|38|

 

3. Rechtspraak

 

3.1. Casus

Na een aantal pastorale gesprekken over de incestervaring komt de pastorant met het volgende: ‘Dominee, ik wil de dader bij de politie gaan aangeven, maar ik zie ook wel erg op tegen alles wat dat met zich meebrengt.’ Afgesproken wordt dat zowel de pastor als de pastorant de eerstvolgende keer op dit thema zal doorgaan.

3.2. Rechtspraak

Rechtspraak is:

  • het van overheidswege
  • bindend beslechten
  • van rechtsgeschillen tussen rechtssubjecten8
  • op basis van rechtsregels
  • door overheidsorganen die onafhankelijk staan ten opzichte van hen die wetgeving en bestuur in hun portefeuille hebben.

Deze definitie van rechtspraak doet vermoeden dat het in de rechtspraak altijd om rechtsgeschillen gaat. Dat is niet zo. De hulp van de rechter wordt ook vaak ingeroepen omdat de rechtsregel dat zo bepaalt. De rechter moet bijvoorbeeld een adoptie uitspreken. Er is dan geen sprake van een rechtsgeschil. De wet zelf heeft in dat geval de rechter de opdracht gegeven een uitspraak te doen. In dit verband wordt ook wel gesproken over ‘extrajudiciële werkzaamheden’.9


8 Rechtssubject: een drager van rechten en plichten.
9 Th.G.M. Simons, De rechterlijke organisatie in Nederland, Deventer: Tjeenk Willink 1996.

|39|

3.3. Soorten rechtspraak

De rechtsregels zijn gerubriceerd naar rechtsgebied.10 De rechtsrelatie die in de rechtsregel geregeld wordt, bepaalt tot welk rechtsgebied de rechtsregel behoort. Het rechtssubject dat op grond van deze rechtsregel op vervulling van zijn recht staat, kan in conflict met de tegenpartij komen, die dit bijvoorbeeld weerspreekt. Ten behoeve van de rechtshandhaving van de rechtsregel uit dat bepaalde rechtsgebied is aan dat rechtsgebied een ‘eigen rechtspraak’ verbonden.
Bij privaatrechtelijke conflicten kan de hulp van de civiele rechter worden ingeroepen. Bij strafrechtelijke conflicten wordt de strafrechter gevraagd recht te spreken en bij bestuursrechtelijke conflicten de bestuursrechter. Er zijn dus sowieso al drie ‘soorten’ rechtspraak te onderscheiden.

Civiele rechtspraak

De civiele rechtspraak is er ter beslechting van privaatrechtelijke conflicten. Daarnaast is civiele rechtspraak geboden als de wet een uitspraak van de rechter verplicht stelt om een bepaald rechtsgevolg te doen ontstaan (denk weer aan de uitspraak van een adoptie).

Strafrechtspraak

De strafrechtspraak is ter vaststelling of door de verdachte een strafbaar feit gepleegd is en ter bepaling van de daarbij behorende straf. Het strafrechtelijk conflict speelt zich eigenlijk af tussen de verdachte en de samenleving. De samenleving ziet zich in het optreden van het OM vertegenwoordigd.

Bestuursrechtspraak

De bestuursrechtspraak is ter beslechting van een geschil tussen het rechtssubject en een bestuursorgaan. Het rechtssubject is het bijvoorbeeld oneens met het feit dat hij van de gemeente op zijn vraag daarom, geen recht op een bijstandsuitkering heeft gekregen. Het gaat om een beslissing die alleen door het bestuur afgegeven kan worden. Een ander voorbeeld betreft de kerkelijke jeugdsoos die het oneens is met de gemeente over het


10 Zie 2.6.

|40|

feit dat er afwijzend op een subsidieaanvraag gereageerd is. De jeugdsoos gaat daarover eerst klagen bij de gemeente (geen rechtspraak) en kan later een beroep op de bestuursrechter doen.

3.4. Kenmerken van de Nederlandse rechtspraak

De Nederlandse rechtspraak:

  • is in principe openbaar (zowel de zitting als de uitspraak);
  • is in principe in handen van beroepsjuristen;
  • kan zich meestal afspelen voor twee rechterlijke instanties (in eerste aanleg en hoger beroep);
  • hanteert het principe van hoor en wederhoor;
  • wordt uitgeoefend door rechters die onafhankelijk zijn;
  • kent het principe dat volgens de wet wordt rechtgesproken;
  • kent het principe dat uitspraken van de rechter onderbouwd moeten zijn. De rechter heeft een motivatieplicht. De rechter moet in het vonnis de argumenten die tot de uitspraak leiden, noemen.

De onafhankelijkheid van de rechters wordt gewaarborgd door het feit dat zij voor het leven benoemd worden. De benoeming gebeurt door de Kroon bij koninklijk besluit. Rechter kunnen alleen in de gevallen bij wet bepaald door de Hoge Raad worden geschorst of ontslagen. Wel kunnen de rechters op eigen verzoek en wegen het bereiken van een bepaalde leeftijd (70 jaar) door de regering worden ontslagen. De rechtspositie van de rechter wordt bij wet vastgesteld.11

3.5. De rechterlijke macht

3.5.1. Rechtsprekende instanties

Rechtspraak is nodig ter handhaving van de rechtsregels. De rechtspraak is door de Grondwet (Gw) voor het grootste deel opgedragen aan de rechterlijke macht.12 Niet alle rechtspraak moet door de rechterlijke macht verricht worden. De wet kan bijvoorbeeld in bestuursrechtelijke conflicten de rechtspraak opdragen aan instantie die niet tot de rechterlijke macht


11 De Grondwet (Gw) wijdt een heel hoofdstuk aan de rechtspraak (art. 112-122 Gw). Zie ook Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra).
12 Art. 112 Gw.

|41|

behoren. Concreet betreft dit bijvoorbeeld de Centrale Raad van Beroep (CRvB)13 en het College van Beroep studiefinanciering.14
De Grondwet bepaalt dat de wet de gerechten die tot de rechterlijke macht behoren, aanwijst.15 De Grondwet bepaalt uitdrukkelijk dat een straf van vrijheidsontneming alleen door de rechterlijke macht kan worden opgelegd.
De rechterlijke macht is te onderscheiden in de zittende magistratuur en de staande magistratuur. De zittende magistratuur betreft de rechters die rechtspreken en de griffiers.16 De staande magistratuur betreft het OM. De woorden ‘zittend’ en ‘staand’ kunnen letterlijk opgevat worden. Gedurende de rechtszitting zit de rechter en staat de OvJ, die namens het OM optreedt.
De organisatie van de rechterlijke macht en de rechtspraak is grotendeels geregeld in de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO).

De gerechten

De gerechten die tot de rechterlijke macht behoren, zijn de

  • rechtbanken (19);
  • gerechtshoven, vaak aangeduid als hoven (5);
  • de Hoge Raad der Nederlanden, vaak aangeduid als Hoge Raad (HR).17

Per 1 januari 2002 zijn de tot dan toe bestaande kantongerechten ondergebracht bij de rechtbanken. De benaming is nu: rechtbank, sector kanton. De enkelvoudige kamer van de sector kanton behandelt kantonzaken. In de wet wordt aangegeven welke zaken dat zijn. De rechter heet in déze zaken kantonrechter. De kantongerechtslocaties die bestonden tot 1 januari 2002 blijven in de meeste gevallen gehandhaafd als nevenzittingsplaats van de rechtbank.


