5 Advies zusterkerken

 

5.1 Verzoek om advies aan de binnen- en buitenlandse zusterkerken

Met het oog op het onderhouden van de katholiciteit van de kerk heeft de GS Ede deputaten M/V en ambt opdracht gegeven de binnen- en buitenlandse zusterkerken te verzoeken om advies (GS 2014 Artikel 18 Besluit 3b). Naar onze taakopvatting hebben we daarbij aandacht voor de kerkelijke praktijk en gedachtevorming in de zusterkerken rond de ambtsleer met het oog op de rol van de vrouw in deze tijd, elk in hun eigen kerk en cultuur. Ook onderzoeken we op welke wijze vrouwen in de zusterkerken op dit moment fungeren in kerkelijke taken en bedieningen. Daarvoor hebben deputaten een brief opgesteld waarin dit besluit van de synode wordt vermeld, met de vraag om ons te dienen met hun advies. Daarbij werd een lijst met vragen gevoegd die ook door deputaten M/V en kerk zijn voorgelegd aan de GKv-kerken over de activiteiten van vrouwen in de kerk, eventuele discussies en/of besluiten over vrouw en ambt en de opinies die hierover leven in de kerken. 

De brief voor de zusterkerken in Nederland, de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK), is op advies van Deputaten Kerkelijke Eenheid ook gestuurd naar andere kerken die ook nauw verwant zijn aan de GKv, de Gereformeerde Kerken in Nederland (DGK), de Gereformeerde Kerken (hersteld) (GKh), de Hersteld Hervormde Kerk (HHK), de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN) en de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland (GB-PKN). Met uitzondering van de CGK is van al deze kerken een (korte of meer uitgebreide) reactie ontvangen. 

De brief voor de buitenlandse zusterkerken is in Engelse vertaling gestuurd naar de contactpersonen van de 31 kerken die zijn vermeld op de lijst van zusterkerken uit de Acta GS 2014 Artikel 91 Besluit 8, waarvoor Deputaten BBK de adressen hebben geleverd. Hierop hebben tien zusterkerken gereageerd, waarvan acht door het invullen van de vragenlijst. 

Hierna bespreken we eerst de reacties van de binnenlandse (zuster)kerken en doen we daarna verslag van ons eigen onderzoek in de rapporten uit de CGK en NGK. Vervolgens bespreken we de reacties van de buitenlandse zusterkerken. 

|50|

5.2 Reacties van binnenlandse zusterkerken

CGK = Christelijke Gereformeerde Kerken
DGK = Gereformeerde Kerken in Nederland
GB-PKN = Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland
GKh = Gereformeerde Kerken (hersteld)
HHK = Hersteld Hervormde Kerk
NGK= Nederlands Gereformeerde Kerken
vGKN = voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland

Van de aangeschreven kerken in Nederland is alleen van de vGKN een volledig ingevulde vragenlijst ontvangen. De HHK hebben in hun brief de meeste vragen uit de lijst wel meegenomen zonder die puntsgewijs langs te gaan. De overige aangeschreven kerken hebben een algemene reactie gestuurd op het verzoek om advies. De CGK heeft niet gereageerd op onze brief.
De contactpersoon van de NGK schrijft: “Binnen onze kerken bestaat er geen persoon of instantie waar een antwoord op de door u gestelde vragen [...] is vastgelegd. Wat op landelijk niveau binnen de NGK besloten is over dit onderwerp, is u genoegzaam bekend“.
De reactie uit de DGK is afwijzend, omdat “de Generale Synode Ede 2014 heeft besloten geen correspondentie meer te voeren met het kerkverband van DGK“ en men daarom veronderstelt “dat uw opdrachtgever moeilijk beoogd kan hebben een ingevulde enquête van ons kerkverband terug te ontvangen“.
De GB-PKN laat weten: “Als onderdeel van de PKN kennen wij in de praktijk van het (bovenplaatselijke) kerkelijke leven al langer de vrouw in het ambt“ en stuurt twee brochures mee.71
De generale synode van de GKh heeft besloten niet aan ons verzoek te voldoen, o.a. “vanwege de plaats die enquêtes steeds meer gaan innemen. De Heilige Schrift spreekt duidelijke taal ook als het gaat om de onderwerpen die u ter bestudering zijn voorgelegd“. 

De HHK heeft na het vertrek uit de PKN in 2004 vastgelegd dat de kerkelijke ambten weer alleen voor mannen opengesteld zijn, omdat “God in Zijn gemeente onderscheiden verantwoordelijkheden aan man en vrouw heeft gegeven“. Daarover is geen discussie. Vrouwen functioneren op allerlei wijze binnen gemeente en kerk, zij het buiten het dragen van ambtelijke verantwoordelijkheden. Eén en ander als gevolg van (“zoals u dat noemt“) Schriftgetrouw en gehoorzaam Bijbel lezen. In lijn ook met het klassiek gereformeerde verstaan van de ambtsleer. Hieraan wordt een “bewogen en dringend“ advies toegevoegd “de ambtsleer niet in de richting van onze huidige tijd en cultuur aan te passen. [...] Dat zou onze contacten ernstig belasten en bemoeilijken“.

