoo vaak met onvruchtbaarheid slaat en beschaamd tegenover de Roomsche Kerk doet staan, die fier is op haar wereldorganisatie, daar is het wel te begrijpen, dat in onze dagen een zoo sterke

|29|

beweging is opgekomen om het ideaal van de una sancta ecclesia meer te realiseren. Maar al is er veel in dit streven wat het hart van den Christen bekoort en aantrekt, de weg daartoe ingeslagen kan toch de onze niet zijn 57). Boven de unitas Ecclesiae staat, zooals Calvijn ons geleerd heeft, de veritas Dei 58). Waar de eenheid in belijdenis ontbreekt, kan de uitwendige eenheid niet dan tot schade zijn. Maar des te meer verblijdt het mij er u op te kunnen wijzen, hoe onze Gereformeerde Kerken in Nederland na haar wederopwaking uit langen doodslaap terstond getracht hebben den band te herstellen met onze buitenlandsche zusterkerken, voorzoover vertrouwd mocht worden, dat deze nog vasthielden aan haar belijdenis. Ze hebben dien band gezocht door correspondentie en afvaardiging naar elkanders Synoden en thans gaat zelfs een poging van onze Synodes uit om tot een generale samenkomst van al deze kerken te geraken. Alleen zulk een Synode zal in staat zijn door de leiding van den Heiligen Geest en door den rijkdom der gaven aan deze Kerken geschonken, de vele vraagstukken, waarvoor onze tijd ons plaatst, tot oplossing te brengen op grond van Gods Woord, zooals de Synode van Dordt dat voor haar tijd heeft gedaan.

 

Ik heb hiermede, — moge dit persoonlijk woord aan het slot mij vergund zijn — mijn laatste college gegeven en leg daarmede na een arbeid van 37 jaar in dienst onzer Hoogeschool, mijn levenstaak, waartoe God mij riep, neer. Dat dit een weemoedig oogenblik voor mij is, zult ge voor mij verstaan. Partir c’est mourir un peu geldt voor elke scheiding van wat men liefheeft, maar het geldt bovenal als men scheiden gaat van een ambt, dat men met zooveel liefde en gedurende zoovele jaren heeft vervuld. Met liefde niet alleen omdat het mij een voorrecht was verbonden te zijn aan de Hoogeschool, door mijn Vader gesticht, maar ook en bovenal, omdat onze Universiteit het hooge doel nastreeft het licht van Gods Woord te laten stralen op het gebied der wetenschap tot verheerlijking van Zijn heiligen naam. En ze wil dat doen in echt katholieken, universeelen zin des woords, want ze beperkt zich niet tot de theologie alleen, maar ze eischt heel het breede terrein der wetenschap op voor onzen Koning in den hemel. En ze wil dat doen ook in dien zin echt katholiek, dat ze niet alleen ten dienste wil zijn voor één Kerk, zelfs

|30|

niet voor één volk, maar zooals ook de oude Universiteiten voor heel het corpus Christianorum, onder alle volken verspreid. Dat ik aan deze School zooveel jaren heb mogen arbeiden is het grootste voorrecht mij gegund. En al weet ik zeer wel, dat ik die taak met zwakheid heb vervuld, dat menig ideaal, waarmede ik eens als jeugdig hoogleeraar optrad, niet is vervuld, aan liefde voor onze Hoogeschool en voor de beginselen door haar beleden, heeft het mij nooit ontbroken.

Ik ben een der weinigen onder u, die haar glorieuze stichting in de Nieuwe Kerk vol jeugdig enthousiasme heb bijgewoond. Ik was een der eerste van haar leerlingen en heb aan de voeten gezeten van de uitnemendsten harer hoogleeraren, een Kuyper en een Rutgers aan wier onderwijs ik met innige dankbaarheid gedenk, omdat daardoor zoo diep in mijn hart de Gereformeerde beginselen zijn ingeprent. Ik heb het voorrecht gehad reeds vroeg in hun kring te worden opgenomen als hoogleeraar en saam met hen en met een man als Bavinck jaren lang te mogen saamwerken. Heel dat heroïeke geslacht van voortrekkers is heengegaan. En als oudste van de generatie, die op hen volgde, leg ook ik thans mijn taak neer. Ik doe dat met dank aan Directeuren en Curatoren, die mij zooveel vertrouwen en hulp hebben geschonken; met dank aan mijn collega’s inzonderheid in de Theologie met wie ik steeds in volle eensgezindheid heb saamgewerkt, voor de welwillendheid en vriendschap mij door hen betoond; met dank ook daarvoor, dat ik weet dat mijn plaats wordt ingenomen door een leerling, die zij het zelfstandig hetzelfde spoor zal volgen. En ik doe het bovenal met de innige bede van mijn hart, dat God de Heere onze Universiteit, die Zijn gave aan ons volk is, moge bewaren, versterken en steeds meer tot zegen doe zijn voor heel Zijn Christelijke Kerk.