|109|

[WO-1: C14 onderlinge gemeenschap
C14.1 De gemeenteleden zien als leden van het lichaam van Christus in liefde en betrokkenheid naar elkaar om en bevorderen elkaars heil en welzijn in woord en daad.
C14.2 De kerkenraad stimuleert de vele diensten en gaven die in de gemeente van Christus beschikbaar zijn tot groei van het geloof en tot onderlinge opbouw.
C14.3 De kerkenraad treft voorzieningen voor bijzondere situaties, zoals die van varenden, militairen, asielzoekers, mensen met een bijzondere handicap en leden die voor een beperkte tijd in het buitenland verblijven.]

[WO-2: C14 onderlinge gemeenschap, pastoraat en diaconaat
C14.1 De gemeenteleden zien als leden van het lichaam van Christus in liefde en betrokkenheid naar elkaar om en dienen elkaars heil en welzijn in woord en daad.
C14.5 De ambtsdragers en gemeenteleden dragen ieder voor hun deel bij aan de pastorale en diaconale zorg in de gemeente.
C14.3 De kerkenraad treft voorzieningen voor bijzondere situaties, zoals die van varenden, militairen, asielzoekers, mensen met een bijzondere beperking en leden die voor enige tijd in het buitenland verblijven.
C14.4 De kerk is met Woord en gebed rond het sterven van een gemeentelid aanwezig.]

C14 onderlinge gemeenschap, pastoraat en diaconaat
C14.1 De gemeenteleden zien als leden van het lichaam van Christus in liefde naar elkaar om en dienen elkaars heil en welzijn in woord en daad.
C14.5 De ambtsdragers en gemeenteleden dragen ieder voor hun deel bij aan de pastorale en diaconale zorg in de gemeente.
C14.3 De kerken treffen voorzieningen voor pastoraat in bijzondere situaties, zoals voor mensen met een bijzondere beperking en leden die voor enige tijd in het buitenland verblijven.
C14.4 De kerk is met Woord en gebed rond de begrafenis van een gemeentelid aanwezig.

Toelichting C14

1. Door een kerk wordt voorgesteld om C14 geheel te laten vervallen met verwijzing naar wat al in de geloofsbelijdenis en in de catechismus te vinden is. In lijn met eerdere argumentatie gaan we daar niet in mee. Hetzelfde geldt van de opinie dat C14.3 al in de taakstelling van ambtsdragers in hoofdstuk B is begrepen.

2. In C14.1 laten we de woorden “en betrokkenheid” vervallen. Dit element is al in het begrip ‘liefde’ begrepen en wordt met ‘omzien’ en ‘dienen’ voldoende geconcretiseerd.

3. In C14.3 is op twee punten een verbetering aangebracht. Bij ‘voorzieningen’ is aangegeven dat het om het pastoraat gaat. Verder bleek het te smal om alleen de kerkenraad verantwoordelijk te stellen voor zulke voorzieningen, maar is het te zien als een actie van alle kerken, die ze zowel in eigen gemeente als in gezamenlijkheid kunnen realiseren.

4. In C14.3 wordt nu volstaan met twee voorbeelden. Een uitgebreide opsomming van allerlei situaties past niet goed in een kerkorde.

|110|

5. Bij C14.4 blijven enkele kerkenraden kritisch. Zij menen dat C14.4 niet voldoende de weg naar het houden van rouwdiensten afsluit en dat deputaten daarmee eigenlijk toch de lijn van WO-1 op dit punt vasthouden.

6. Beginpunt is voor ons het bestaande art. 71 KO1978. Wij willen dat artikel niet in de WO overnemen vanwege (1) de negatieve formulering, en (2) het feit dat er in de GKv nauwelijks ergens de neiging bestaat om zulke diensten te houden, maar juist sterk de nadruk wordt gelegd op het familiekarakter van de bijeenkomsten. Vervolgens hebben deputaten gezocht naar een positieve formulering en die menen ze gevonden te hebben in C14.4 van WO-2.

7. In de reacties komen diverse minimaliserende stellingen voor m.b.t. de geschiedenis van het christelijk begraven en de rol van de kerk rond de dood van kerkleden. Deze MvT is niet de plek om daar breed op in te gaan. We verwijzen hier naar de rooms-katholieke praktijk van de kerkelijke begrafenis en de hoofdstukken in reformatorische dienstboeken vanaf de 16e eeuw die (alternatief biedend voor de RK praktijk) een handreiking bieden voor het optreden van een predikant bij een begrafenis. Verder herinneren we er aan dat een begrafenis onder ons (al eeuwen en ook elders in de wereld) bijna nooit iets anders is dan een op een bijzondere kerkdienst lijkende samenkomst, waarin aan de wijkpredikant (door de familie) de leiding is toevertrouwd. Ook is bekend dat men hier in de CGK heel anders tegen aan kijkt en mee om gaat.

8. We handhaven de strekking van C14.4. Het is o.i. niet goed om alle belangrijke taken en handelingen van de ambtsdragers in de kerkorde te noemen en de samenkomst bij een begrafenis dan niet te noemen. In plaats van ‘het sterven’ spreken we over ‘begrafenis’. Daarmee wordt beter duidelijk dat het hier niet om het hele pastoraat bij ernstige ziekte en sterven gaat, maar om de presentie van de kerk bij de begrafenis.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) C49