De vGKN heeft de vragenlijst volledig ingevuld. Bij hen is het formeel mogelijk dat vrouwen functioneren in het ambt van diaken, ouderling of predikant. Zij hebben dan dezelfde taken als de mannen. Op de vraag of mannen zich terugtrekken wanneer meer vrouwen op plekken komen van mannen, is de reactie: “het is wel mogelijk dat mannen gemakkelijker weglopen voor hun verantwoordelijkheid wanneer vrouwen bereid zijn deze taken op zich te nemen“. Er zijn in principe geen commissies of taken die uitsluitend door mannen of uitsluitend door vrouwen worden ingevuld, maar er is wel een verschuiving te zien terug naar “meer mannen in het ambt“. In de praktijk is er geen verschil in de taken, al vervullen vaker mannen dan vrouwen de voorzittersrol.72 Het gesprek over de rollen en functies van vrouwen in de kerk is/wordt opnieuw gestart i.v.m. de contacten met CGK, GKv en NGK. Daarbij is de belangrijkste beweegreden het schriftgetrouw en gehoorzaam bijbel lezen. In de gemeenten weten velen niet (meer) beter dan dat het gewoon is dat ook vrouwen een ambt kunnen vervullen. Anderen hebben hun twijfels en willen


71 Er zijn twee brochures uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het hoofdbestuur. In Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen en in Geroepen vrouw wordt zowel de vrouw in het ambt afgewezen alsook gepleit voor een royale inschakeling van de vrouw in het werk in de gemeente.
72 Zie ook het document Bouwstenen dat is opgesteld binnen de NGK

|51|

weten wanneer er in de Schrift ruimte wordt geboden voor deze mogelijkheid. Er ontstaat weer meer terughoudendheid, de vanzelfsprekendheid verdwijnt bij sommigen.

Samenvattend: bij de binnenlandse kerken die nauw verwant zijn met de GKv, bestaat verschil in opvatting over de vrouw in het ambt, terwijl ze zich allen baseren op de Bijbel en de belijdenis. De NGK en vGKN hebben alle ambten voor vrouwen opengesteld, de CGK heeft vrouwen niet toegelaten. Ook de andere verwante kerken zijn van oordeel dat vrouwen niet in de ambten mogen dienen.

5.3 Besluiten in de CGK en de NGK 

De generale synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Landelijke Vergaderingen van de Nederlands Gereformeerde Kerken hebben in het verleden al verschillende besluiten over vrouw en ambt genomen. Uit de rapporten en acta blijkt dat de resultaten tegengesteld zijn.

5.3.1 Christelijke Gereformeerde Kerken

In 1995 stelde de generale synode van de CGK een deputaatschap in om de zaken rond de vrouw in het ambt te bestuderen. Het rapport van de deputaten bevat een meerderheids- en een minderheidsstandpunt over de visie op hermeneutiek en exegese van de Schriftplaatsen die gaan over vrouw en ambt. Het minderheidsrapport kwam tot de eindconclusie dat het in de besproken bijbelgedeelten strikt genomen niet over de vragen van vrouw en ambt gaat. Veeleer gaat het over de positie van de vrouw in ruimere zin, namelijk in het geheel van gemeente en eredienst. Er laten zich vanuit deze bijbelgedeelten dan ook geen gevolgtrekkingen maken, die het dienen van de vrouw in de kerkelijke ambten (diaken, ouderling en dienaar des Woords) verhinderen. Het minderheidsrapport beveelt de synode aan uit te spreken, dat de openstelling van de kerkelijke ambten voor de vrouw niet in strijd is met Schrift en belijdenis.

De synode volgt in 1998 de conclusies en aanbevelingen van het meerderheidsrapport: zij overweegt dat de CGK in het verleden (1956) op grond van de gereformeerde ambtsopvatting hebben uitgesproken dat er gelijkwaardigheid is tussen de ambten; dat de ambten, zoals die in de CGK functioneren, niet rechtstreeks afkomstig zijn uit het Oude en Nieuwe Testament, maar wel bijbelse wortels hebben; dat de ambten niet alleen voortvloeien uit de gaven die de Heer aan de leden van de gemeente verleend heeft, maar dat een afzonderlijke roeping nodig is om in het ambt te kunnen dienen. Verder dat de klassieke gereformeerde ambtsopvatting geen plaats heeft toegekend aan vrouwelijke ambtsdragers en dat het van het grootste belang is in de zaken van vrouw en ambt de eenheid van het kerkverband te bewaren.

Zij is van oordeel dat uit de studie van het deputaatschap blijkt dat de ambtelijke structuur zoals de CGK die kennen schriftuurlijk verantwoord is, maar dat het niettemin de vraag is of in de praktijk van het kerkelijke leven in de CGK de grote diversiteit van gaven en diensten waarmee de Heilige Geest de nieuwtestamentische gemeente heeft toegerust, voldoende tot zijn recht komt. Zij betreurt dat de deputaten niet tot een eensluidende visie konden komen ten aanzien van de hermeneutiek en de exegese van de in het geding zijnde Schriftplaatsen en is van oordeel dat het verschil tussen de meerderheid en de minderheid van deputaten vooral samenhangt met een verschillende taxatie van de relatie tussen openbaring en cultuur/historie. Ook oordeelt de synode dat de visie van de meerderheid van deputaten – in tegenstelling tot die van de minderheid – een deugdelijke en overtuigende onderbouwing is van het standpunt dat in de CGK steeds als het Schriftuurlijke heeft gegolden en dat uit het geheel van het spreken van de Heilige Schrift duidelijk is, dat het gezaghebbend leiding geven aan de gemeente aan de man en niet aan de vrouw toekomt. De synode spreekt uit dat het standpunt ten aanzien van de vrouw in het ambt, dat in de CGK steeds heeft gegolden, schriftuurlijk verantwoord is en besluit een studiedeputaatschap in te stellen, dat zal onderzoeken of in de kerkelijke praktijk van de CGK (voldoende) recht wordt gedaan aan de grote diversiteit van gaven en diensten, waarmee de Heilige Geest in de nieuwtestamentische gemeente zowel mannen als vrouwen heeft toegerust, rekening houdend met de uitspraak van de synode van 

|52|

1998 dat het standpunt ten aanzien van de vrouw in het ambt, dat in de CGK steeds heeft gegolden, schriftuurlijk verantwoord is. 

