3.12. De verzoening door middel van schuldbelijdenis (artikel 75)

3.12.1. Tekenen van boetvaardigheid

- De kerkelijke tucht ten aanzien van leden van de gemeente die geen ambtsdrager zijn, wordt beëindigd, zodra de zondaar of zondares betrouwbare316 tekenen van berouw vertoont317 en schuldbelijdenis


316 Artikel 75 spreekt over “zekere”, betrouwbare of genoegzame tekenen der boetvaardigheid. Zie J. Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, s.v. seker, betekenis 2 en 4. Vergelijk K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 379, die “zekere” weergeeft met “genoegzame.” De Latijnse tekst van artikel 75 van de DKO geeft een omschrijving die te vertalen is als: “waar over de kentekenen der ware boetvaardigheid overeenstemming is.” Zie Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 324-325.
317 Spreuken 28: 13; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 288 (Rotterdam 1575); K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 379.

|116|

heeft afgelegd.
De verzoening of het herstel der verhoudingen vindt plaats door het doen van schuldbelijdenis, die al of niet een openbaar karakter kan hebben.
- De tekenen van boetvaardigheid komen tot uitdrukking in schaamte en verdriet over de zonde,318 in de begeerte om schuld te belijden en in een vernieuwde levenswandel.319
- De kerkenraad als geheel vormt zich320 een oordeel over de oprechtheid van de tekenen van boetvaardigheid.
- Als de tekenen der boetvaardigheid ontbreken, kan het betreffende gemeentelid niet toegelaten worden tot het afleggen van schuldbelijdenis, maar moet de kerkenraad hem of haar door vermaning zoeken te verootmoedigen.321
- Bij twijfel aan de oprechtheid van de betrokkene kan de kerkenraad aan het doen van schuldbelijdenis een kortere of langere proeftijd laten voorafgaan, opdat zal blijken dat de tekenen van boetvaardigheid ernstig gemeend zijn.322

 

3.12.2 Schuldbelijdenis door doopleden

- Doopleden zijn leden der gemeente en als zodanig aan de christelijke tucht in vermanende zin onderworpen.323 Zodra zij verantwoordelijk geacht kunnen worden voor hun daden en in hun geweten


318 Voornaamste besluiten, blz. 33 (Generale Synoden 1968, 1971).
319 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 379.
320 K. de Gier, Toelichting, blz. 147.
321 Voornaamste besluiten, blz. 33 (Generale Synode 1968, 1971). Zie ook de besluiten van de Generale Synode van 1917, punt 5, geciteerd in G.H. Kersten, In het voetspoor der vaderen, blz. 187-188.
Om toegelaten te worden tot het doen van schuldbelijdenis moet de betrokkene ook in alle gevallen blijk hebben gegeven van zijn oprecht berouw tegenover degene(n) tegen wie hij of zij heeft gezondigd.
322 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 379-380; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 325.
323 Voornaamste besluiten, blz. 15 (Generale Synode 1909, Rotterdam); H. Bouwman, De Kerkelijke Tucht, blz. 148; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 370.

|117|

bezwaard zijn over een bepaalde zonde, kunnen en moeten zij als leden der gemeente in staat worden gesteld om schuldbelijdenis af te leggen.324

 

3.12.3. De wijze van het doen van schuldbelijdenis

- De kerkenraad beoordeelt in elk voorkomend geval of de schuldbelijdenis alleen zal plaats hebben voor de kerkenraad of in het openbaar voor de gemeente.325
- Bij de beoordeling laat de kerkenraad zich leiden door:
a) de eer van God;
b) de vraag wat het meest dient tot stichting der gemeente;
c) de vraag wat het meest bevorderlijk is tot heil van de zondaar.326

 

