Artikel 60
1. De generale synode zal om de twee jaar samenkomen.
2. Als samenroepende kerk wordt in de regel beurtelings uit elk van de particuliere ressorten der particuliere synoden in Nederland een kerk aangewezen.
3. De synode kan haar zittingen verdagen, met dien verstande dat de voortgezette zittingen zich niet mogen uitstrekken over een periode, welke verder gaat dan de tijd, waarop de particuliere synoden, die de afgevaardigden benoemd hebben, opnieuw haar gewone bijeenkomst plegen te houden.

 

Wijze van bijeenkomen van de generale synode

De generale synode komt tegenwoordig, gelijk de herziene kerkorde bepaalt in dit artikel, om de twee jaar bijeen. Vroeger gebeurde het om de drie jaren. De toenemende werkzaamheden hebben de behoefte aan een grotere frequentie doen geboren worden. Uit de aard der zaak raakt zulks niet een principiële kwestie. De vraag naar de wenselijkheid van driejaarlijkse dan wel tweejaarlijkse synoden kan gevoeglijk blijven rusten. Voor- en nadelen daarvan vormen onderwerp van discussie, wanneer beslissingen ter zake moeten vallen, maar hebben weinig zin, wanneer er eenmaal een bepaling is vastgesteld.

Het laat zich denken, dat de kerken er op de duur toe overgaan de generale synode ieder jaar te doen bijeenroepen. In de laatste tijd zijn er reeds meermalen opmerkingen en voorstellen in die zin te berde gebracht. Uit principieel oogpunt kan er tegen een dergelijke ontwikkeling geen bezwaar worden ingebracht. Maar uit overweging van praktische gronden zijn er aan een jaarlijks weerkerende generale synode stellig nadelen verbonden. En het is

|221|

de vraag, of de voordelen er tegen kunnen opwegen. Zo iets betekent een verzwaring der financiële lasten en een vermeerdering van werkzaamheden.

Volgens het in artikel 46 bepaalde moet er voor elke meerdere vergadering een samenroepende kerk worden aangewezen. Op deze aangelegenheid heeft het tweede lid van het onderhavige artikel betrekking. Hier wordt bepaald dat als zodanig in de regel beurtelings een kerk wordt aangewezen uit elk van de ressorten der particuliere synoden in Nederland. Dit is een oud gebruik. Wel is de gedachte te berde gebracht dat het goed zou zijn steeds in het centrum des lands de bijeenkomsten der synode te beleggen en dan bijvoorbeeld steeds de kerk van Utrecht als samenroepende kerk te doen functioneren. De synode beschikt evenwel niet over een eigen gebouw. En de gewoonte om de bijeenkomsten te houden in een kerkgebouw van de samenroepende kerk, terwijl aan de leden der synode logies werd verleend door gemeenteleden ter plaatse, zoals lange tijd in acht genomen werd, bleek op de duur niet te handhaven. Zij stuitte op te veel bezwaren, zodat naar een andere oplossing moest worden omgezien. Deze werd verkregen door wel telkens, gelijk bepaald wordt, te wisselen met de aanwijzing van de samenroepende kerk, maar de synode zelf voornamelijk ergens elders in zitting te laten bijeenkomen, waar de accomodatie daarvoor blijkt aanwezig te zijn.

Nu, anders dan in het verleden, bij de voorbereiding der synode de taak der samenroepende kerk zeer bescheiden is, omdat zij in de praktijk vrijwel geheel wordt overgenomen door inschakeling van het Algemeen Kerkelijk Bureau te Utrecht, kan de verkregen oplossing niet anders dan worden toegejuicht.

In het derde lid van dit artikel ontmoeten wij een merkwaardige bepaling, die opzettelijke toelichting behoeft. In vroegere tijd was het zo, dat de generale synode gedurende een aantal weken haar zittingen hield om daarna voorgoed uiteen te gaan. Zij had dan haar taak volbracht en kon worden gesloten. Met de uitbreiding van haar werkzaamheden ontstond de gewoonte om niet alle arbeid in één zittingsperiode af te doen, doch tijdelijk uiteen te gaan en de arbeid over een paar zittingsperioden te verdelen. De praktijk noodzaakte tot het volgen van die nieuwe methode.

Als een uitvloeisel daarvan ontstond nu een bepaalde kwestie. Deze kwestie, of het aan de synode geoorloofd is telkens weer haar zittingen te verdagen en eventueel over een zo lange periode uit te strekken, dat zij haar zittingen beëindigde eerst vlak voor het bijeenkomen van de nieuwe generale synode. Hierover bleek verschil van mening te bestaan. Persoonlijk ben ik van oordeel, dat er op zichzelf geen bezwaar behoeft te bestaan een zo ruim bestek te verlenen aan de zittingsperiode ener synode. Anderen zijn echter van mening, dat een dusdanige regeling gemakkelijk leidt tot het ontstaan van hiërarchische tendenzen in het kerkelijk leven. Het is nu naar aanleiding van dit meningsverschil, dat de hierbedoelde bepaling werd opgenomen in de kerkorde. Zij wil enigermate tegemoet komen aan een stroming in

|222|

onze kerken, welke het gesignaleerde gevaar vreest en daartegen maatregelen verlangt. De mogelijkheid om haar zittingen te onderbreken, is er voor de synode. Maar zij mag daarbij een bepaalde grens niet overschrijden. Voordat de particuliere synoden, die de afgevaardigden hebben gekozen voor de desbetreffende generale synode, opnieuw haar gewone jaarlijkse samenkomsten houden, dient de generale synode beëindigd te zijn.

Aan deze bepaling is, hoe men verder ook over haar merites mag oordelen, een bepaald voordeel verbonden. Op die wijze kan men er van verzekerd zijn, dat er tussen de sluiting van de ene synode en de opening van de volgende, ten minste een vol jaar komt te liggen. In die tussenliggende periode hebben de kerken de gelegenheid zich enigermate vertrouwd te maken met de genomen besluiten der synode en krijgen de deputaten enige gelegenheid om rustig hun taak te volbrengen vóór het bijeenkomen van de volgende synode.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 60