Het studiedeputaatschap heeft een bijbelse en historische oriëntatie gedaan naar de dienst van de vrouw en schetst in het eindrapport een beeld van de vrouw in de Bijbel en trekt enkele hoofdlijnen uit de geschiedenis over de plaats van de vrouw. Via een enquête aan alle CGK kerkenraden en aparte vragenlijsten aan vrouwenverenigingen is onderzocht welke plaats vrouwen innemen in de CGK. Ook zijn vragenlijsten gestuurd naar binnen- en buitenlandse kerken. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport worden door de synode van 2001 overgenomen.

De GS 2001 heeft overwogen dat de vrouw in het licht van de Schrift met de gaven die de Heilige Geest haar verleent evenzeer als de man een eigen plaats in de gemeente heeft; dat de dienst van vrouwen in de gemeente van groot belang is voor het goed functioneren van de gemeente in pastoraal, diaconaal en missionair opzicht en dat vrouwen op vele plaatsen op een verrassend veelkleurige wijze – publiekelijk of meer in stilte – in de gemeente dienen.

Zij is van oordeel dat het de kerken tot zegen zal zijn wanneer zij ten volle gebruik maken van niet- ambtelijke diensten die vrouwen op grond van de schrift kunnen en mogen verrichten en dat de CGK kerken tot nu toe nog niet alle ruimte benut hebben die de schrift biedt voor de dienst van de vrouw in de gemeente. Verder dat het een goede zaak kan zijn in een gemeente een officieel erkende plaats te geven aan bijzondere taken en diensten en dat het wenselijk is om in bepaalde omstandigheden officiële afspraken te maken hierover. Zij besluit de kerken op te roepen voor de vervulling van niet-ambtelijke diensten meer nog dan voorheen ruimte te geven aan zusters der gemeente die daartoe gaven hebben ontvangen en de kerken aan te bevelen zorgvuldige regelingen te treffen. Hiervoor kan een ‘Formulier voor de inleiding tot een bijzondere dienst’ worden gebruikt.

Samenvattend: in de CGK is duidelijk gekozen voor het vasthouden van de tot dan toe geldende opvatting over wat schriftuurlijk is als het gaat om het dienen van vrouwen in een ambt, ook al was er ook een minderheidsstandpunt dat een andere koers wees. Om toch ruimte te geven aan de roeping en gaven van vrouwen in niet-ambtelijke diensten, is een formulier voor bijzondere dienst opgesteld.

5.3.2 Nederlands Gereformeerde Kerken 

In 1994/95 hebben de NGK kerken besloten het ambt van diaken voor vrouwen open te stellen. Daarbij werd het in de vrijheid van de plaatselijke kerken gelaten om hiertoe daadwerkelijk over te gaan. 

De Landelijke vergadering van 1998 heeft de ‘Commissie Vrouwelijke Ouderlingen en Predikanten’ (VOP) benoemd die landelijke besluitvorming ten aanzien van vrouwelijke ouderlingen en predikanten zal voorbereiden. Door de omvangrijke werkzaamheden kreeg deze commissie nog drie jaar extra voor de uitvoering van de opdracht. In 2003 is het rapport ‘Vrouwelijke ouderlingen en predikanten?’ aan de Landelijke Vergadering van 2004 voorgelegd. Na een uitvoerige exegetische en hermeneutische bezinning komt de commissie tot de conclusie dat het via analyse en toetsing van de bijbelse gegevens “niet is gelukt om alle bijbelse bouwstenen op een bevredigende wijze in één bouwwerk onder te brengen en dat het zelfs mogelijk is om op basis van integere en deskundige exegese tot verschillende exegetische bouwwerken te komen“. 

Uit de hermeneutische bezinning is de commissie gebleken dat ‘bijbels blijven’ niet hetzelfde is als het zo rechtstreeks mogelijk in onze tijd toepassen van de bijbelse voorschriften en geboden. Steeds dient rekening gehouden te worden met de contextbepaaldheid van die voorschriften en geboden en de eigen verantwoordelijkheid om in onze tijd zijn Woord gestalte te geven. Met de verkregen 

|53|

exegetische en hermeneutische inzichten bleek de commissie, “dat zowel de voorschriften als de argumenten waarmee Paulus die voorschriften onderbouwt, dusdanig contextbepaald zijn, dat het rechtstreeks toepassen van deze voorschriften in onze tijd niet geboden, niet nodig, niet mogelijk en zelfs – gegeven de context waarin wij leven – niet aan te bevelen is“. De commissie meent “dat deze stellingname ruimte schept voor die Schriftgegevens, die er een onmiskenbare aanwijzing van zijn dat vrouwen in gelijke mate als mannen delen in de gaven van de Geest“. Na dit traject van bezinning kon de commissie maar tot één conclusie komen: “De ambten van ouderling en predikant kunnen ook voor zusters worden opengesteld“. 

