Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoofdmenu

  • Home
  • Over
  • Gebruik
  • Historisch kerkrecht
  • Civiel recht
  • D. Deddenskamer
  • Colofon
  • English
kerkrecht.nl

kerkrecht.nl

Zoekveld

Hoofdstuk II. Van de plaatselijke kerk

E. Van de oefening der tucht

Doel en wijze

Artikel
46

Zij behoort op onderscheiden wijze geoefend te worden, naar gelang zij toegepast wordt op doopleden, belijdende leden of kerkeraadsleden.

‹ Art. 45 E. Tuchtoefening Art. 47 ›
  • Printvriendelijke versie

navigatie

  • Kerkgemeenschappen
  • Kerkordes
  • Commentaren
  • Bibliotheek
  • Allan J. Janssen 1948-2020

trefwoorden

  • Opzicht
  • Tucht over ambtsdragers
  • Tucht over doopleden

Kerkorde GKNhv (1936)

  • Inleiding
  • I. Inleidende bepalingen
  • II. Van de plaatselijke kerk
    • Art. 5 A. Gemeenteleden
    • Art. 6
    • Art. 7
    • Art. 8
    • Art. 9
    • Art. 10
    • Art. 11
    • Art. 12 B. Kerkeraadsleden
    • Art. 13
    • Art. 14
    • Art. 15
    • Art. 16
    • Art. 17
    • Art. 18
    • Art. 19 C. Kerkeraad
    • Art. 20
    • Art. 21
    • Art. 22
    • Art. 23
    • Art. 24
    • Art. 25
    • Art. 26
    • Art. 27
    • Art. 28
    • Art. 29
    • Art. 30 D. Eeredienst
    • Art. 31
    • Art. 32
    • Art. 33
    • Art. 34
    • Art. 35
    • Art. 36
    • Art. 37
    • Art. 38
    • Art. 39
    • Art. 40
    • Art. 41
    • Art. 42
    • Art. 43
    • Art. 44
    • Art. 45 E. Tuchtoefening
    • Art. 46
    • Art. 47
    • Art. 48
    • Art. 49
    • Art. 50
    • Art. 51
    • Art. 52
    • Art. 53
    • Art. 54
    • Art. 55
    • Art. 56
    • Art. 57
  • III. Van het kerkverband
  • IV. Slotbepalingen