|249|

Artikel 70
1. Op de dag des Heren zal de gemeente tweemaal in kerkdiensten samen komen en voorts ten minste eenmaal op het Kerstfeest, de Goede Vrijdag en de Hemelvaartsdag.
2. De kerkeraad zal zoveel mogelijk zorg dragen, dat kerkdiensten worden gehouden op de Oudejaars- en de Nieuwjaarsdag en op de bid- en dankdagen voor gewas en arbeid.
3. Het wordt in de vrijheid van de kerken gelaten kerkdiensten te houden op de tweede feestdagen.

 

Kerkdiensten op zon- en feestdagen

In dit artikel worden enige aanwijzingen verstrekt omtrent de tijden voor het beleggen van kerkdiensten.

In de oude kerkorde wordt in artikel 67 het volgende bepaald: De gemeenten zullen onderhouden, benevens de Zondag, ook den Kerstdag, Pasen, Pinksteren en Hemelvaartsdag. De onderhouding der tweede feestdagen wordt in de vrijheid der kerken gelaten. Onderwerp is dus in de oude kerkorde niet zozeer het houden van kerkdiensten als wel het onderhouden van bepaalde feestdagen, die gesteld worden naast de zondag. Het verschil met de herziene kerkorde, wat de teneur van beide artikelen betreft, is duidelijk. Het eerste lid van het onderhavige artikel brengt de bepaling dat de gemeente op de dag des Heren — deze aanduiding verdient de voorkeur boven het spreken van de zondag — tweemaal in kerkdiensten zal samenkomen. Het is uiterst belangrijk, dat hier deze algemene regel wordt vooropgezet, zonder enige reserve nog wel. Dit betekent niet, dat indien door omstandigheden ergens niet tweemaal, doch slechts eenmaal op de dag des Heren een kerkdienst wordt belegd, hiermede een ernstige overtreding zou zijn begaan, en een dergelijke gemeente daarom geacht moet worden rechtdraads in strijd te zijn gekomen met Gods Woord. Want de Bijbel bevat geen uitdrukkelijk voorschrift voor wat betreft het aantal malen, waarop de gemeente kerkdiensten behoort te houden. De kerkorde bedoelt dan ook niet te zeggen, dat een kerkeraad onder dergelijke buitengewone omstandigheden niet zou mogen besluiten op een bepaalde zondag slechts eenmaal een kerkdienst te beleggen voor de gemeente. Bedoeld is het stellen van een regel, waaraan de kerken naar beste weten de hand moeten trachten te houden.

Dat die regel hier gehandhaafd wordt, mag met recht uiterst gewichtig worden genoemd. Er bestaat bij niet zo weinigen een sterke neiging om het bijwonen van één kerkdienst op zondag voldoende te achten. Een tweede kerkdienst te bezoeken vinden dezulken, geoordeeld naar hun praktische gedragingen althans, een overbodige weelde. Het is goed, dat de kerkorde niet zegt dat de kerkeraad twee kerkdiensten behoort uit te schrijven, het aan de gemeente overlatende of zij van de geboden gelegenheid begeert

|250|

gebruik te maken. De bepaling luidt evenwel, dat de gemeente — en niemand die van die gemeente deel uitmaakt, heeft het recht zich te onttrekken van de daarin gelegen verantwoordelijkheid — tweemaal in kerkdiensten zal samenkomen.

Wij hebben hier, gelijk gezegd, niet een gebruik dat met beroep op Bijbelteksten kan worden gerechtvaardigd. De Heilige Schrift geeft geen uitsluitsel over de vraag, hoe vaak wij op de dag des Heren moeten bijeenkomen voor kerkdiensten. Toch moet een kerk, bij het opstellen van bepalingen voor haar orde, zich rekenschap geven van wat in dat opzicht goed en wenselijk is. Van die taak hebben zich onze kerken gekweten door als haar overtuiging uit te spreken, dat het waarachtig heil van de leden der gemeente wordt gediend door ten behoeve van hen twee kerkdiensten op zondag te doen beleggen. Het spreekt vanzelf, dat daarbij rekening dient te worden gehouden met de individuele omstandigheden van de onderscheidene gemeenteleden. Niet alle leden kan men verplichten aan de bedoelde regel zich te houden. Maar voor een overwegend deel der gemeente kan het niet anders dan heilzaam worden geacht, dat zij twee kerkdiensten bijwonen en actief er aan deelnemen. Ongetwijfeld bestaat er daartegenover ook een roeping zorg te dragen, dat de bedoelde kerkdiensten in werkelijkheid trachten te bieden wat zij behoren te bieden. Het mag dan waar zijn, dat wij op deze dag ontspanning mogen zoeken; dat wij onder elkander vriendschap mogen oefenen; dat wij op allerlei wijze pogen te rusten van onze dagelijkse arbeid. Wij zullen daarnaast toch nooit uit het oog mogen verliezen, dat de dag des Heren allen roept om bezig te zijn in de dingen des Heren en ruimte te zoeken voor het werken van Christus’ Geest in de harten. Dit is het eerste en het hoogste van deze dag. En het normale is, dat de bedoelde kerkdiensten voor het bereiken van dat doel de nodige hulp en de onmisbare steun toereiken.

