[WO-1: D10 terugkeer
D10.1 Wanneer iemand die als belijdend lid of als dooplid is buitengesloten, met berouw tot God en tot de gemeente terugkeert, zal hij in de weg van openbare schuldbelijdenis weer in de gemeenschap van de kerk worden opgenomen. Hiervoor is de instemming van de gemeente vereist.
D10.2 Bij de schuldbelijdenis en de verzoening met de gemeente wordt het vastgestelde formulier gebruikt.]

[WO-2: D10 terugkeer
D10.1 Wanneer iemand die als belijdend lid of als dooplid is buitengesloten, met berouw tot God en tot de gemeente terugkeert, zal hij in de weg van openbare schuldbelijdenis weer in de gemeenschap van de kerk worden opgenomen. Hiervoor is de instemming van de gemeente vereist.
D10.2 Bij de schuldbelijdenis en de verzoening met de gemeente worden de vastgestelde formulieren gebruikt.]

D10 terugkeer
D10.1 Wanneer iemand die als belijdend lid is buitengesloten, met berouw tot God en tot de gemeente terugkeert, wordt hij in de weg van openbare schuldbelijdenis weer in de gemeenschap van de kerk opgenomen. Hiervoor is de instemming van de gemeente vereist.
D10.3 Wanneer iemand die als volwassen dooplid is buitengesloten, met berouw tot God en tot de gemeente terugkeert, wordt hij in de weg van openbare geloofsbelijdenis weer in de gemeenschap van de kerk opgenomen. Hiervoor is de instemming van de gemeente vereist.
D10.2 Bij schuldbelijdenis en geloofsbelijdenis worden de vastgestelde formulieren gebruikt.

Toelichting D10

1. Wij volgen de suggestie om D10.1 op te splitsen in een bepaling voor belijdende leden (D10.1 nieuw) en een bepaling voor volwassen doopleden (D10.3 nieuw). Dat komt de duidelijkheid ten goede.

2. In D10.3 gaat het om het volwassen dooplid.

3. In de schuldbelijdenis respectievelijk geloofsbelijdenis ligt de verzoening met God besloten. In de toelating tot de gemeente en de instemming van de gemeente ligt de verzoening met de gemeente besloten. Dit behoeft niet afzonderlijk te worden vermeld. Vermelding van de verzoening in D10.2 leidt bovendien tot het misverstand dat daarvoor een afzonderlijk formulier zou bestaan.

|126|

4. Sommigen missen de termijn van de ‘drie zondagen’ die worden genoemd in art. 78 KO1978. We gaan er inderdaad van uit dat de instemming van de gemeente de nodige tijd vraagt, maar achten het niet nodig om daar een vaste termijn aan te verbinden. 

5. Tot slot wordt gevraagd of er niet ergens iets geregeld moet worden voor het geval dat iemand terugkeert, die zich eerst aan de gemeente heeft onttrokken. Dat laatste wordt immers in de Werkorde ook beschreven (C10, D12). Wij hebben de indruk dat de praktijk zich hierin vanzelf wijst en dat op dit moment hiervoor geen bijzondere regelingen nodig zijn.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) D61