13 De CRvB is gevestigd te Utrecht en wordt geregeld in de Beroepswet.
14 College van Beroep studiefinanciering is gevestigd in Groningen en wordt geregeld in de Wet op de studiefinanciering. Een ander belangrijke bestuursrechtelijke rechter die niet tot de rechterlijke macht gerekend wordt, is de Afdeling bestuursrechtspraak, gevestigd in Den Haag en wordt geregeld in de Wet op de Raad van State.
15 Art. 116 lid 1 Gw.
16 De griffie is het secretariaat van de rechterlijke instantie. Op de zitting is een griffier aanwezig die o.a. een proces-verbaal van de zitting opmaakt.
17 Art. 2 RO. Laatste wijziging, Stb 2001, 584.

|42|

3.5.2. Het Openbaar Ministerie (OM)

Achtergronden

Het OM is in Nederland de instantie die bepaalt welke verdachten voor de strafrechter komen en dát ze in dat geval voorkomen. Oftewel het OM is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. In 2000 heeft het OM 249.000 rechtbankstrafzaken verwerkt, 223.000 kantonstrafzaken en 259.000 beroepen in verband met een administratieve beschikking wegens een verkeersovertreding.
Van de zaken die het OM behandelt, leidt 80 tot 85% tot een strafrechtelijke sanctie in de vorm van een gevangenisstraf, boete of taakstraf.18
In 1993 werd besloten dat het OM ingrijpende wijzigingen moest ondergaan.
De directe aanleiding daarvoor was gelegen in het feit dat in een aantal belangrijke strafzaken de zaak niet afgerond was in verband met vormfouten of doordat de rechter tot de conclusie was gekomen dat het tenlastegelegde feit niet bewezen kon worden en daarom vrijspraak moest volgen.
In 1999 is het reorganisatieproces formeel afgerond. Met name de Wet rechterlijke organisatie (RO) is gewijzigd en aangepast. Het OM is nu één organisatie met een landelijke leiding.

Organisatie

Het Parket-Generaal
Aan het hoofd van het OM staat het College van Procureurs-Generaal. De leden van het College zijn niet meer aan een bepaald gerecht verbonden. De band die eerder aanwezig was tussen de Procureurs-Generaal en de gerechtshoven is nu doorgesneden. Het College vergadert zelfstandig als leiding van het OM.
Eens per maand bespreekt het College met de minister van Justitie het landelijk OM-beleid. Het College ziet er onder andere op toe dat de politie haar taak met betrekking tot de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en haar taken ten dienste van justitie naar behoren vervult.
Aangezien het College het hoofd van het OM is, kan het aanwijzingen geven aan het OM. Deze aanwijzingen kunnen betrekking hebben op


18 Zie www.openbaarministerie.nl/ (jaarverslag 2000).

|43|

het algemeen beleid van het OM, maar ook op individuele strafzaken. De medewerkers die voor het OM werken, zijn in dienst van het OM. Vóór de reorganisatie waren deze medewerkers in dienst van Justitie. De ontwikkeling van het landelijk beleid is eveneens van het ministerie overgegaan naar het College. Het College heeft de beschikking over een staf van ongeveer tachtig mensen, die samen met het College het Parket-Generaal vormt. Het Parket-Generaal is het landelijk hoofdkantoor van het OM.19
Ook al is het OM geen onderdeel van het ministerie van Justitie, dit neemt niet weg dat de minister van Justitie politiek verantwoordelijk is jegens het OM. Vanuit dit verantwoordelijkheid kan de minister aanwijzingen met betrekking tot het beleid geven. In deze tijd worden van het OM heel wat keuzes gevraagd. Het aantal strafbaarstellingen neemt toe. De hoeveelheid criminaliteit eveneens. Aangezien het OM alleen vervolgt als dat op grond van het algemeen belang geïndiceerd is, vraagt dat dus om het voortdurend nemen van beslissingen. Deze beslissingen moeten op grond van het beleid verantwoord kunnen worden. Het OM legt zijn beleid neer in beleidsregels. De minister wordt gevraagd of hij deze beleidsregels voor zijn politieke verantwoordelijkheid wil nemen. Als de minister en het College van mening verschillen, kan de minister het College aanwijzingen geven. Als de minister een aanwijzing20 wil geven voor een individuele strafzaak, moet daar een bepaalde procedure voor afgelegd worden.

De arrondissementsparketten
In elke stad waar een rechtbank staat, heeft het OM zijn eigen kantoor. Dit is het arrondissementsparket. Elk parket staat onder leiding van een hoofdofficier van Justitie. Deze hoofdofficier moet het landelijk beleid van het OM in het arrondissement uitvoeren. De hoofdofficier is verantwoording schuldig aan het College van Procureurs-Generaal. Op het parket werkt een aantal Officieren van Justitie. Zij vertegenwoordigen het OM bij de arrondissementsrechtbank.21 Voor de sector kanton worden speciale ‘officieren enkelvoudige zitting’ benoemd.


19 Art. 130-133 RO.
20 Art. 127-128 RO.
21 Art. 136 RO.

|44|

De parketten bij het gerechtshof
Het gebied waar een gerechtshof ligt, heet een ressort. Zij die namens het OM in het ressort werken, worden geen Officier van Justitie genoemd, maar Advocaat-Generaal (AG). Aan het hoofd van elk ressortsparket staat een hoofdadvocaat-generaal. De hoofdadvocaat-generaal is verantwoording schuldig aan het College van Procureurs-Generaal.
Er is tussen de hoofdofficier van het parket bij de rechtbank en de hoofdadvocaat-generaal van het ressortsparket geen sprake van hiërarchie, wel van samenwerking. Regelmatig is er overleg om het beleid van het College van Procureurs-Generaal te kunnen uitvoeren.22

Het landelijk parket
De Wet RO van 1999 introduceert het landelijk parket. Het landelijk parket is niet verbonden aan rechtbank of hof. Het arrondissementsparket Rotterdam staat los van het landelijk parket Rotterdam. Het landelijk parket wordt ook wel aangeduid met de naam Landelijk Bureau Openbaar Ministerie (LBOM). Dit parket staat onder leiding van een hoofdofficier. Het parket houdt zich onder andere bezig met:

  • het uitvoeren van gezag over het Landelijk Recherche Team (LRT). Dit team doet onder meer onderzoek naar ernstige misdrijven en onderzoekt zware misdrijven die in nationaal en internationaal verband worden gepleegd. Door het LRT opgespoorde zaken worden vervolgd door officieren van het landelijk parket. Deze officieren zijn ook landelijk bevoegd en kunnen bij alle rechtbanken optreden;
  • ondersteuning van het College van PG’s bij het maken van beleid over de aanpak van georganiseerde misdaad.23

22 Art. 130 RO.
23 Art. 137 RO.

|45|

Schematische weergave OM

[ontbreekt]

Taken

De taak van het OM ligt wettelijk vast. In de Wet RO staat die taak aldus omschreven:
‘Het Openbaar Ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij wet vastgestelde taken.’24
Andere bij de wet vastgestelde taken zijn bijvoorbeeld:

  • het indienen van een verzoek om een minderjarige onder toezicht van een gezinsvoogdij-instelling te stellen25;
  • controle met betrekking tot de mensen die gedwongen opgenomen zijn in een psychiatrisch ziekenhuis. De Officieren van Justitie bezoeken op onbepaalde tijden een psychiatrisch ziekenhuis om zich er van te verzekeren dat niemand daarin tegen het recht in (wederrechtelijk) wordt opgenomen of verblijft;26

24 Art. 124 RO.
25 De ondertoezichtstelling wordt geregeld in art. 1:254 lid 1 BW. Deze rechtsregel behoort tot het privaatrecht. Dus niet alle taken van het OM liggen op het terrein van het strafrecht.
26 Art. 66-68 BOPZ.

|46|

  • bij een niet-natuurlijke dood vaststellen of er geen sprake is van een strafbaar feit. Vóór het begraven of cremeren is daarom in dat geval toestemming van de OvJ nodig.27

Hoofdtaak
De hoofdtaak van het OM is te verdelen in

  • de opsporing van strafbare feiten;
  • de vervolging van strafbare feiten;
  • toezicht op de uitvoering van strafvonnissen.28

Per jaar worden er in Nederland naar schatting acht miljoen misdrijven gepleegd. Het OM kan al die misdrijven niet opsporen en vervolgen. Het OM werkt vanuit het opportuniteitsbeginsel. Dit houdt in dat het OM bevoegd is om te beslissen of een zaak al dan niet, en zo ja, in welke omvang aan de strafrechter wordt voorgelegd. Het Wetboek van Strafvordering (Sv) stelt dat van vervolging afgezien kan worden op gronden aan het algemeen belang ontleend. In de praktijk is dit omgevormd tot vervolging als het algemeen belang daar om vraagt. Het OM moet beleid maken om tot een bepaalde prioriteitenlijst te komen. Voor een deel wordt die keuze landelijk gemaakt.

