Ordinantie 4 De ambtelijke vergaderingen

 

III. De classicale vergadering

Artikel 19.

Samenwerking in algemene classicale vergaderingen

De leden van een algemene classicale vergadering worden aangewezen door de classicale vergaderingen die in die algemene classicale vergadering samenwerken.
De evangelisch-lutherse synode kan bovendien een of twee evangelisch-lutherse ambtsdragers die wonen binnen het ressort van een algemene classicale vergadering, tot lid van deze algemene classicale vergadering aanwijzen.
Elke classicale vergadering wijst volgens een door het moderamen van de algemene classicale vergadering op te stellen rooster uit haar midden voor de tijd van vier jaar twee leden van de algemene classicale vergadering aan. Dit rooster wordt zo opgesteld, dat per tien ambtsdragers er ten naaste bij drie predikanten, twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, drie diakenen en twee ouderlingen die tevens kerkrentmeester zijn, van de algemene classicale vergadering deel uitmaken.
Voor elk lid van de algemene classicale vergadering wordt een secundus aangewezen die aan dezelfde vereisten voldoet als de primus en die bij verhindering of ontstentenis van deze als primus fungeert.
Elk jaar treedt een vierde van het aantal leden van de algemene classicale vergadering af.