De Landelijke Vergadering van 2004 is van oordeel dat aan de conclusie van de commissie VOP een grondige bezinning op de exegetische en hermeneutische vragen ten grondslag ligt en dat deze bezinning binnen de kaders van de Gereformeerde belijdenis is uitgevoerd; verder dat de resultaten van deze bezinning in de LV zowel tot een grote mate van instemming als tot fundamentele kritiek hebben geleid; maar dat de commissie voldoende duidelijk heeft gemaakt dat deze kritiek geen aanleiding geeft de eindconclusie te wijzigen. De Landelijke Vergadering spreekt uit, dat het bijbels verantwoord is dat de ambten van ouderling en predikant ook voor vrouwen kunnen worden opengesteld. 

Het al of niet instemmen met deze conclusie wordt gezien als een zaak van christelijke vrijheid; deze openstelling is daarom geoorloofd, maar niet geboden. Wel zal bij daadwerkelijke openstelling zo goed mogelijk rekening moet worden gehouden met de verdeelde meningen daarover. Ook is de LV van oordeel dat, gegeven de lange geschiedenis van bezinning op de zaak van de vrouw in het ambt, het niet wenselijk is besluitvorming over daadwerkelijke openstelling nogmaals jaren uit te stellen en mede afhankelijk te maken van een eventueel te realiseren gemeenschappelijk beraad met CGK en GKv. De LV vindt het, gelet op de draagkracht binnen het kerkverband, verantwoord het in de vrijheid der kerken te laten om het ambt van ouderling voor zusters daadwerkelijk open te stellen.
De daadwerkelijke openstelling van het ambt van predikant voor zusters wordt nog niet in de vrijheid van de plaatselijke kerken gelaten; een commissie is benoemd met de opdracht de uitvoerbaarheid van de openstelling van het ambt van predikant te onderzoeken. 

In haar rapport aan de LV 2007 meldt deze Commissie Vrouwelijke Predikanten (CVP) dat haar taak is “om de uitvoerbaarheid van de openstelling van het ambt van predikant voor zusters te onderzoeken. Hierbij gaat het niet meer om de principiële vraag of het wenselijk is om tot deze openstelling te komen, want daarover heeft de Landelijke Vergadering al een besluit genomen“.
De CVP heeft onderzocht welke praktische problemen zijn gerezen en komt tot de conclusie dat het voornamelijk gaat om problemen bij het kerkelijke examen voor zusters die preekconsent hebben aangevraagd of predikant willen worden. De LV 2007 constateert dat bij een aantal kerken onvoldoende draagvlak bestaat om medewerking te verlenen aan het afnemen van een kerkelijk onderzoek, maar dat de kerken, ondanks verschillen in overtuiging, vorm willen geven aan hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de toegang tot het ambt van predikant. Zij besluit dat zo nodig de naburige regio ingeschakeld kan worden als het vereiste quorum bij het examen niet wordt gehaald. De commissie wordt op de LV van 2013 ontbonden na de conclusie dat de openstelling van de ambten van ouderling en predikant binnen de kerken niet geleid heeft tot problemen waarvoor een aanpassing van de gemaakte afspraken nodig is. 

Samenvattend: de NGK heeft door de cultuurbepaaldheid van de zwijgteksten te benoemen meer ruimte gevonden voor het besef dat vrouwen volledig delen in de gaven van de geest in het spreken en leiden in de gemeente en heeft de ambten voor vrouwen opengesteld. Voor deze openstelling is niet in alle gemeenten draagvlak. Overigens zijn er geen grote problemen gesignaleerd bij de invoering van de vrouw in het ambt.

|54|

5.4 Reacties van buitenlandse zusterkerken 

De Free Reformed Churches of Australia (FRCA) vult niet de vragenlijst in, maar stuurt een brief met de oproep om ons als “oudste zuster”, ”te herbezinnen op je algemeen aanvaarde nieuwe interpretatie (hermeneutiek) van Vaders instructies en de wijze waarop de wil van de Vader wordt uitgevoerd met betrekking tot de bijzondere gaven van ambtsdragers”. Toegelicht met een artikel van rev. R.D. Anderson, ‘Gods Woord en de vrouw in het (regeer)ambt’.
Ook de Presbyterian Free Church Council for Nepal, Bhutan & India (PFCC) schrijft een brief, waarin zij het belang van de discussie erkennen. In hun kerken hebben vrouwen een belangrijke rol, ”They are given wide representation right away from the local assembly to the ‘council level’. ”
De vragenlijst wordt wel ingevuld door de Canadian Reformed Churches (CRC), de Free Church of Scotland continuing (FCSc), de Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (GKSA), de Presbyterian Church in Uganda (PCU), de Reformed Church in Japan (RCJ), de Reformed Churches of New Zealand (RCNZ), de Reformed Presbyterian Church of North East India (RPCNEI) en de Vrye Geref. Kerke van Suid-Afrika (VGKSA73). 

