[D6 ontzegging en afhouding van het avondmaal
D6.1 Wanneer iemand het vermaan van de ambtsdragers verwerpt of zich schuldig maakt aan een ernstige zonde die de gemeente dreigt te besmetten, ontzegt de kerkenraad hem de toegang tot het avondmaal van de Here zolang er geen bekering volgt.
D6.2 De ontzegging van het avondmaal brengt de opschorting met zich mee van het recht om een kind te laten dopen, huwelijksbevestiging te ontvangen en aan de verkiezing van ambtsdragers deel te nemen.
D6.3 De kerkenraad kan iemand in een bijzonder geval van het avondmaal afhouden, wanneer er een sterk vermoeden van ernstige zonde bestaat, maar nog nader onderzoek moet plaatsvinden.]

D6 ontzegging en afhouding van het avondmaal
D6.1 Wanneer iemand het vermaan van de ambtsdragers verwerpt of zich schuldig maakt aan een ernstige zonde die de gemeente dreigt te besmetten, ontzegt de kerkenraad hem de toegang tot het avondmaal van de Heer zolang er geen bekering volgt.
D6.2 Gedurende de ontzegging van het avondmaal heeft de betrokkene niet het recht om een kind te laten dopen, huwelijksbevestiging te ontvangen en aan de verkiezing van ambtsdragers deel te nemen.
D6.3 In een ernstige situatie waarover een goed oordeel nog niet mogelijk is, kan de kerkenraad iemand van het avondmaal afhouden ter wille van de heiligheid van de gemeente.

Toelichting D6

1. De inhoud en plaatsing van D6.3 heeft deputaten enige hoofdbrekens gekost. De vraagstellingen rond de ‘enkelvoudige afhouding’ hebben we als volgt op een rij gezet:
a. dient de enkelvoudige afhouding kerkrechtelijk gehandhaafd te blijven?
b. zo ja, verdient de enkelvoudige afhouding dan een plaats in de kerkorde?
c. zo ja, waar?
d. in welke bewoordingen?

2. (ad a) De eerste vraag is die of er in de praktijk behoefte dan wel zelfs noodzaak bestaat om de ‘enkelvoudige afhouding’ (simplex abstentio) kerkrechtelijk te handhaven. Wij menen van wel. Er doen zich situaties voor waarin sprake is van een ernstige gebeurtenis met een acuut karakter, waarover een goed oordeel niet meteen is te geven, maar die toch wel verlangen dat de kerkenraad een tijdelijke maatregel kan nemen in de vorm van het niet-toelaten tot de avondmaalsviering, zulks met het oog op de heiligheid van de gemeente c.q. de avondmaalsgemeenschap. In een dergelijk geval past niet steeds direct een disciplinaire reactie of kan die alleen al om tijdsredenen niet worden getroffen, maar is toch een ordemaatregel van de kerkenraad opportuun.

3. (ad b) De ‘enkelvoudige’ afhouding heeft tot dusver geen plaats in de KO gevonden, maar is bekend in de kerkelijke praktijk en uit de kerkrechtelijke literatuur. Wij menen dat het in het kader van de herziening van de KO aangewezen is om deze maatregel nu ook rechtstreeks in de KO zelf te verankeren. Dat is uit oogpunt van bevoegdheid en rechtszekerheid voor zowel kerkenraden als betrokkenen als de gemeenten wenselijk.

|118|

4. (ad c) De ‘enkelvoudige’ afhouding is door ons in MvT1 omschreven als een ordemaatregel. ‘Enkelvoudig’ of ‘eenvoudig’ heeft hier de strekking van ‘eenmalig’, dus voorbijgaand. Het ‘eenmalig’ kan soms nog wel eens worden herhaald, maar het gaat om een incidentele maatregel. De vraag rijst dan of deze maatregel wel thuis hoort in hoofdstuk D over de kerkelijke tucht. Het alternatief zou zijn de plaatsing in hoofdstuk C bij de toegang tot het avondmaal (C7). Wij hebben dit geprobeerd, maar zijn tot de conclusie gekomen dat de maatregel daar detoneert aan de strekking van het artikel. Per saldo doet een plaatsing in D6 toch het meest recht aan dit instrument om de tafelgemeenschap zuiver te bewaren.

5. (ad d) Werkorde 1 maakt in D6 terminologisch onderscheid tussen de ‘ontzegging’ als tuchtmaatregel en de ‘afhouding’ als ordemaatregel. Enkele commentaren vrezen dat dit in het kerkelijk spraakgebruik niet zal aanslaan. Wij constateren echter dat juist in de huidige situatie de begrippen (‘gewone’) afhouding en (‘enkelvoudige’) afhouding een bron van verwarring vormen, zowel in kerkenraden als voor gemeenteleden. Eén term voor twee situaties houdt deze verwarring juist in stand. Het consequenter hanteren van twee verschillende termen voor twee verschillende situaties – ontzegging in D6.1 en afhouding in D6.3 – kan wellicht (op termijn) bijdragen tot verheldering.

6. In een aantal reacties op Werkorde 1 wordt betwijfeld of het wel goed is om de afhouding zo precies te omschrijven als in Werkorde 1 is gebeurd. De daar beschreven situatie van een sterk vermoeden van ernstige zonde hoeft bijvoorbeeld niet de enige aanleiding te zijn. Wij stemmen dit toe. Het lastige is dat enerzijds een concrete omschrijving te kort doet aan uiteenlopende situaties in de praktijk, terwijl anderzijds geprobeerd wordt voldoende rechtszekerheid te bieden. We kiezen in Werkorde 2 voor een iets ruimere omschrijving (‘een ernstige situatie’). Uit het oogmerk van de maatregel (‘ter wille van de heiligheid van de gemeente’) blijkt verder dat dat in het geding moet zijn.

7. In D6.2 hebben we de term ‘opschorting’ uit Werkorde 1 laten vervallen, omdat die de terminologie in het artikel nog verder belast.


Rapport dHKO (2011)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) D57