|83|

Memorie van toelichting 3
Werkorde 3 — hoofdstuk C

 

C. het leven van de gemeente

Toelichting C —algemeen

1. Uit de reacties is opnieuw gebleken dat op het stuk van de invulling van de kerkdiensten in de kerken een veel grotere verscheidenheid is gegroeid dan er in de jaren 1970 bij de opstelling van de huidige kerkorde was. Bij de opstelling van WO-1 en WO-2 waren we ons daarvan uiteraard ook bewust. We hebben gepoogd die verscheidenheid op te vangen in formuleringen die nog tamelijk dicht bij de KO 1978 bleven. De nu ontvangen reacties maken duidelijk dat dit binnen de kerken nog niet tot algemene instemming heeft geleid. Dat geldt vooral de bepalingen over de twee kerkdiensten per zondag, de catechismusprediking, het gebruik van formulieren en de voorschriften voor de invulling van de kerkdiensten. De reacties geven aan dat hier de Werkorde voor een deel van de kerken niet up to date of minstens discutabel zal zijn op het moment dat zij van kracht wordt. Gekozen formuleringen roepen spanning op met een in meerdere kerken tamelijk breed aanwezige praktijk. We vermelden hier dat generale deputaten liturgie en kerkmuziek (verder: deputaten L&K) ons dit ook nadrukkelijk onder de aandacht hebben gebracht.

2. Naar ons oordeel is bij de in deze zin reagerende kerken en deputaten geen sprake van een willen afdoen aan de kracht van het vierde gebod of aan het bijbels-gereformeerd karakter van de kerkdienst. Hun bezwaar houdt in dat de door ons voorgestelde formuleringen te strak en te precies voorschrijvend zouden zijn op punten waar kerken al op andere wijze invulling en vorm aan geven dan binnen die formuleringen past. Zo zet WO-2 al op voorhand de kerkorde als akkoord van samenwerking onder druk. En dat in zaken van traditie en vormgeving van zondagsviering en kerkdiensten, niet van hun inhoud en bijbels-gereformeerde intentie.

3. Op een aantal punten zijn voorstellen gedaan naast/tegenover WO-2. Enerzijds zijn het voorstellen die zich terugtrekken op de bestaande formuleringen van de KO1978. Meestal zijn die echter niet bevredigend, omdat ze actuele ontwikkelingen niet verdisconteren of afwijzen. Anderzijds zijn er voorstellen die meer nuance en ruimte willen aanbrengen. Wij hebben geconstateerd dat die doorgaans evenmin bevredigend zijn, omdat het tot teksten leidt die te veel woorden gebruiken en niet meer in een beknopte kerkorde passen en die ook in de uitvoering toch weer allerlei toepassingsvragen oproepen. M.a.w. het blijkt in de reacties niet echt gelukt om in beknopte bewoordingen de differentiatie en nuance aan te brengen die spoort met hoe de kerken zich ontwikkelen.

4. De vraag is nu of die gevarieerde en complexe ontwikkeling in de kerken door ons deputaatschap kan en moet worden gewogen en of er dan door de synode over kan worden beslist via de enkele formuleringen van de Werkorde. Wij hebben daar geen vrijmoedigheid voor. Vanuit de kerken zijn diverse voorbeelden aangedragen m.b.t. variatie in het invullen van de samenkomsten op zondag en m.b.t. zelfstandigheid van de plaatselijke kerk in zaken als liederen en formulieren en leerdiensten. Die kunnen niet, zoals dan weer in andere reacties gebeurt, met enkele woorden naar het rijk van het independentisme worden verwezen. Het gaat immers om gemeenten uit de breedte van de kerk en om kerkenraden die zich zorgvuldig willen verantwoorden.

|84|

5. Wij menen daarom dat we in WO-3 de artikelen op de kritieke punten zo moeten formuleren dat ze in principe met algemeen akkoord kunnen worden vastgesteld. De positieve hoofdzaak op elk stuk van zaken moet geformuleerd zijn. Nadere differentiatie, aanscherping, nuancering, enz., zijn – zo hebben we gemerkt – niet via de kerkorde-tekst te bieden. Evenmin kan in zo’n tekst op voorhand elke ongelukkige of soms ook onjuiste invulling van kerkdiensten worden afgesneden. Ook een MvT kan dit niet opvangen.