CRC = Canadian Reformed Churches
FCSc = Free Church of Scotland continuing
FRCA = Free Reformed Churches of Australia
GKSA = Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika
IRB = Igrejas Reformadas Do Brasil
PCU = Presbyterian Church in Uganda
PFCC = Presbyterian Free Church Council for Nepal, Bhutan & India RCJ = Reformed Church in Japan
RCNZ = Reformed Churches of New Zealand
RPCNEI = Reformed Presbyterian Church of North East India
VGKSA = Vrye Geref. Kerke van Suid-Afrika

5.4.1 Activiteiten 

Op de vraag welke taken en/of activiteiten door vrouwen worden uitgevoerd, noemen de kerken een grote variatie aan taken, zoals hulp aan mensen in nood, leiden van de zondagschool, evangelisatie, gebedsdiensten, ondersteunende taken voor kerkenraad en diaconie. In sommige kerken werken vrouwen als zendeling. Ook komen aparte vrouwenafdelingen voor, die zelfstandig allerlei taken uitvoeren tot opbouw van de kerk. Bij de FCSc (Schotland) wordt soms advies gevraagd aan vrouwen met speciale expertise of kwalificaties. In de RPCNEI (India) mogen vrouwen bij speciale gelegenheden preken, al staan ze dan niet op de preekstoel, maar achter een katheder. Bij de GKSA (Zuid-Afrika) zijn in lokale kerken vrouwen als diaken toegestaan. Omdat bij de RCJ (Japan) ongeveer tweederde van de belijdende leden vrouw is, zou het onmogelijk zijn enige taak of activiteit uit te voeren zonder haar betrokkenheid of hulp. Na jarenlange discussies hebben zij in 2015 vrouwen toegelaten tot alle ambten. In alle andere kerken zijn vrouwen uitgesloten van de ambten van predikant, ouderling en/of diaken.

Bij de meeste kerken mogen vrouwen kerkenraadsvergaderingen bezoeken, soms ook een rapport indienen en meespreken, maar daar niet meestemmen. Er zijn geen commissies of taken die alleen door mannen of alleen door vrouwen worden gedaan, met uitzondering van de ambten (alleen mannen) en de vrouwenafdelingen (geen mannen). 

5.4.2 Discussies en besluiten

Bij de CRC (Canada) is veel discussie geweest over stemrecht voor vrouwen bij verkiezingen van ambtsdragers. In 2010 werd besloten dat de plaatselijke kerken de vrijheid hebben vrouwen stemrecht te geven voor de verkiezing van ambtsdragers, maar de Synode van 2013 draaide die beslissing weer terug. In mei 2016 onderschreef de Synode te Dunnville de bezwaarschriften dat bij dit besluit onvoldoende was aangetoond dat het besluit uit 2010 in strijd was met de Schrift en de kerkorde, waardoor het vrouwenstemrecht opnieuw aan de plaatselijke kerken wordt overgelaten. Bij deze discussies heeft schriftgetrouw en gehoorzaam Bijbellezen een grote rol gespeeld, maar


73 Van deze zusterkerk zijn twee reacties ontvangen, resp. van 1 en van 2 plaatselijke kerken. Omdat de variatie gering is, is hier die van twee kerken opgenomen.

|55|

ook de kerkhistorie en de traditie. Dat de rol van vrouwen in de maatschappij veranderd is, heeft bij de CRC geen grote invloed op de discussie gehad. Algemeen wordt geaccepteerd dat mannen en vrouwen gelijk zijn wat betreft het heil in Christus, maar onderscheiden en complementair als het gaat om hun rol in gezin en kerk. 

De GKSA (Zuid-Afrika) heeft in januari 2016 een buitengewone synode gehouden over de vrouw in het ambt van predikant en ouderling (vrouwen als diaken zijn al langer toegestaan). Al in 2008 is een uitgebreid rapport verschenen over dit onderwerp met een uitvoerige exegetische en hermeneutische studie van teksten uit het Oude en Nieuwe Testament, op grond waarvan besloten is dat vrouwen niet als predikant en ouderling mogen dienen. Daartegen zijn zeven bezwaarschriften ingediend die in januari 2016 alle zijn afgewezen. 

Bij de RCJ (Japan) is meer dan 20 jaar discussie geweest over dit onderwerp met vele studierapporten en onderzoeken. In 2015 is uiteindelijk de knoop doorgehakt en is besloten tot het toelaten van vrouwen in alle ambten. Daarbij heeft schriftgetrouw en gehoorzaam Bijbellezen een grote rol gespeeld, maar ook de kerkhistorie en de traditie. De veranderingen in de maatschappij hebben maar weinig invloed gehad en de verschillen tussen man en vrouw een beetje. In 2008 werd uitgesproken dat consensus bestond over drie punten:
1. de vrouw in het ambt is niet tegen de kerkelijke leer in de belijdenis;
2. er is verschil in interpretatie van de specifieke bijbelteksten en laten we bidden voor een beter begrip;
3. het kerkelijk beleid van de zichtbare kerk moet gericht zijn op de voortgang en voltooiing van het koninkrijk van Christus en moet daarom ernstig rekening houden met de eenheid van heel de kerk.
Na verdere studie en onderzoek op basis van deze consensus werd uiteindelijk in 2014 besloten vrouwen in het ambt toe te staan, wat in 2015 is geïmplementeerd. 

Bij de RPCNEI (India) zijn er discussies over de vertegenwoordiging van vrouwen in synode, kerkenraad, deputaten en commissies. Bij deze discussies spelen schriftgetrouw Bijbellezen, de invloed van de maatschappij en de verschillen tussen mannen en vrouwen een grote rol, maar kerkhistorie en traditie minder sterk. 

Bij de VGKSA (Zuid-Afrika) zijn in enkele gemeenten discussies over stemrecht voor vrouwen; enkele predikanten en gemeenteleden zijn ervan overtuigd dat vrouwelijke diakenen zijn toegestaan. Zij zien het als een voorrecht dat hun kerken uit verschillende culturen afkomstig zijn, wat veel mogelijkheden meebrengt; toch is het nog niet nodig geweest de roeping en het recht van vrouwen vast te leggen, omdat het spontaan gebeurt, terwijl ze vaak niet genoeg mensen (m/v) hebben om al het werk te doen. 