3.5.3. Het parket bij de Hoge Raad

Voor de reorganisatie van 1999 stond de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad bovenaan in de hiërarchie van het OM. In 1999 is aan deze relatie een einde gekomen. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandige eenheid geworden. Het parket bij de Hoge Raad maakt geen deel meer uit van het OM.
Aan de Hoge Raad, als rechtsprekend orgaan, moet echter wel een parket verbonden zijn. Aan het hoofd van dit parket staat een Procureur-Generaal (PG). De PG en de AG die bij de Hoge Raad werken, zijn, in tegenstelling tot de leden van het OM, evenals de rechters onafhankelijk.
De onafhankelijkheid heeft onder andere te maken met het feit dat de PG bij de HR bevoegd is om ministers die een ambtsmisdrijf gepleegd hebben te vervolgen. Deze taak moet onafhankelijk van de regering uitgevoerd kunnen worden. Bij de vervulling van zijn taken kan de PG bij de HR wel gebruikmaken van het OM. Zo treedt bijvoorbeeld de PG bij de HR als


27 Zie Wet op de Lijkbezorging.
28 Art. 140 en art. 148 en art. 167 Sv.

|47|

OM op als een minister of een lid van het parlement voor een ambtsmisdrijf vervolgd wordt.
Als de PG bij de HR niet als vervolger optreedt, adviseert hij wat er volgens hem met de aanhangige zaak moet gebeuren.

3.6. Strafrechtspraak

3.6.1. Strafrechtbeginselen

In het strafproces geldt een aantal principes:

  • de strafprocedure wordt geregeld in het Wetboek van Strafvordering (Sv). Lagere overheden zoals de provincie en de gemeente kunnen geen strafprocesrechtsregels maken;
  • een verdachte is onschuldig totdat een onafhankelijke rechter vaststelt dat hij schuldig is.29 Als het tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden, volgt een vrijspraak.30
    Als het tenlastegelegde feit wel bewezen kan worden, maar niet valt onder een rechtsregel waarin het delict omschreven wordt, volgt een ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR). Een OVAR zal ook uitgesproken worden als het tenlastegelegde feit bewezen is, het tenlastegelegde feit onder een delictomschrijving valt, maar de verdachte niet strafbaar is.31 Wel kan dan de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of de maatregel van terbeschikkingstelling (al dan niet met verpleging van overheidswege) worden opgelegd;32
  • het opportuniteitsbeginsel: dit beginsel houdt in dat het OM alleen tot vervolging overgaat als het algemeen belang daar om vraagt. Als het OM van vervolging afziet, seponeert het de zaak;33
  • de verdachte is niet verplicht mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Dit beginsel is neergelegd in art. 29 Sv: ‘In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhorende rechter of ambtenaar zich van alles wat de strekking heeft een verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht.’ Dat de verdachte niet | tot antwoorden verplicht is moet hem altijd voor het verhoor worden meegedeeld;

29 Art. 271 Sv.
30 Art. 352 lid 1 Sv.
31 Zie hiervoor het gedeelte dat over strafuitsluitingsgronden gaat.
32 Zie art. 352 lid 2 Sv en de art. 37, 37a en 37b Sr.
33 Art. 167 Sv.

|48|

  • het begrip ‘verdachte’ is nauwkeurig in de wet omschreven — namelijk in art. 27 Sv — als ‘degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enige strafbaar feit voortvloeit’;
  • iemand kan alleen van een strafbaar feit verdacht worden als dit feit voorafgegaan aan het plegen van het feit als dit gedrag vooraf in het materiële recht strafbaar is gesteld;34
  • er zijn twee soorten strafbare feiten (ook wel delicten genoemd): overtredingen en misdrijven. De overtredingen worden strafbaar gesteld in boek 3 van het Sr en de misdrijven in boek 2 van het Sr.
    Rechtsregels waarin buiten het Sr om delicten beschreven worden, geven eveneens aan of het om een overtreding dan wel een misdrijf gaat. De lagere overheid kan alleen strafbaarstellingen maken, die een overtreding opleveren.

3.6.2. Strafuitsluitingsgronden

Strafuitsluitingsgronden worden onderverdeel in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden.

Rechtvaardigingsgronden

Een delict wordt omschreven in de rechtsregel. De delictsomschrijving is dat gedeelte van de rechtsregel dat het verboden gedrag beschrijft.
Soms is het echter oneerlijk dat een bepaald gedrag van de dader verboden zou zijn. Er is sprake van een rechtvaardiging voor het delict in die situatie. De wetgever heeft waarschijnlijk niet bedoeld dat de delictsomschrijving ook op deze situatie van toepassing zou zijn. Het gaat hier om de zogenaamde rechtvaardigingsgronden. Deze ontnemen aan de gedraging het wederrechtelijk karakter. Er is sprake van een rechtvaardigingsgrond voor de daad van de dader. Het gaat daarbij wel om objectieve criteria.
De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond resulteert in ontslag van rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van het feit.
Er zijn vijf rechtvaardigingsgronden te noemen:


34 Art. 1 Sr: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

|49|

1. ‘noodweer’. Bij noodweer is er sprake van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke aanval op een mens. Om een voorbeeld te geven: Doodslag is het opzettelijk een ander van het leven beroven. Verdachte X verdedigde zich echter tegen een gewapende overval en schoot de overvaller ter verdediging van zichzelf dood. Het is niet vol te houden dat de verdachte nu doodslag gepleegd heeft. Deze delictsomschrijving is niet voor hem bedoeld. Hij hoeft zich immers niet te laten doden door de overvaller. Er moet door X wel met een gepast middel gereageerd zijn;35
2. overmacht in de zin van noodtoestand: de Hoge Raad heeft in 1923 uitgemaakt wat hier onder verstaan kan worden. De casus betreft een opticien die na sluitingstijd een bril (lorgnet) aan iemand verkoopt vanwege het feit dat diens bril door een ongelukje kapotgegaan was waardoor de desbetreffende persoon nauwelijks iets meer kon zien. De opticien wordt betrapt op het overtreden van de regelgeving over de winkelsluitingstijden. Voor de rechter doet de opticien dan een beroep op het feit dat de maatschappelijke verplichting zwaarder woog dan de wettelijke verplichting. De HR keurt dit beroep op overmacht goed: er is sprake van een wettelijke verplichting en een ongeschreven verplichting. De HR stelt dat de opticien terecht de ongeschreven plicht tot hulpverlening het zwaarst heeft laten wegen. De opticien gaat daarom vrijuit en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging;36
3. wettelijk voorschrift: als er een conflict is tussen twee geschreven rechtsplichten, kan een beroep gedaan worden op ‘wettelijk voorschrift’. Een deurwaarder ontruimt, vanwege een verplichting in de wet, een woning en zet de meubels op straat, terwijl dit bij een politieverordening verboden is. De HR laat de deurwaarder vrijuit gaan;37
4. ambtelijk bevel: de politieagent maakt een automobilist duidelijk dat hij door het rode licht moet rijden om de weg vrij te maken. De bestuurders krijgen echter later een ‘bon’. Voor de rechter slaagt hun beroep op het feit dat ze het ambtelijk bevel boven de wet gesteld hebben;38
5. ontbreken van materiële wederrechtelijkheid: deze rechtvaardigingsgrond is niet in de wet geregeld, maar op grond van de rechtspraak ontstaan. De HR heeft de mogelijkheid van deze rechtvaardigingsgrond


