Artikel 6.

Ook zal geen Dienaar dienst mogen aannemen in eenige particuliere heerlijkheden, gasthuizen, of anderszins, tenzij hij voorheen geadmitteerd en toegelaten zij, volgens de voorgaande artikelen; en hij zal ook niet minder dan andere aan de Kerkenordening onderworpen zijn.

 

13. Welke is de kerkelijke positie van een predikant in een stichting?

|59|

(1888.)

21. Voor den dienst des Woords enz. in gestichten is de wijze van beroeping enz geregeld in art. 6 van de K.O.; volgens welke bepaling zulk een beroeping geheel als elke andere te behandelen is; zoodat het bestuur van zulke gasthuizen enz. wel iemand kan kiezen, instrueeren en onderhouden, maar de kerkelijke qualificatie en beroeping toch komen moet van den kerkeraad ter plaatse, en de beroepene dan predikant wordt bij die kerk, met speciale aanwijzing voor den dienst in het gesticht, volgens de door dat bestuur gegeven instructie (altijd natuurlijk, wanneer tegen die instructie of tegen den persoon geen kerkelijke bezwaren zijn, ’t geen wel niet licht kan voorkomen).

Dat is m.i. de eeniglijk „wettige” en dus „aanbevelenswaardige” weg. Maar —  die is bij de Christelijke gestichten voor krankzinnigen afgesloten, doordat het bestuur oordeelt, ter wille van de „Hervormden” en hun steun, aan den „geestelijken verzorger” niet te mogen toestaan, eenige „kerkelijke” qualificatie mede te brengen.

Daardoor zal de positie van den „geestelijken verzorger” altijd scheef en gewrongen moeten zijn. Men zal hem „dominé” noemen, eene „pastorie” geven, laten „preeken”, „catechiseeren” enz.; maar dat alles „buitenkerkelijk”.

Om hem dan toch nog eenigszins eene positie te geven, heeft men voor Veldwijk, Loosduinen enz. gehandeld naar hetgeen ge mij schrijft (emeritaatsverklaring, zonder eenige verplichting vanwege de kerk). En al is die weg ook niet de rechte, ik zie er toch niets anders op. De B.B. in Veldwijk enz. zullen U wel precies kunnen aangeven, hoe er door hen en te hunnen aanzien kerkelijk gehandeld is.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 6