Bij de RCNZ (Nieuw-Zeeland) zijn geen formele discussies over de rol van mannen en vrouwen in de kerk, omdat ”the Biblical teaching on these matters is quite clear”. Dit onderwijs blijft volgens de schrijver het inzicht bevestigen dat vrouwen niet geroepen zijn te dienen in de ambten. De kerkhistorie heeft laten zien dat mannen en vrouwen in verschillende tijden vruchtbaar gediend hebben in leiderschapsrollen, maar dit betekent niet dat het Bijbelse onderwijs niet meer geldt. Voor zover tradities zijn gegrond op de Bijbel, moeten ze bewaakt worden, maar indien nodig moeten ze ook beproefd worden, zodat niet de traditie maar de Bijbel de norm blijft. De invloed van de maatschappij moet het onderwijs van de Bijbel niet ondergraven; verandering van culturele waarden zou de manier waarop de Bijbel wordt uitgelegd niet moeten veranderen. De speciale en complementaire verschillen tussen mannen en vrouwen zijn precies dat God de vrouw geschapen heeft om een helper voor de man te zijn, niet om hem te vervangen. Zij zien in de hele Bijbel veel mogelijkheden en ook de plicht voor vrouwen om hun gaven te gebruiken ten dienste van hun medegelovigen, maar aarzelen om te stellen dat iemand het ‘recht’ heeft daartoe; ze noemen het liever een voorrecht. 

|56|

Samenvattend: behalve in de RCJ (Japan) en de GKSA (Zuid-Afrika) zijn in de overige kerken alleen de mannen toegelaten tot de ambten op grond van de Bijbel. Voor de onderwijzende of leidinggevende taken die vrouwen uitvoeren in deze kerken, heeft in alle gevallen de kerkenraad de uiteindelijke verantwoordelijkheid. In de meeste gevallen wordt dit in praktijk gebracht door een mandaat of curriculum voor een commissie of groep, soms met supervisie van een contactpersoon uit de kerkenraad. In de RCJ (Japan) zijn een paar gemeenten onder leiding van de zendelingen tegen het besluit tot openstelling van de ambten; hiervoor wordt nog door middel van gesprekken een oplossing gezocht. In de overige kerken is overeenstemming op dit punt

5.4.3 Opvattingen in de praktijk 

Op de vraag welke overtuigingen er leven in de gemeente over de roeping en het recht van vrouwen om hun gaven te gebruiken, laten de reacties grote verschillen zien in cultuur en sociale ontwikkeling. In Canada mogen vrouwen hun gaven gebruiken in het ambt van alle gelovigen. In Schotland worden vrouwelijke predikanten en ouderlingen in het algemeen geassocieerd met theologisch liberalisme of pinkstergemeenten; militante feministen strijden voor positieve discriminatie van vrouwen; maar de kerk moet door Schriftuurlijke principes geleid worden. Vanuit Uganda wordt verteld dat sommige mensen geloven dat vrouwen in geen enkele leidinggevende positie betrokken mogen worden, terwijl anderen er geen probleem mee hebben; er zijn ook mannen die geloven dat onderwijs voor vrouwen weggegooid geld is, omdat zij menen dat de rol van vrouwen ligt in het baren van kinderen en zorgen voor het huishouden. Ook in Japan, vooral in landelijke gebieden die nog sterk beïnvloed zijn door een ‘man-centred’ maatschappij en cultuur, blijven negatieve gevoelens klinken tegen vrouwen op de voorgrond, door mannen maar ook door vrouwen. In Nieuw-Zeeland zijn er wel uiteenlopende opvattingen over het gebruik van gaven van vrouwen, maar zij proberen deze vragen op een Bijbelse en pastorale manier te beantwoorden zodat de kerk in vrede kan samenleven. In Noordoost-India blijven de opvattingen zoals vanouds altijd over vrouwen is gedacht, en wat naar men dacht ook in de Schrift werd gevonden, namelijk dat een man superieur is aan de vrouw in termen van status en identiteit. In de Zuid-Afrikaanse context is de roeping en het recht van vrouwen om hun gaven te gebruiken geen onderwerp van gesprek. 

Op de vraag naar de opvattingen van vrouwen hierover, komen ook uiteenlopende reacties. De vrouwen in de CRC (Canada) menen dat er genoeg mogelijkheden zijn om hun gaven te gebruiken, al zouden sommigen misschien meer verantwoordelijkheid willen dragen. Bij de PCU (Uganda) voelen veel vrouwen zich verdrukt en gemarginaliseerd door mannen die de natuurlijke rechten van de vrouw ontkennen, maar anderen zijn tevreden met de Afrikaanse kijk op vrouwen als een tweedeklas burger, terwijl sommige elite-vrouwen helemaal geen verschil zien tussen man en vrouw. Bij de RCJ (Japan) is er door de negatieve reacties en praktische moeilijkheden soms passiviteit bij vrouwen, terwijl er ook velen zijn die vrouwelijke werkers in de kerk proberen te stimuleren. In de RCNZ (Nieuw-Zeeland) wordt vrouwen zoveel mogelijk gelegenheid gegeven hun gaven in te zetten, maar er is geen onderzoek gedaan naar de opvattingen van gemeenteleden. Binnen de RPCNEI (India) hebben de laatste twintig jaar aanzienlijke veranderingen voor vrouwen plaats gevonden, vooral voor het werk in de kerk; vrouwen zijn zich meer bewust van hun roeping en hun gaven zijn ontdekt door de kerk, waardoor ze meer ingeschakeld worden (”but within a limit in the ministry”). Bij de VGKSA (Zuid-Afrika) hebben de vrouwen veel belangrijker zaken aan hun hoofd; velen leven in gebieden waar veel geweld, verkrachting, moord, verslaving e.d. voorkomen en hebben moeite om hun gezinnen te runnen; voor vrouwen die in betere condities leven, is de vraag naar het gebruiken van hun gaven niet relevant omdat er te veel nood is en te weinig capaciteit om die op te lossen. 