35 Art. 41 Sr.
36 Art. 41 Sr en HR 15 oktober 1923, NJ 1923, 1329.
37 Art. 42 Sr en HR 30 januari 1928, NJ 1928, 215.
38 Art. 43 Sr.

|50|

voor het eerst benoemd en gehonoreerd in het Huizer veeartsarrest, uitgesproken in 1933.39 Tijdens een epidemie van mond- en klauwzeer brengt de veearts uit Huizen een aantal gezonde koeien opzettelijk in contact met de zieke koeien. Daarmee pleegt de veearts een delict dat in de Veewet strafbaar is gesteld. De veearts geeft gedurende het proces aan dat hij dit gedaan heeft om de gezonde koeien antistoffen te laten ontwikkelen. Daarmee kan een zwaardere besmetting voorkomen worden. De veearts stelt daarbij dat hij een met inenten vergelijkbare, op juiste wetenschappelijke inzichten berustende, behandeling heeft verricht in het belang van de veestapel. De HR geeft toe dat formeel wederrechtelijk gehandeld is, maar dat dit in de praktijk niet wederrechtelijk genoemd kan worden. Daarmee is er dus sprake van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Dit betekent dat het delict alhoewel het in de wet strafbaar is gesteld, feitelijk gerechtvaardigd is. Met de handeling van de veearts zoals beschreven, wordt geprobeerd hetzelfde doel te bereiken als de wet wil bereiken, namelijk een gezonde veestapel.

Schulduitsluitingsgronden

Naast de rechtvaardigingsgronden bestaan er ook nog schulduitsluitingsgronden. De schulduitsluitingsgronden heffen het schuldverwijt aan het adres van de dader op en betreffen de subjectieve zijde van het delict.
Schulduitsluitingsgronden resulteren eveneens in ontslag van rechtsvervolging, maar dan wegens niet-strafbaarheid van de dader.
Tot de schulduitsluitingsgronden worden gerekend:
1. psychische overmacht: met name zware psychische dwang kan overmacht opleveren. Bij psychische overmacht gaat het om een zo heftige, van buiten komende druk dat de dader daaraan redelijkerwijs geen weerstand kan bieden. De dader moet zich zelf echter niet bewust in die omstandigheden brengen. Dit is het geval geweest bij een verdachte die zich willens en wetens in een zeer riskante situatie heeft gebracht. Er wordt dan gedoeld op een ontmoeting met een ex-vriend die kort tevoren zijn vriendin verlaten heeft. Als de vriendin haar ex-vriend kort daarna gaat opzoeken, valt niet uit te sluiten, dat de mogelijkheid ontstaat dat ze ongewild ten prooi zal vallen aan een onverhoedse en onweerstaanbare drang tot het doodsteken van die man, die voorwerp


39 HR 20 februari 1933, W 126000, NJ 1933, 918.

|51|

van haar woede is. Een beroep op overmacht is daarom in dat geval onmogelijk.40
Een situatie waarin de Hoge Raad vindt dat psychische dwang wel een terecht beroep op overmacht oplevert, speelt zich in een oorlogssituatie af. De verdachte, een verzetsstrijder die verweten wordt de namen van zijn medeverzetsstrijders te hebben prijsgegeven, treft in eerste instantie het verwijt dat hij mensen die ondergedoken zaten, heeft blootgesteld aan mishandeling. Vervolgens is deze mishandeling (als drukmiddel) in zijn bijzijn voortgezet op kinderen van een joodse moeder, waarbij de joodse moeder tegenwoordig is. De joodse moeder smeekt de opgepakte verzetsstrijder dan om niet langer te zwijgen. Hieraan geeft de verdachte gehoor. Het is, aldus de Hoge Raad, een overspanning van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van verdachte in deze omstandigheden de eis van zelfopoffering te stellen;41
2. noodweer-exces: noodweer op zich kan een rechtvaardigingsgrond opleveren. Als de gekozen zelfverdediging over de schreef gaat en dus voor een veel te zware vorm van zelfverdediging wordt gekozen kan een beroep op noodweer-exces uitkomst bieden. In dat geval moet de overschrijding echter het onmiddellijke gevolg zijn van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding veroorzaakt is;
3. onbevoegd gegeven ambtelijk bevel42: als de persoon in kwestie er redelijkerwijs van mag uitgaan dat het ambtelijk bevel bevoegd gegeven is, kan hij zich op deze schulduitsluitingsgrond beroepen als achteraf blijkt dat het ambtelijk bevel onbevoegd gegeven is;
4. ontoerekenbaar: art. 39 Sr stelt: ‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend.’ De verdachte die psychisch dermate gestoord is dat hij niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor het door hem gepleegde feit, wordt ontslagen van rechtsvervolging. Wel kan deze verdachte, wanneer bewezen is dat hij het strafbare feit begaan heeft, een maatregel opgelegd krijgen. Het betreft dan de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of de terbeschikkingstelling van de regering, al dan niet met dwangverpleging.


40 HR 13 juni 1989, NJ 1990, 48.
41 BRvC 24 juni 1946, NJ 1947, 149.
42 Art. 43 lid 2 Sr.

|52|

Natuurlijk moet dan wel aan de daarvoor noodzakelijke voorwaarden voldaan zijn;
5. afwezigheid van alle schuld (avas): de Hoge Raad erkent deze niet-wettelijke schulduitsluitingsgrond, sinds 1916. In het arrest van 1916 gaat het om een man die een strafbaar feit pleegt, terwijl hij zich daarvan niet bewust is. De verdachte die verdunde melk verkoopt, omdat zijn baas deze melk zonder zijn medeweten heeft aangelengd met water, is op zich strafbaar omdat een Amsterdamse verordening stelde dat het verboden is melk af te leveren onder de benaming ‘melk’ of ‘volle melk’ indien daaraan iets is toegevoegd. De HR gaat hier op de volgende wijze mee om: ‘ook al staat in de delictsomschrijving niet dat schuld bewezen moet worden, dan nog is het niet zo dat als er echt geen schuld is de verdachte wel strafbaar is’. Dit geldt met name bij overtredingen. Bij misdrijven is schuld een onderdeel van het delict. Als schuld in dat geval niet bewezen kan worden, volgt er een vrijspraak. In dit geval is de uitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR).43

Schematisch overzicht strafuitsluitingsgronden

Strafuitsluitingsgronden

Rechtvaardigingsgronden

Schulduitsluitingsgronden

Overmacht als noodtoestand

Art. 40 Sr

Psychische overmacht

Art. 40 Sr

Noodweer

Art. 41 lid 1 Sr

Noodweer-exces

Art. 41 lid 2 Sr

Wettelijk voorschrift

Art. 42 Sr

 

 

Ambtelijk bevel

Art. 43 lid 1 Sr

Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel

Art. 43 lid 2 Sr

 

 

Ontoerekenbaarheid

Art. 39 Sr

Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid

Jurisprudentie
- HR in Huizer veeartsarret
- Rb Alkmaar euthanasie
(zie H. 18.5)

Afwezigheid van alle schuld (avas)

Jurisprudentie
- Melk- en waterarrest


43 HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 Melk- en waterarrest.

|53|

3.6.3. Straffen en maatregelen44

Als de rechtbank het telastegelegde feit bewezen acht, het feit een strafbaar feit is en de verdachte strafbaar, dan legt zij een straf of maatregel op die op het feit gesteld is.45 De rechter kan een rechterlijk pardon geven. Dit betekent dat de rechter in het vonnis bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Dit kan de rechter doen op grond van een drietal argumenten:

  • de geringe ernst van het bewezen, strafbare feit;
  • de persoonlijkheid van de dader; of
  • de omstandigheden waaronder het feit begaan is of die zich daarna hebben voorgedaan.46

Straffen

In het Wetboek van Strafrecht wordt bij de strafbepalingen vermeld welke straf er maximaal op het begaan van dat misdrijf of die bepaalde overtreding staat. In het algemene gedeelte van het Wetboek van Strafrecht wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn. Art. 9 noemt als hoofdstraffen:

  • de gevangenisstraf;
  • de hechtenis;
  • de taakstraf;
  • geldboete.

