|146|

Memorie van toelichting 3
Werkorde 3 — hoofdstuk F

 

F. besluitvorming en rechtsmiddelen

[WO-1: F1 besluitvorming
F1.1 De kerkelijke vergaderingen nemen hun besluiten na goede voorbereiding en met verwerking van vroegere besluitvorming.
F1.2 Wat eenmaal is afgehandeld, moet niet opnieuw aan de orde worden gesteld, tenzij men van oordeel is dat wijziging noodzakelijk is.
F1.3 Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen.
F1.4 De kerkelijke vergaderingen leggen hun besluiten zorgvuldig vast en voorzien in goede communicatie, bewaring en toegankelijkheid ervan.]

[WO-2: F1 besluitvorming
F1.1 De kerkelijke vergaderingen nemen hun besluiten na goede voorbereiding en met verwerking van vroegere besluitvorming.
F1.3 Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen.
F1.2 Een afgehandelde zaak behoort niet opnieuw aan de orde te worden gesteld, tenzij er sprake is van gewijzigde omstandigheden of inzichten.
F1.4 De kerkelijke vergaderingen voorzien in zorgvuldige vastlegging, communicatie en archivering van hun besluiten.]

F1 besluitvorming
F1.1 De kerkelijke vergaderingen nemen hun besluiten na goede voorbereiding en met verwerking van eerdere besluitvorming.
F1.3 Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen.
F1.2 Een afgehandelde zaak behoort niet opnieuw aan de orde te worden gesteld, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden of inzichten.
F1.4 De kerkelijke vergaderingen voorzien in zorgvuldige vastlegging, communicatie en archivering van hun besluiten.

Toelichting F1

1. F1.1 is op één punt taalkundig aangepast.

2. M.b.t. F1.2 verwijzen we allereerst naar de MvT bij WO-2. Art. 33 KO1978 bevat hier een vorm van een sluitredenering, die je eigenlijk niet verder brengt: wat eenmaal is afgehandeld, moet je niet opnieuw aan de orde stellen, tenzij je vindt dat het gewijzigd moet worden. Wat hier ontbreekt, zijn de parameters voor een wijziging: wij hebben die in WO-2 geformuleerd als “gewijzigde omstandigheden of inzichten”. Bij deze formulering zijn enkele opmerkingen gemaakt. Enerzijds wordt voorgesteld het criterium ‘nieuwe feiten’ toe te voegen. Wij nemen dat over. Anderzijds wordt gevraagd of ‘gewijzigde inzichten’ wel aanleiding behoren te zijn tot heroverweging. Wij willen dat niet uitsluiten. Bedacht moet worden dat het hier niet gaat over herziening in het kader van de kerkelijke rechtspraak (F9), maar om heroverweging van eerdere kerkelijke besluitvorming. Daar mag het criterium ruimer zijn.

3. Geopperd wordt F1.2 in de onvoltooid tegenwoordige tijd te stellen: “Een afgehandelde zaak wordt niet opnieuw aan de orde gesteld, tenzij (...)”. Het doet goed te constateren dat deze wijze van redactie al zo ingeburgerd raakt! Toch vinden we “het behoort niet” hier wel functioneel. Het gaat hier niet alleen om een imperatief, maar ook om het stellen van de regel zelf: “dat hoort niet”.

|147|

4. Opnieuw wordt gevraagd om iets meer op te nemen over de openbaarheid van kerkelijke besluiten. Bijvoorbeeld: “besluiten van kerkelijke vergaderingen zijn openbaar, tenzij (...)”. Of: “de kerkelijke vergaderingen beslissen over de openbaarheid van de kerkelijke stukken”. Een andere reactie wil juist weer de mogelijkheid van geheimhouding vastgelegd zien. Wij menen hierin in de KO niet verder te kunnen gaan dan de bepaling van F1.4 dat de kerkelijke vergaderingen voorzien in de communicatie van hun besluiten. Uiteraard zijn er vele zaken die in de openbaarheid van de gemeente of van de kerken kunnen en moeten komen. Maar tegelijk zal bijvoorbeeld de pastorale agenda van de kerkenraad een veel vertrouwelijker karakter dragen. Kortom: de zaken zijn te divers om hier algemene regels naar de ene of de andere kant te formuleren.

5. Gevraagd wordt of er niet meer moet worden gearchiveerd dan in F1.4 staat? Meer mag uiteraard. F1.4 geeft het minimum aan.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) F71