Het ambt der Ouderlingen

Der ouderlingen ambt is, behalve ’t geen dat boven, in Art. 16. gezegd is hun met de dienaar des Woords gemeen te zijn, opzicht te hebben, dat de dienaren, mitsgaders hunne andere medehelpers en diakenen hun ambt getrouwelijk bedienen, en de bezoeking te doen, naardat de gelegenheid des tijds en der plaats, tot stichting der gemeente, zo voor als na het Nachtmaal kan lijden, om bijzonder de lidmaten der gemeente te vertroosten en te onderwijzen, en ook anderen tot de Christelijke religie te vermanen.


Kerkorde GG (1907)

 

TREFWOORDEN

Taak van de ouderling

VERWANT MET
Kerkorde CGK (2010) Art. 23
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 23
Kerkorde GG (2008) Art. 23
Kerkorde GKN (1905) Art. 23
Kerkorde GKSA (2000) 23

COMMENTAAR
Gier, K. de (1989) Art. 23