Gevangenisstraf en hechtenis
Gevangenisstraf en hechtenis zijn allebei vrijheidsbenemende straffen. Een gevangenisstraf wordt echter uitgezeten in een gevangenis en een hechtenis in een huis van bewaring. Gevangenisstraf is de vrijheidsbenemende straf die op misdrijven is gesteld. Hechtenis is de straf die op overtredingen is gesteld.
De strafinrichtingen worden geregeld in de Penitentiaire Beginselenwet.47 In deze wet is te vinden dat de inrichtingen waar vrijheidsbenemende


44 Voor minderjarigen gelden afwijkende regels die hier niet behandeld worden.
45 Art. 351 Sv.
46 Art. 9a Sr.
47 Wet van 18 juni 1998 tot vaststelling van een Penitentiaire Beginselenwet, Stb. 1999, 30; laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2001, 28.

|54|

straffen worden ten uitvoer gelegd te onderscheiden zijn in:

  • huizen van bewaring;
  • gevangenissen;
  • inrichtingen voor opvang van verslaafden.48

Gevangenisstraf en hechtenis zijn niet alleen naar soort inrichting te onderscheiden, maar ook naar duur. De gevangenisstraf is levenslang of tijdelijk. De tijdelijke straf is minimaal een dag en maximaal vijftien jaar. Als de rechter kan kiezen tussen een levenslange of tijdelijke gevangenisstraf kan de duur nooit langer zijn dan twintig jaar. De gevangenisstraf kan de duur van twintig jaar niet te boven gaan. De duur van de hechtenis is tenminste een dag en ten hoogste een jaar.

Taakstraf
De taakstraf is inmiddels een zelfstandige straf geworden. Tot voor kort kon de werkstraf alleen worden uitgesproken als vervanging voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden. Met ingang van 1 februari 2001 kan een taakstraf worden opgelegd voor ieder misdrijf of iedere overtreding waar een vrijheidsstraf (gevangenisstraf of hechtenis) op staat. Qua zwaarte zit de taakstraf tussen de geldboete en de vrijheidsstraf in. Een taakstraf hoeft niet alleen te bestaan uit een werkstraf, maar kan ook bestaan uit een leerstraf. Met een leerstraf moet de gestrafte een cursus volgen die hem confronteert met de gevolgen van zijn gedrag. Als een gestrafte zijn taakstraf niet (goed) uitvoert, moet hij een vervangende vrijheidsstraf ondergaan. Het maximum van de werkstraf bedraagt 240 uur. Het maximum van de leerstraf 480. Een combinatie van een leerstraf en een werkstraf mag eveneens 480 uur duren. Wel is voorwaarde dat het werkgedeelte niet meer dan 240 uur bedraagt.
Sinds 1 februari 2001 is het mogelijk om een taakstraf met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van maximaal zes maanden te combineren. Eerder was al een combinatie tussen geldboete en taakstraf mogelijk.

Geldboete
Het bedrag van de geldboete is minimaal € 2,—. In het wetsartikel49 waar het delict omschreven wordt, wordt melding gemaakt van de categorie die opgelegd kan worden. Er zijn zes categorieën:


48 Art. 9 Penitentiaire Beginselenwet.
49 Art. 23 Sr.

|55|

  • eerste categorie, € 225;
  • tweede categorie, € 2250;
  • derde categorie, € 4500;
  • vierde categorie, € 11.250;
  • vijfde categorie, € 45.000;
  • zesde categorie, € 450.000.

De invordering van de geldboete wordt uitgevoerd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). In het vonnis wordt bepaald dat de veroordeelde een vervangende hechtenis moet uitzitten als de boete niet betaal wordt (of kan worden).

Bijkomende straffen

Naast de hoofdstraffen kent het Wetboek van Strafrecht ook bijkomende straffen. De wet bepaalt wanneer bijkomende straffen kunnen worden opgelegd. de bijkomende straffen betreffen:

  • ontzetting van bepaalde rechten;
  • verbeurdverklaring;
  • openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

De term ‘bijkomende straf’ klinkt alsof het wel meevalt. Een bijkomende straf kan in de praktijk echter heel zwaar zijn. Te denken is bijvoorbeeld aan het ontzet worden uit het beroep of ambt. Of bijvoorbeeld de ontzegging van de rijbevoegdheid. Ook de pastor kan uit zijn ambt ontzet worden. In 1998 heeft de rechtbank in Dordrecht daar gebruik van gemaakt. Zij heeft in november 1998 een Nederlands gereformeerde predikant, die zich in zijn gemeente in 1994 en 1995 heeft schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van 2 vrouwelijke gemeenteleden, als bijkomende straf een ontzetting uit zijn ambt voor 2 jaar opgelegd. De kerk heeft de predikant eerder geschorst. De rechtbank vindt in dit geval die schorsing niet voldoende. Duidelijk wordt hier dat degene die schuldig is aan een bepaald misdrijf, gepleegd in de uitoefening van zijn beroep, uit dat beroep gezet kan worden. De predikant staat in zijn ambt niet los van de Nederlandse strafwet.

Maatregelen

De maatregelen beschermen meer de belangen van de samenleving. Het is in principe het algemeen belang dat de maatregel rechtvaardigt. De maatregelen worden in art. 36a ev Sr besproken. Als maatregelen worden genoemd:

|56|

  • onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen;50
  • betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;51
  • schadevergoeding aan het slachtoffer;52
  • plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis;53
  • terbeschikkingstelling (t.b.s.), al dan niet met verpleging van overheidswege;54
  • maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor de opvang van verslaafden (SOV-maatregel).55

Schematisch overzicht straffen en maatregelen

Straffen en maatregelen

Straffen (art. 9 Sr)

Maatregelen (art. 36 b ev Sr)

Hoofdstraffen

Bijkomende straffen

 

- gevangenisstraffen (art. 10 Sr
- hechtenis (art. 18 Sr)
- taakstraf (art. 14g lid  2)
- geldboete (art. 23 Sr)
- onbetaalde arbeid (art. 22b Sr)

- ontzetting van bepaalde rechten (art. 28 Sr)
- verbeurdverklaring (art. 33 Sr)
- openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak (art. 36 Sr)

- onttrekking aan het verkeer (art. 36b Sr)
- betaling voordeel door veroordeelde (art. 36e Sr)
- schadevergoeding aan het slachtoffer (art. 36f Sr)
- plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 Sr)
- terbeschikkingstelling (art. 37a Sr)
- maatregel tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor de opvang van verslaafden (SOV-maatregel) (art. 38m ev Sr)


50 Art. 36b en 36c R.
51 Art. 36e Sr.
52 Art. 36f Sr.
53 Art. 37 Sr.
54 Art. 37a-37l Sr.
55 Art. 38m-38u Sr.

|57|

3.6.4. Terbeschikkingstelling (t.b.s.)

De t.b.s. kan worden opgelegd als aan de dader het door hem begane misdrijf niet (geheel) kan worden toegerekend. De rechter kan de terbeschikkingstelling op leggen als er een misdrijf gepleegd is en de dader dit misdrijf op grond van een gebrekkige of ziekelijke stoornis van de geestvermogens geheel of gedeeltelijk niet kan worden toegerekend. De t.b.s. kan alleen worden opgelegd als dat nodig is voor de veiligheid van anderen, dan wel wanneer het voor de algemene veiligheid van personen of goederen is geëist.56

T.b.s. met bevel ‘verpleging van overheidswege’

T.b.s. met verpleging van overheidswege vindt plaats in een gespecialiseerde t.b.s.-inrichting. Er zijn negen t.b.s.-inrichtingen: vier rijksinrichtingen en vijf particuliere inrichtingen. De interne rechtspositie van de t.b.s.’er wordt in de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden beschreven.57
Deze wet maakt onderscheid tussen verpleging en behandeling. Verpleging beschermt de maatschappij tegen het gevaar dat van de terbeschikkinggestelde uitgaat, door hem in een besloten kliniek op te nemen. De behandeling is erop gericht de stoornis van de terbeschikkinggestelde onder controle te brengen, zodat die geen gevaar meer vormt voor de maatschappij.