De meeste kerken hebben een ontwikkeling doorgemaakt inzake het functioneren van vrouwen in de kerk. Bij de CRC (Canada) is een toename in de acceptatie van vrouwen in gevarieerde rollen in 

|57|

de gemeente; dit wordt over het algemeen positief gewaardeerd, al blijft het een zaak van discussie uit vrees voor de invloed van de feministen. In de PCU (Uganda) zijn sommige vrouwen meer begaafd dan mannen op verschillende terreinen en dit zou aanvaard moeten worden, maar er zijn gemengde gevoelens over. In de RCJ (Japan) is de sfeer minder hard geworden, meer open-minded en men kan zich meer concentreren op de missionaire taak, al zijn er nog veel problemen te overwinnen. Veel vrouwen in de RCNZ (Nieuw-Zeeland) werken met veel vrucht in verschillende rollen; ontwikkeling kan gezien worden in een groeiend verlangen van veel vrouwen om de Heer te dienen in een rol die past bij hun situatie; er is geen zichtbare beweging onder vrouwen om de rol van ouderling of diaken over te nemen. In de RPCNEI (India) is juist veel ontwikkeling geweest onder de vrouwen; eerst dachten zij dat ze niet bekwaam waren, niet belangrijk, alleen maar moesten luisteren naar mannen; geleidelijk aan laten zij zich steeds meer horen en delen hun opinie in de gemeentevergaderingen; dit wordt gezien als groei en als ‘women empowerment’. In de VGKSA (Zuid-Afrika) zijn er geen ontwikkelingen in de richting van acceptatie van vrouwen als ouderling of predikant, wel voor het ambt van diaken; dit laatste speelt een rol in de discussies met de Reformed Churches in Zuid-Afrika.

Samenvattend: bij de buitenlandse zusterkerken blijkt een grote verscheidenheid in opvattingen over de inzet van gaven van vrouwen, die beïnvloed worden door lokale en culturele kenmerken. Vrouwen zijn actief in alle zusterkerken, maar bij de meeste worden vrouwen op grond van de Bijbel niet toegelaten tot de ambten; in enkele kerken zijn vrouwelijke predikanten, ouderlingen en/of diakenen aangesteld.

5.4.4 Recente ontwikkelingen 

De synodes van de Free Reformed Church of Australia, de Canadian Reformed Church en de Igrejas Reformadas Do Brasil (IRB) hebben onlangs besluiten genomen over de zusterkerkrelatie met de GKv, mede naar aanleiding van de besluiten van de GS Ede 2014 over M/V en ambt. 

Canadian Reformed Churches (CRC)
In mei 2016 besluit de CRC synode: omdat de situatie binnen de GKv op plaatselijk niveau vloeiend (fluid) is en er veel verschillen in praktijk zijn tussen de plaatselijke kerken [bijv. een wereldse levensstijl, praktiseren van homoseksualiteit en vrouwen in het ambt] kunnen de CRC niet langer automatisch de attestaties van de plaatselijke GKv kerken accepteren of predikanten uit de GKv op de kansel toelaten. Daarom worden de regels voor de zusterkerkrelatie tijdelijk opgeschort. De CRC kerkenraden worden aangespoord om zorgvuldig te onderzoeken of iemand met een attestatie van de GKv gezond in leer en leven is. Dit betekent niet dat de zusterkerkrelatie is beëindigd, maar wel dat die onder druk staat. 

Free Reformed Churches of Australia (FRCA)
In juni 2015 besluit de FRCA synode om de zusterkerkrelatie met de GKv te schorsen omdat de GKv zich niet heeft bekeerd na de vermaning aan de GS Ede zich weer te stellen onder het gezag van de Heilige Schrift. In de praktijk betekent dit dat de praktische bepalingen van de regels voor zusterkerkrelaties niet langer van kracht zijn. GKv predikanten kunnen niet meer uitgenodigd worden op de FRCA kansels en mogen niet in de FRCA beroepen worden tenzij het beroep vooraf door een classis goedgekeurd is. Attestaties van leden kunnen slechts aanvaard worden wanneer de FRCA kerkenraden er van overtuigd zijn dat de betrokken personen trouw in leer en leven zijn. Attestaties naar de GKv zullen slechts met zorgvuldigheid verstrekt worden. Afgevaardigden van de GKv kerken zullen nog wel uitgenodigd worden op de eerstvolgende synode en mogen de vergadering toespreken maar meestemmen kan niet meer. De zusterkerkrelatie wordt geschorst, maar wanneer er tegen de eerstvolgende synode van de GKv in 2017 geen terugkeer is naar het fundament van Gods Woord zal de zusterkerkrelatie ‘onhoudbaar zijn’. 

|58|

Igrejas Reformadas Do Brasil (IRB)
In maart 2015 sturen de IRB deputaten voor contact met buitenlandse kerken een brief aan de GKv met vermelding van informatie ontvangen van Dr. J. Douma en de discussie tussen de GKv en de CRC. Voor rapportage aan hun synode stellen zij een aantal vragen over de manier waarop de GKv zijn omgegaan met de zaken die door Dr. Douma naar voren zijn gebracht. Vragen over de positie van de GKv over homoseksualiteit; over de hermeneutische methode aan de TUK; over de reden waarom de GKv de plaats van de vrouw in de kerkelijke ambten blijft onderzoeken en tenslotte of de GKv de vrouw in het ambt geen belemmering vindt in de relatie met de NGK (of is deze zaak een ondergeschikt punt in de kerkelijke relaties?). Deze vragen moeten niet als een aanval worden beschouwd. Het is de wens van de deputaten om de eenheid in de waarheid en in geloof te bewaren.

