6.2.5 Gemeenschappelijke regeling

Tenzij daarvoor in een kerkordelijke bepaling met zoveel woorden ruimte wordt gemaakt, mag een ambtelijke vergadering of een kerkelijk college haar of zijn bevoegdheden niet zomaar aan anderen overdragen. In ord. 4-11 wordt — onder bepaalde voorwaarden — deze mogelijkheid geopend: kerkenraden, colleges van

|174|

kerkrentmeesters of colleges van diakenen kunnen bepaalde taken overdragen aan een door hen gezamenlijk in te stellen commissie. De leden van deze commissie worden uit hun midden benoemd: ze dragen het werk dus niet aan anderen over, maar verrichten dat samen met anderen.

Zo wordt het mogelijk dat colleges van kerkrentmeesters gezamenlijk een kerkelijk bureau instellen, of dat kerkenraden gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de gemeenteopbouw in een VINEX-locatie dragen. Gemeenten kunnen door toepassing van deze bepaling samenwerken in een regionaal verband, om gemeenschappelijk taken die afzonderlijk hun draagkracht te boven gaan, uit te voeren. De G.R. preekconsent (art. 6-1) geeft aan dat het in een dergelijke situatie mogelijk is voor een kerkelijk werker die in de bediening is gesteld, preekconsent aan te vragen. Om er op toe te zien dat kerkenraden en colleges hun taken niet lichtvaardig uit handen geven, is bepaald dat medewerking en goedvinden van de classicale vergadering is vereist.