T.b.s. zonder bevel met voorwaarden

Als de rechter het zojuist genoemde bevel tot verpleging van overheidswege niet geeft stelt hij bij het opleggen van de maatregel t.b.s. bepaalde voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde.
Deze voorwaarden kunnen inhouden:
- opname in een door de rechter aangewezen inrichting;
- het zich onder behandeling stellen van een in de uitspraak aangewezen deskundige;
- het innemen van een door de behandelend arts voorgeschreven geneesmiddel;


56 Art. 37a Sr.
57 Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, Stb. 1996, 334; laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2001, 584.

|58|

- het gedogen dat de behandelend arts de t.b.s.-er een geneesmiddel toedient.
De rechter kan een instelling aanwijzen die de t.b.s.-er bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun verleent. Als een voorwaarde niet wordt nageleefd kan de rechter bepalen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege wordt verpleegd.58

Duur t.b.s.

De t.b.s. wordt aanvankelijk voor twee jaar opgelegd. Zij kan telkens met één of twee jaar worden verlengd.
Indien geen bevel tot verpleging is gegeven kan de terbeschikkingstelling slechts eenmaal met één of twee jaar worden verlengd. De terbeschikkingstelling met voorwaarden eindigt dus altijd na drie of vier jaar, afhankelijk van de termijn waarmee is verlengd.
Als de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging is opgelegd wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen (gewelds- of zedendelicten, bedreiging, brandstichting met gevaar voor personen) kan de terbeschikkingstelling onbeperkt worden verlengd. Als de ter beschikking gestelde is veroordeeld wegens een vermogensdelict, kan de t.b.s. met bevel tot verpleging niet langer duren dan vier jaar.
De t.b.s. met verpleging van overheidswege duurt al gauw vijf jaar.
Eén van de doelstellingen van t.b.s. is de terbeschikkingestelde succesvol in de maatschappij te laten integreren.
Als de t.b.s.’er de behandeling weigert, kan hij worden overgeplaatst naar een andere kliniek waar de methodiek meer kans van slagen heeft. Als hij blijft weigeren mee te werken en onverminderd delictgevaarlijk blijft, is de kans groot dat de rechter de t.b.s. alsmaar blijft verlengen. Dergelijke terbeschikkinggestelden kunnen uiteindelijk in een aparte ‘long stay’-afdeling worden geplaatst.
Als niet om verlenging gevraagd wordt, eindigt de t.b.s. door ommekomst van de termijn.
Sinds 1997 kan de rechter bij verlenging van de ter beschikkingstelling met een jaar de verpleging voorwaardelijk beëindigen.59 Daarbij kan de rechter ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van goederen dezelfde voorwaarden stellen als die bij de


58 Art. 38 ev Sr.
59 Art. 38g Sr.

|59|

terbeschikkingstelling met voorwaarden kunnen worden gesteld. Die mogelijkheid is in het leven geroepen om een geleidelijke overgang vanuit de terbeschikkingstelling naar een vorm van begeleiding op vrijwillige basis mogelijk te maken. Er kan dan bijvoorbeeld begeleid wonen of het gebruik van medicijnen als voorwaarde gesteld worden. Indien het niet goed gaat kan de verpleging op bevel van de rechter worden hervat. De totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging mag niet meer dan drie jaar zijn.

Verlof

Verlof moet door de minister van Justitie vooraf worden goedgekeurd. De behandelaars stellen een verlofplan voor. Pas als de minister het maatschappelijk risico aanvaardbaar vindt, wordt aan de inrichting een machtiging verleend voor een bepaald type verlof (begeleid, onbegeleid, meerdaags). Verlof is een wezenlijk onderdeel van de t.b.s.-maatregel.
In 1998 vonden er ongeveer 35.000 verloven plaats op 850 terbeschikkinggestelden.
Als in de behandeling voldoende vooruitgang is geboekt, mag de terbeschikkinggestelde met onbegeleid verlof. Hij mag dan bijvoorbeeld een weekend naar huis toe. Na dat verlof moet hij zich weer melden bij de inrichting. Dat is een belangrijk testmoment: houdt de terbeschikkinggestelde zich aan zijn afspraken? Als dat zo is, kan het verlof verder worden uitgebreid. Uiteindelijk kan de terbeschikkinggestelde proefverlof krijgen. Door proefverlof kan de terbeschikkinggestelde laten zien dat hij zelfstandig of onder begeleiding in de maatschappij kan functioneren.

Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

Eerder werd duidelijk dat de rechter bij de t.b.s. kan bepalen dat de persoon van overheidswege wordt verpleegd. Deze verpleging van overheidswege in combinatie met een t.b.s. moet niet verward worden met de maatregel die leidt tot een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
De grondslag voor de opname in een psychiatrisch ziekenhuis is ook een andere. Namelijk behalve gevaar voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen kan ook gevaar voor de verdachte zelf de opneming in een psychiatrisch ziekenhuis rechtvaardigen.60


60 Art. 37 lid 1 Sr.

|60|

Vanaf de opname is de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) van toepassing. Dit betekent dat de geneesheer-directeur autonoom beslist over het verlenen van ontslag.
De plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis kan geschieden voor de termijn van een jaar.
De t.b.s. en last tot opname kunnen niet gecombineerd worden.
In geval van algehele ontoerekeningsvatbaarheid kan de rechter dus drie dingen beslissen:
- ovar;
- ovar met plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis;
- ovar met t.b.s.
Bij verminderde toerekeningsvatbaarheid kan naast de straf of zonder straf de t.b.s. opgelegd worden.

3.6.5. Strafzitting61

Aan de terechtzitting gaat de dagvaarding vooraf. In de dagvaarding staat van welk strafbaar feit de OvJ de verdachte verdenkt. Ook worden tijd, plaats en gerecht in de dagvaarding vermeld. Als de verdachte vindt dat hij ten onrechte gedagvaard is kan de verdachte bij de griffie van de rechtbank binnen acht dagen een bezwaarschrift indienen.62 Wanneer de rechtbank het bezwaar ongegrond of niet-ontvankelijk vindt, moet de verdachte op de gewone tijd en plaats zoals vermeld verschijnen. Als de verdachte voor de zitting niet vastzit, moet de verdachte — indien hij dat wil — zelf een advocaat in de arm nemen. Als de verdachte on- of minvermogend is kan hij om de toevoeging van een advocaat vragen. De verdachte is niet verplicht om op de dagvaarding te reageren of om op de zitting te verschijnen. De zaak wordt dan op verzoek van de OvJ bij verstek behandeld. Dit betekent dat de zaak buiten de tegenwoordigheid van verdachte kan worden behandeld. Dit kan leiden tot een veroordeling bij verstek.
Als de rechter vindt dat de verdachte in eigen persoon moet verschijnen, zal de verdachte nogmaals worden opgeroepen. Ook kan de medebrenging van de verdachte gelast worden. Dit betekent dat de politie de verdachte komt halen.
De verdachte die niet op de terechtzitting verschijnt, kan zich op de terechtzitting laten vertegenwoordigen door een advocaat. Sinds 1998 geldt