Samenvattend: twee zusterkerken hebben de relatie met de GKv opgeschort en de kerken opgeroepen zich weer te stellen onder het gezag van de Bijbel, o.a. vanwege de benoeming van nieuwe deputaten M/V en ambt.

5.5 Conclusies

Het onderzoek bij de binnenlandse zusterkerken heeft weinig nieuwe gezichtspunten opgeleverd. De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken van 1998 heeft uitgesproken dat het standpunt over de vrouw in het ambt, dat in de CGK steeds heeft gegolden, schriftuurlijk verantwoord is, al is een minderheid in die kerken van mening dat openstelling van de ambten voor de vrouw niet in strijd is met Schrift en belijdenis.

De Landelijke vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken van 2004 heeft uitgesproken, dat het bijbels verantwoord is dat de ambten van ouderling en predikant ook voor vrouwen kunnen worden opengesteld. Ook binnen de NGK heeft een minderheid fundamentele kritiek op de exegetische en hermeneutische conclusies uit het eindrapport van de deputaten, maar de LV vindt het, gelet op de draagkracht binnen het kerkverband, verantwoord het in de vrijheid der kerken te laten om het ambt van ouderling voor zusters daadwerkelijk open te stellen. De LV van 2007 concludeert over de openstelling voor zusters van het ambt van predikant dat de kerken, ondanks verschillen in overtuiging, vorm willen geven aan hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de toegang tot het ambt van predikant. 

De ‘meer behoudende’ kerken dringen erop aan geen vrouwen toe te laten tot de ambten, omdat zij menen dat de Bijbel dat niet toelaat. Opmerkelijk is de tendens bij de vGKN (waar vrouwen zijn toegelaten tot de ambten) om zich te herbezinnen op dit punt, mede door de contacten met CGK en GKv. De gedachte dat mannen zich terugtrekken als vrouwen in het ambt dienen, is bij hen niet onderzocht maar wordt mogelijk geacht; wel is een verschuiving merkbaar naar ‘meer mannen in het ambt’. 

Het is verheugend dat ongeveer een derde van de buitenlandse zusterkerken ons wilde dienen met hun advies. Uit hun reacties blijkt dat vrouwen vaak heel actief zijn in de kerken. In de RCJ staan alle ambten sinds 2015 open voor vrouwen, in de GKSA alleen het diakenambt. In de overige kerken voeren vrouwen regelmatig functies en/of taken uit die dicht tegen de ambten aan liggen of ook door ouderlingen en/of predikanten gedaan worden, zoals pastoraal of diaconaal werk. 

In twee kerken zijn de afgelopen jaren discussies gevoerd over de vraag of vrouwen mogen stemmen bij verkiezingen voor ambtsdragers, een kwestie waarover de GKv al in 1993 een besluit genomen hebben. In twee kerken is jarenlang discussie geweest over vrouwen in het ambt; bij de GKSA is dit afgewezen, bij de RCJ aanvaard. Bij de overige kerken worden alleen mannen toegelaten tot de ambten, op grond van de Bijbel. In een enkel geval worden hierbij teksten genoemd uit 1 Korintiërs, Efeze of 1 Timoteüs, verder blijft het bij de algemene aanduiding dat de Bijbel dit niet 

|59|

toelaat. Voor de onderwijzende of leidinggevende taken die vrouwen uitvoeren in de kerk, heeft in alle gevallen de kerkenraad de uiteindelijke verantwoordelijkheid. 

De vraag naar de overtuigingen die leven in de kerk, laat een grote verscheidenheid zien in cultuur en sociale ontwikkeling. Op steeds meer plaatsen worden de gaven van vrouwen ingezet in de kerk, al gaat dat niet vanzelfsprekend waar mannen altijd de dienst hebben uitgemaakt. Uit de reacties blijkt dat de vrouwen zich meestal wel voegen in de gangbare praktijk, behalve als ze door mannen gemarginaliseerd worden. Duidelijk wordt dat de lokale en culturele kenmerken en ontwikkelingen in veel opzichten invloed hebben op de meningsvorming over de gaven van vrouwen en de manier waarop deze worden ingezet. 

Twee zusterkerken (de Canadian Reformed Churches en de Free Reformed Churches of Australia) hebben de zusterkerkrelatie tijdelijk opgeschort omdat de GKv zich niet heeft bekeerd na de vermaning aan de GS Ede zich weer te stellen onder het gezag van de Heilige Schrift. 

Kort samenvattend doen we in dit hoofdstuk de volgende inzichten op:
- De informatie van de binnenlandse en buitenlandse zusterkerken maakt duidelijk dat er ruimte is voor verscheidenheid in hoe met vrouw en ambt wordt omgegaan, passend bij de tijd en cultuur in een bepaalde streek.
- Tegelijk maakt het duidelijk dat sommige relaties onder druk staan of zullen komen te staan bij een besluit van de GKv over vrouw en ambt.