3.12.4. Verschil van inzicht over de wijze van schuldbelijdenis

- Bij verschil van inzicht over de wijze waarop de verzoening door middel van schuldbelijdenis tot stand zal komen, wordt in grote gemeenten met meer dan één predikant met meerderheid van stemmen beslist.327
- In een gemeente met één predikant328 vraagt de kerkenraad het advies van de classis.329
- In spoedeisende gevallen, met name kort nadat de classis heeft vergaderd,330 kan het advies gevraagd worden van twee genabuurde


324 Spreuken 28: 13; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 289-290.
325 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 380; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 326.
326 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 326; K. de Gier, Toelichting, blz. 148. Men zie bij twijfelgevallen vooral ook de overwegingen van Jansen op blz. 326 en 327.
327 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde; blz. 380; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 326.
328 De DKO veronderstelt dat elke gemeente een predikant heeft. Deze bepaling geldt dus ook voor een vacante gemeente.
329 Dit is de algemeen gangbare manier van handelen geworden.
330 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 380.

|118|

kerkenraden.331 In een gezamenlijke vergadering met deze kerkenraden wordt een uiteenzetting gegeven over de zaak in kwestie. Elk van de beide kerkenraden vormt zich daarna afzonderlijk een eigen oordeel. Vervolgens komen beide kerkenraden tot de vorming van een gemeenschappelijk oordeel. De kerkenraad handelt vervolgens in overeenstemming met het advies of oordeel van de twee genabuurde kerken.332

 

3.12.5. Schuldbelijdenis voor de kerkenraad

- Schuldbelijdenis voor de kerkenraad — zónder mededeling aan de gemeente — vindt altijd plaats bij de opheffing van de kerkelijke vermaning, ook wel stille censuur of kleine ban genoemd.
- Schuldbelijdenis voor de kerkenraad vindt eveneens plaats bij de opheffing van de eerste trap van de censuur of kerkelijke afsnijding. Van deze schuldbelijdenis wordt mededeling gedaan aan de gemeente zónder het noemen van de naam.333
- Wanneer een openbare zonde door omstandigheden, zoals een langdurig tijdsverloop, niet meer in de gemeente bekend is, dient met schuldbelijdenis voor de kerkenraad — zonder mededeling aan de gemeente — te worden volstaan.334

 

3.12.6. Openbare schuldbelijdenis

- Openbare zonden, die aan de gehele gemeente ergernis hebben


331 De in artikel 75 aangegeven procedure wordt nog zelden gebruikt. In de zestiende tot en met de achttiende eeuw werd in tal van gevallen alleen schuldbelijdenis afgelegd voor de kerkenraad zonder bekendmaking in de gemeente. De verzoening door schuldbelijdenis in het openbaar werd alleen toegepast in buitengewone gevallen als de kerkenraad dat nodig oordeelde en twee genabuurde kerkenraden met dat oordeel instemden. Zie F. L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen II, blz. 275-276; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 288-289 (Rotterdam 1575, Middelburg 1591).
332 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 326.
333 K. de Gier, Toelichting, blz. 148.
334 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 289 (Dordrecht 1578).

|119|

gegeven, moeten in het openbaar worden beleden.335
- Openbare schuldbelijdenis vindt plaats door de bekendmaking vanaf de kansel dat het betreffende lid van de gemeente schuldbelijdenis heeft afgelegd voor de kerkenraad.
- Openbare schuldbelijdenis kan ook plaatshebben door het opstaan van de betreffende persoon tijdens de openbare eredienst om zijn schuld te erkennen.336


335 DKO, artikel 75; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 288 (Teurs 1563); K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 380; G.H. Kersten, In het voetspoor der vaderen, blz. 207; Voornaamste besluiten, blz. 33 (Generale Synoden der Gereformeerde Gemeenten 1968, 1971).
336 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 380; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 327. Deze vorm van openbare schuldbelijdenis werd reeds tijdens de Reformatie algemeen in Nederland gebruikt. Zie F.L. Bos, De orde der kerk blz. 289 (Schoonhoven 1579, Middelburg 1591). Zie voor de ontwikkeling ook paragraaf 3.12.4. van dit hoofdstuk, noot 330.