61 Zie voor virtueel strafproces: www. openbaarministerie. nl/ proces/procesfrm.htm.
62 Art. 262 Sv.

|61|

deze mogelijkheid ook in geval van misdrijfzaken. De advocaat moet verklaren dat hij daartoe uitdrukkelijk gemachtigd is. De rechtbank stemt daarmee in. Dit laat onverlet dat de rechtbank kan eisen dat de verdachte in persoon verschijnt. Als de verdachte gebruikmaakt van een advocaat die hem verdedigt terwijl hij zelf niet verschijnt, betreft de zaak een procedure op tegenspraak en behoeft de rechtbank geen verstek te verlenen.
De terechtzitting bij de rechtbank kan plaatsvinden bij een enkelvoudige of een meervoudige strafkamer. In het eerste geval is er één rechter bij de zaak betrokken, in het laatste geval zijn er drie rechters. De terechtzitting is in principe openbaar. De deurwaarder roept de zaak uit en is verantwoordelijk voor de orde. De griffier verzorgt het proces-verbaal dat van de zitting wordt opgemaakt. De voorzitter van de rechtbank leidt het onderzoek op de terechtzitting. Als eerste wordt de verdachte naar zijn personalia gevraagd. Dan draagt de OvJ de tenlastelegging voor. Als er fouten in de tenlastelegging zitten, zoals bijvoorbeeld wat betreft de tijd en de plaats waar het delict heeft plaatsgevonden, kunnen deze in tegenstelling tot vroeger ook na het requisitoir (eis van de OvJ) nog hersteld worden. De wijziging mag niet de aard van het delict betreffen. De rechter beslist of de wijziging mag plaatsvinden. In het verleden kon het gebeuren dat de rechter vanwege een bepaalde fout tot vrijspraak moest overgaan. Het delict was dan bijvoorbeeld niet in ’s-Gravenzande gepleegd maar in ’s-Graveland. De verdacht wordt verteld dat hij niet verplicht is te antwoorden. Naast de verdachte kunnen ook getuigen, deskundigen en tolken worden gedagvaard. De rechter gaat over tot het ondervragen van de verdachte.
Na de verdachte worden de getuigen en deskundigen gehoord. Zij moeten de eed of belofte afleggen. Meineed van de getuige kan leiden tot vervolging.63 De getuige en deskundige die gedagvaard worden, zijn verplicht te verschijnen. Niet verschijnen is strafbaar. Als de getuige niet komt, kan medebrenging gelast worden. Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zij die uit hoofde van hun stand, hun beroep, of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, zich verschonen. Dit geldt echter alleen omtrent datgene waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd.64 Een weigerachtige getuige kan in eerste instantie voor twaalf dagen gegijzeld worden.65


63 Art. 295 Sv.
64 Art. 218 Sv. Ook familie kan zich op het verschoningsrecht beroepen binnen de bepaling van art. 217 Sv.
65 Art. 221 en 222 Sv.

|62|

Als getuigen dan wel deskundigen verhoord zijn, houdt de OvJ zijn requisitoir. Het requisitoir betreft de vordering of wel de eis in strafzaken. Op grond van wat op de terechtzitting gebeurd is en wat hij bewezen acht, kiest de OvJ voor bepaalde gedeelten uit de tenlastelegging. Hij motiveert vervolgens in welke mate er gestraft moet worden en/of een maatregel moet worden opgelegd. Na de OvJ krijgt de verdediging het woord. Daarna krijgt de OvJ weer het woord en dan weer de verdediging. Het laatste woord is aan de verdachte of raadsman.
Na afloop van het onderzoek ter terechtzitting kan de politierechter direct uitspraak doen. De meervoudige strafkamer van de rechtbank doet uitspraak binnen veertien dagen.66

3.6.6. Positie van het slachtoffer

De politie neemt de aangifte op. In de aangifte staat de verklaring van het slachtoffer. De verklaring moet ondertekend worden door het slachtoffer. Aan de hand hiervan wordt een proces-verbaal opgemaakt. De politie vraag of het slachtoffer geïnformeerd wil blijven over het verdere verloop. Als het slachtoffer dat wil, wordt het van de opsporing en de eventuele strafzaak op de hoogte gehouden. Ook wordt [het slachtoffer] gevraagd of deze schadevergoeding wil ontvangen. Eventueel kan de politie dit al met een bekennende verdachte regelen. De hoogte van het schadebedrag staat in het proces-verbaal van de aangifte. Via de politie kan het bedrag bij het slachtoffer komen. Ook bij het voorwaardelijk sepot kan de OvJ eisen dat de verdachte schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt. Bij ernstige misdrijven heeft het slachtoffer recht op een persoonlijk gesprek met de OvJ. Als het slachtoffer heeft aangegeven op de hoogte gehouden te willen worden van het verloop van de zaak krijgt het slachtoffer schriftelijk bericht over wat de OvJ besloten heeft. Het slachtoffer kan tegen de beslissing van sepot een bezwaar indienen bij het gerechtshof. Als de schadevergoeding voor de zitting niet geregeld is, kan het slachtoffer proberen in het proces ter terechtzitting zijn schade te verhalen. Het slachtoffer moet zich dan voegen in het strafproces. De rechter moet dan niet alleen zich uitspreken over de straf voor de verdachte, maar ook over het toekennen van de schadevergoeding. Het slachtoffer heeft deze mogelijkheid alleen als het om eenvoudig bewijsbare gevallen van schadevergoeding gaat. Indien er zowel een eenvoudig gedeelte is als een ingewikkeld gedeelte kan het slachtoffer


66 De rechtbankprocedure wordt beschreven in de art. 258 t/m 381 Sv.

|63|

de rechter vragen om alleen het eenvoudige gedeelte in behandeling te nemen. Dan kan dat gedeelte in ieder geval worden afgehandeld. Het slachtoffer kan alleen schadevergoeding vragen voor die zaken die echt op de zitting aan de orde komen. Bij verdachten die van vele zaken verdacht worden, worden niet altijd alle zaken op de zitting behandeld. Een aantal kan ter informatie worden toegevoegd. Als de schade [met] een dergelijke zaak te maken heeft, kan er niet gevoegd worden, omdat zo’n zaak niet officieel tenlastegelegd is. Ook over het feit dat een zaak ‘ad informandum’ behandeld wordt, kan het slachtoffer zich schriftelijk beklagen bij het gerechtshof. Als het gerechtshof de klacht gegrond vindt, zal zij het OM opdragen om in de zaak alsnog tot vervolging over te gaan. Indien de klacht niet gehonoreerd wordt, moet een civiele procedure gestart worden. In geval de schade niet eenvoudig is vast te stellen, moet het slachtoffer eveneens een aparte civiele procedure starten, waarbij de dader aansprakelijk gesteld wordt voor de geleden schade. Als het slachtoffer niet zelf om schadevergoeding vraagt, kan de rechter toch tot schadevergoeding aan het slachtoffer verplichten. Dit bedrag wordt via justitie aan het slachtoffer betaald. Indien het slachtoffer het geld niet wil ontvangen, kan de rechter de veroordeelde verplichten om het bedrag te storten op een rekening van een instantie die zich bezighoudt met slachtofferhulp. De veroordeelde die niet betaalt, kan geconfronteerd worden met een beslaglegging of wordt in hechtenis genomen.

Voegen van het slachtoffer

Het slachtoffer kan zich op twee manieren voegen.
De eerste manier is via een voegingsformulier dat verkregen wordt van de OvJ. Voordat de zitting plaatsvindt, moet dit formulier naar de zitting gestuurd worden. Het slachtoffer hoeft nu niet op de zitting aanwezig te zijn, omdat de OvJ de schadevergoeding meeneemt. Wel kan de rechter het slachtoffer als getuige of als benadeelde oproepen. In dat geval moet het slachtoffer wel komen.
Het slachtoffer kan zich ook voegen tijdens de zitting. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling. Bewijsstukken moeten overgedragen worden. Het slachtoffer moet nu zelf op de zitting zijn.