6. We hebben verder geconcludeerd dat een aantal bestaande en breed gedragen bepalingen op het punt van kerkdienst en liturgie thuishoren in een generale regeling. Die biedt qua genre meer ruimte voor differentiatie, omdat we dan niet voor alle kerken en situaties in een paar korte zinnen een complexe praktijk hoeven samen te vatten. Zo’n GR kan ook regelmatig worden bijgesteld. En besluitvorming op dit niveau kan meer recht doen aan bezinning en discussies die in de breedte van de kerk plaats hebben, in directe betrokkenheid op plaatselijke praktijken.

7. In het herziene hoofdstuk C dat hier volgt, zijn tegen deze achtergrond diverse artikelen en bepalingen beknopter en – als het om vormen gaat — minder specifiek geworden. Tegelijk wordt er verwezen naar één generale regeling voor het geheel van de artikelen C1 tot C6. Evenals bij de andere generale regelingen denken we niet aan een nieuw op te zetten uitgebreid reglement, maar aan het ordelijk samenbrengen van de bestaande synodale besluiten. Op die besluiten heeft men zich trouwens in de binnengekomen reacties ook meer dan eens beroepen in een of andere zin.

8. Tot slot: in onze herformulering hebben we op diverse onderdelen dankbaar gebruik gemaakt van aandachtspunten en suggesties die vanuit de kerken en ook door het deputaatschap L&K zijn aangereikt.

 

[WO-1: C1 de gemeente
C1.1 De gemeente vervult met de haar geschonken gaven de dienst in kerk en wereld waartoe Christus haar roept. De ambtsdragers stimuleren haar hiertoe en gaan haar hierin voor.]

[WO-2: C1 de gemeente
C1.1 De gemeente vervult met de haar geschonken gaven de dienst in kerk en wereld waartoe Christus haar roept. De ambtsdragers stimuleren haar hiertoe en gaan haar hierin voor.]

C1 de gemeente
C1.1 De gemeente vervult met de haar geschonken gaven de dienst in kerk en wereld waartoe Christus haar roept. De ambtsdragers stimuleren haar hiertoe en gaan haar hierin voor.

Toelichting C1

1. In enkele reacties wordt opnieuw gesteld dat C1 het karakter van een preambule of mission statement heeft en kerkordelijke betekenis mist. Wij handhaven de tekst, met verwijzing ook naar eerdere toelichting. Kerkordelijke betekenis van dit artikel is allereerst dat de zondagse kerkdiensten met de verderop geformuleerde invulling centrale betekenis hebben in het gemeente zijn, maar dat de bredere dienst van de gemeente in heel het bestaan en op elke dag daaronder en daaromheen gelegen is en zijn eigen invulling en aandacht moet krijgen.

|85|

Bovendien is het nodig bij het begin van hoofdstuk C ook de bijzondere rol en taak van de ambtsdragers hierin te accentueren. Vanouds vragen de oudsten van de gemeente bv. niet alleen maar naar de kerkgang van de mensen, maar ook naar hun hele leven voor Gods aangezicht.

2. Er is voorgesteld om de volgorde in deel C te wijzigen en na C1 eerst de artikelen C13-C15 te plaatsen, als betrekking hebbend op de individuele taken van gemeenteleden. We begrijpen de bedoeling hiervan, maar blijven toch bij de bestaande volgorde. Onze opzet is: vanuit het centrum, de rustdag, de gezamenlijke ontmoeting met God en met elkaar, uitwaaierend naar het bredere gemeenteleven. De nu gekozen volgorde accentueert ook de noodzaak en kracht van het samen op de rustdag voor Gods aangezicht verschijnen als bron en basis en hart van alle andere dimensies van christen en gemeente zijn.

3. Een kerk stelt voor de woorden “in kerk en wereld” te schrappen. Argument: dit is al gegeven met de aard van de verkondiging en de dienst van de gemeente en suggereert dat er hier nog iets te kiezen valt. Wij handhaven de uitdrukking omdat geschiedenis en actualiteit van ons kerkelijk leven laten zien dat gemeente zijn gemakkelijk tot het interne beperkt blijft, ook in de individuele levens. Er is voldoende aanleiding om juist deze breedte hardop te benoemen.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) C35