68. Is de kerkeraad verplicht aan buitenstaanders inlichtingen over kerkeraadsbesluiten te geven?

 

(1915.)

118. Ge vraagt mij, of een kerkeraad verplicht is, allerlei inlichtingen te geven omtrent gronden en motieven voor een

|271|

kerkeraadsbesluit, wanneer daarnaar gevraagd wordt door een gemeentelid, dat zelf niet rechtstreeks bij dat besluit betrokken is. Op die vraag is zonder twijfel ontkennend te antwoorden. Zulke verplichting bestaat niet; en men zal er ook wel geen grond voor kunnen aanvoeren. Er kunnen zelfs gevallen zijn, waarin een kerkeraad om onderscheiden redenen verplicht is, dergelijke inlichtingen te weigeren; zelfs te weigeren aan een gemeentelid, dat er zelf wèl bij betrokken is.

Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat gemeenteleden een kerkeraadsbesluit niet zouden mogen beoordeelen en er eventueel geen bezwaar tegen zouden mogen maken. Maar dan in den ordelijken weg. D. i. door eerst bij den kerkeraad het bezwaar in te brengen; en als deze bij zijn besluit blijft, en de zaak van genoegzaam belang is voor de zaak van Gods koninkrijk, doordat men zich beroept op de Classe enz. Alleen op independentistisch standpunt, waarbij de opzieners eenvoudig dienaren der gemeente zijn, om feitelijk door die gemeente geregeerd te worden, zou men kunnen spreken van een recht der gemeenteleden om den kerkeraad tot verantwoording aan de gemeente te roepen. Maar in Gereformeerde kerken wordt terecht altijd vastgehouden aan de Schriftuurlijke opvatting van het opzienersambt.

Met dit een en ander wordt nu echter nog niets gezegd over het geval, dat tot uwe vraag aanleiding gaf. Maar daarover kan ik ook geen oordeel hebben, omdat ik de personen en omstandigheden niet ken. En evenmin kan ik beoordeelen, of het al dan niet raadzaam is, aan den hierbij betrokken persoon zelven inlichtingen te geven omtrent de motieven van het gewraakte kerkeraadsbesluit.

Maar in ieder geval is het volstrekt ongeoorloofd, dat een gemeentelid wegens kerkeraadsbesluiten, waarmede hij het niet eens is, zijne verschuldigde bijdrage voor den kerkedienst inhoudt of vermindert, en dus, voor zooveel hij kan, de kerk van Christus ter plaatse wil doen inzinken en verdwijnen. Zoo kan men handelen bij eene menschelijke vereeniging; maar daartoe mag een geloovige de kerk van Christus niet, op sectarischen trant, willen verlagen. Wie met zulke finantieele argumenten in de kerk iets wil uitwerken, brengt daar in beginsel den Mammonsdienst.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 37