3.6.7. Gratie

Om de opgelegde straf bij een onherroepelijke veroordeling te ontkomen kan de veroordeelde een gratieverzoek indienen bij het ministerie van

|64|

Justitie, afdeling Gratie. In naam van de Koningin kan de gratie verleend worden. Feitelijk beslist de minister van Justitie.
Een verzoek tot gratie heeft alleen zin als er na de rechterlijke uitspraak omstandigheden naar voren zijn gekomen, die niet bekend of niet te voorzien waren toen de straf werd opgelegd en die zo belangrijk zijn, dat de rechter tot een andere straf zou zijn gekomen als hij daarvan bij de berechting wel op de hoogte was geweest. Gratie kan ook verleend worden wanneer aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.
De minister van Justitie zal in ieder geval advies inwinnen bij de rechter die de zaak beslist heeft. Het rechterlijk advies weegt zwaar bij de uiteindelijke gratiebeslissing. Het komt maar zelden voor dat de minister van Justitie een andere beslissing ‘bevordert’ dan de rechterlijke instantie heeft geadviseerd.
Gratie heeft tot doel een bijdrage te leveren aan een rechtvaardige tenuitvoerlegging van door de rechter opgelegde straffen of strafrechtelijke maatregelen. Inwilliging van een gratieverzoek houdt in dat een straf of strafrechtelijke maatregel bij Koninklijk besluit geheel of gedeeltelijk en al dan niet onder voorwaarde(n) wordt kwijtgescholden.
Naast een gratieverzoek door de betrokkene kan een gratieverzoek ook door een derde worden ingediend. Uiteindelijk moet de betrokkene daar wel mee instemmen.67

3.6.8. Justitiële documentatie

Er zijn twee registers: het algemeen documentatieregister en het strafregister. Beide worden beheerd door de justitiële documentatiedienst.68

Algemeen documentatieregister

Dit register vermeldt de binnengekomen processen-verbaal, de wijze van afdoening en de tenuitvoerlegging. Dit register staat ten dienste van de justitiële autoriteiten. Inlichtingen kunnen verstrekt worden aan onder


67 Gratiewet van 23 december 1987, Stb. 1987, 598 laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 januari 1996, Stb. 1996, 39.
68 Wet van 15 augustus 1955, houdende vaststelling van de wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, Stb. 1997, 63, laatstelijk gewijzigd Stb. 2001, 180.

|65|

andere politiekorpsen, controle- en opsporingsdiensten én aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
De geregistreerde gegeven worden na verloop van een termijn van twintig jaar uit de justitiële documentatie verwijderd. De twintig jaar worden verlengd met de duur van de opgelegde vrijheidsstraf als de vrijheidsstraf meer dan drie jaar bedraagt. De verlenging geldt eveneens de terbeschikkingstelling. Aan beide verlengingen kan nog eens tien jaar worden toegevoegd als er sprake is van een veroordeling wegens een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.69

Het strafregister

Dit register bevat de strafbladen over door Nederlandse rechters gewezen onherroepelijke veroordelingen:
- wegens misdrijven;
- wegens overtredingen, indien daarbij vrijheidsstraf — anders dan vervangende — is opgelegd.
Met een veroordeling wordt gelijkgesteld een rechterlijke beslissing waarbij een tbs-maatregel is opgelegd.
Een strafblad wordt uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren. De termijn beloopt acht jaren als bij de veroordeling een gevangenisstraf is opgelegd. De termijn wordt verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf. Een strafblad wordt niet verwijderd zolang nog enig ander strafblad ten aanzien van de veroordeelde in het strafregister aanwezig is. De justitiële documentatiedienst verstrekt aan de burgemeesters der gemeenten uittreksels uit de strafregisters ten dienste van de afgifte van de verklaringen omtrent het gedrag.

Verklaring omtrent het gedrag

In verband met het verkrijgen van werk vraagt de aanstaande werkgever dikwijls om een verklaring omtrent goed gedrag. Een verklaring omtrent het gedrag houdt niet anders in dan dat de burgemeester uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het


69 Art. 7 ‘Besluit Registratie justitiële gegevens’, Stb. 1996, 278, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2001, 143.

|66|

doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven. In de verklaring wordt het doel, waarvoor de afgifte is gevraagd, vermeld. De jeugdgroepleider die zich schuldig heeft gemaakt aan kindermishandeling zal als hij gaat solliciteren bij een technisch installatiebureau hoogstwaarschijnlijk een verklaring omtrent goed gedrag krijgen. Wanneer diezelfde jeugdgroepleider bij een ander jeugdtehuis gaat solliciteren daarentegen niet. De groepsleider krijgt dan schriftelijk de mededeling dat aan hem geen verklaring omtrent goed gedrag wordt afgegeven.
De betrokkene kan binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling dat aan hem geen verklaring wordt afgegeven, een klaagschrift indienen ter griffie van de arrondissementsrechtbank binnen welke gebied de gemeente is gelegen. Als het klaagschrift gegrond wordt verklaard moet de burgemeester binnen drie dagen na ontvangst de verklaring omtrent het gedrag afgeven.

Wetenswaardigheden

Schadefonds geweldsmisdrijven
Een slachtoffer van een misdrijf waarbij geweld tegen de persoon gebruikt is, kan een uitkering krijgen van het schadefonds geweldsmisdrijven.
De voorwaarden waaraan voldaan moet zijn, luiden:

  • het moet om een geweldsmisdrijf gaan;
  • ten gevolge van het geweldsmisdrijf moet er sprake zijn van ernstig lichamelijk en/of geestelijk letsel.

De maximale uitkeringen bedragen € 22.700,— voor materiële schade en € 9.100,— voor immateriële schade. Voor misdrijven die zijn gepleegd voor 1 januari 1994 geldt de helft van deze bedragen.

Folders Justitie

  • Civiele procedure, januari 2002
  • Getuige in het strafproces, aug. 2001
  • Griffierecht, jan. 2001
  • Gratie, april 2001
  • Rechtspraak, mei 2001
  • Een taakstraf en alles wat je erover moet weten, jan. 2001
  • U moet terechtstaan, febr. 1999
  • U werd veroordeeld, dec. 2000

Aan te vragen bij Postbus 51 Infolijn, tel. 0800-80 51.

|67|

Literatuur

N. Jörg en C. Kelk, Strafrecht met mate, Gouda: Gouda Quint 1998.
L. Janssen, Nieuwe introductie in het recht, Utrecht: Lemma bv 1999.
Th.G.M. Simons, De rechterlijke organisatie in Nederland, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1996.

Adressen

Arrondissementsrechtbanken
Zie in telefoonboeken onder de volgende plaatsen: Groningen; Leeuwarden; Assen; Almelo; Zwolle; Arnhem; Zutphen; Utrecht; Alkmaar; Amsterdam; Haarlem; Dordrecht; ’s-Gravenhage; Rotterdam; Middelburg; Breda; ’s-Hertogenbosch; Maastricht; Roermond.
De sector kanton staat meestal nog beschreven onder benaming kantongerecht in het telefoonboek.

Gerechtshoven
Zie in telefoonboeken onder de volgende plaatsen: Amsterdam; Arnhem; ’s-Gravenhage; ’s-Hertogenbosch; Leeuwarden.

Hoge Raad
’s-Gravenhage: tel. 070-361 13 11

Schadefonds Geweldsmisdrijven
Postbus 20302
2500 EH ’s-Gravenhage
Tel. 070-381 39 90
E-mail info@schadefonds.nl

Ministerie van Justitie
Postbus 20301
2500 EH ’s-Gravenhage
Tel. 070-370 70 11

Openbaar Ministerie, Parket Generaal
Postbus 20305
2500 EH ’s-Gravenhage
Tel. 070-339 96 14

|68|

Slachtofferhulp Nederland
Postbus 14208
3508 SH Utrecht
Tel. 030-234 01 16

Internet

http://www.rechtspraak.nl/: toegang tot de gerechten, belangrijke uitspraken en actuele informatie.

http://www.openbaarministerie.nl/: algemene informatie over het OM.

http://www.politie.nl/: de officiële site van de Nederlandse politie.

http://www.advocaten.nl: medio 2002 diverse folders betreffende de thematiek van hoofdstuk 3.

http:// www. minjust .nl/b_organ/dbz/gratie/: informatie van ministerie van Justitie betreffende gratie.

http:// www. dji .nl/over_dji/tbs.html: dienst justitiële inrichtingen. Er staat veel informatie over de tbs beschreven.

http://www.schadefonds.nl/: Schadefonds geweldsmisdrijven.

http://www.slachtofferhulp.nl/: site van Slachtofferhulp Nederland met veel adressen en informatie.