Naast de dag des Heren worden nog enkele andere dagen genoemd, waarop verwacht wordt dat kerkdiensten tot stand zullen komen. Wij komen daarmede tot de kwestie van het houden van feestdagen. In de geschiedenis, ook van de kerk in Nederland, heeft zij een belangrijk strijdpunt uitgemaakt. Maar hier kan daaraan worden voorbijgegaan, als aan een kwestie van geen of uiterst weinig actueel belang. Het aantal feestdagen waaraan de hand wordt gehouden, is zeer geslonken, en de viering er van, althans in kerkelijke zin, is weinig spectaculair te noemen.

Verschillende feestdagen vallen op de dag des Heren. Daarom heeft het geen zin van die feestdagen afzonderlijk melding te maken, voorzover zij in feite op een zondag worden gevierd. In de oude kerkorde heeft men met deze gesteldheid van zaken niet gerekend. Want artikel 67 er van bepaalt dat de gemeenten benevens de Zondag ook zullen onderhouden de Kerstdag, Pasen, Pinksteren en Hemelvaartsdag. In de herziene kerkorde zijn Pasen en Pinksteren, als vallende op een zondag, weggelaten en vinden wij alleen melding gemaakt van het Kerstfeest (dit kan soms op een zondag

|251|

vallen, en in de formulering had men strikt genomen zulks moeten doen uitkomen), de Goede Vrijdag en de Hemelvaartsdag. Het opnemen ook van de Goede Vrijdag is te danken aan het gewoonterecht, dat zich te dien aanzien allengs heeft gevormd. Omtrent de vermelde feestdagen bepaalt de kerkorde nu dat de gemeente ten minste eenmaal zal samenkomen in een kerkdienst. Dit is de doorgaande praktijk. Alleen op het Kerstfeest kan het nog gebeuren, dat er meer dan één kerkdienst tot stand komt.

Het derde lid bevat een bepaling ten aanzien van kerkdiensten op de zogenaamde tweede feestdagen. Deze bepaling is geheel in overeenstemming met de bepaling, welke wordt aangetroffen in de oude kerkorde. Het houden van kerkdiensten op die dagen wordt overgelaten aan de vrijheid van de kerken. De ontwikkeling leidt er steeds meer heen, dat zij in onbruik geraken.

Tenslotte moet nog het tweede lid worden vermeld. Dit lid brengt een aanvulling, wanneer wij uitgaan van het bepaalde in de oude kerkorde. Het opnemen van de nieuwe bepaling is geschied in nauwe aansluiting bij de allengs gegroeide praktijk. Hier is niet sprake van het geven van een stellig voorschrift, gelijk het eerste lid bevat voor het doen houden van kerkdiensten op de dag des Heren. Hier wordt alleen gedacht aan een profijtelijk handelen van de kerkeraad. Deze zal zoveel mogelijk moeten zorg dragen, dat er kerkdiensten worden gehouden op de Oudejaars- en de Nieuwjaarsdag en op de bid- en dankdagen voor gewas en arbeid.

Niet ten opzichte van al deze dagen wordt de behoefte aan het houden van kerkdiensten overal in even sterke mate gevoeld. Men kan het verschijnsel bespeuren, dat met name in steden en plaatsen met een stedelijk karakter afzonderlijke diensten op de bid- en dankdagen voor gewas en arbeid in het geheel niet worden belegd en, indien zij al worden gehouden, slechts weinig bezocht worden. Soms wordt dan op een bepaalde zondag omstreeks de tijd van de gebruikelijke bid- en dankdagen in een kerkdienst aandacht besteed aan het bidden of danken voor gewas en arbeid. Het is niet altijd gemakkelijk in dat opzicht van de gemeente gedaan te krijgen wat men gaarne zou wensen. Hoe het zijn moge, de aanwezigheid van de genoemde bepaling in de kerkorde kan misschien hier en daar dienst doen als een stimulans om levendig te houden dan wel te herstellen het gebruik van dergelijke afzonderlijke kerkdiensten. De ontwikkeling schijnt er echter in werkelijkheid steeds meer toe te leiden, dat kerkdiensten op dagen als de hier bedoelde in onbruik geraken of althans een schaars bezoek trekken. Het zal zaak zijn dat de volle aandacht wordt geconcentreerd op de kerkdiensten op de dag des Heren.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 70