Artikel 56
1. De particuliere synode zal enige dienaren des Woords, uit elke classis één, aanwijzen als deputaten, met de opdracht:
a. de classes desverlangd in moeilijkheden bij te staan en van advies te dienen
;

|211|

b. de vereiste medewerking te verlenen bij het afnemen van de peremptoire examens;
c. de vereiste medewerking te verlenen bij alles wat betrekking heeft op elke vorm van ontslag uit de dienst, overgang tot een andere staat des levens, emeritusverklaring, en afzetting van dienaren des Woords
.
2. Deze en alle overige door de particuliere synode met wel omschreven opdrachten benoemde deputaten zullen van hun handelingen rapport uitbrengen aan de eerstvolgende particuliere synode en zijn aan deze ook overigens verantwoording schuldig.

 

De taak van de particuliere synode

Is het niet mogelijk een reeks van vaste agendapunten voor de particuliere synode te geven, wel is het zo dat zij een belangrijke functie in het kerkelijke leven heeft te vervullen door middel van haar deputaten. Natuurlijk heeft zij het recht en de bevoegdheid, wanneer zij zulks nuttig acht, deputaten te benoemen voor allerlei aangelegenheden, welke op haar weg worden gebracht. Maar hier is speciaal sprake van deputaten met een opdracht die kenmerkend is voor de bijzondere plaats, welke de particuliere synode naast andere kerkelijke vergaderingen in de kerken mag innemen. Het zijn de deputaten, die bekendheid hebben uit artikel 49 van de oude kerkorde. Dit luidt aldus: Iedere synode zal ook enigen deputeren, om alles wat de synode geordonneerd heeft, te verrichten en in voorvallende zwarigheden aan de classes de hand te bieden, waarbij voor de onderscheidene belangen zoveel mogelijk afzonderlijke groepen van deputaten te benoemen zijn, en om, althans ten getale van twee of drie, over alle peremptoire examens der aankomende predikanten te staan. En alle deze deputaten zullen van alle hunne handelingen goede notitie houden, om de synode rapport te doen, en zo het geëist wordt, redenen te geven. Ook zullen zij niet ontslagen wezen van hun dienst, voor en aleer de synode zelve hen daarvan ontslaat.

De voornaamste gegevens uit dat artikel vinden wij zakelijk terug in het onderhavige artikel van de herziene kerkorde, gelijk men bij vergelijking gemakkelijk kan constateren. Er heeft evenwel een vereenvoudiging plaats gevonden, hetgeen mede mogelijk was, omdat bepaalde elementen in het artikel der oude kerkorde elders in de herziene kerkorde voorziening hebben ontvangen. Zo wordt in het derde lid van artikel 7 bepaald, hoeveel deputaten ten minste bij een peremptoir examen behoren aanwezig te zijn.

In dit opzicht kunnen wij spreken van een onderscheid, dat in de herziene kerkorde niet meer aangedrongen wordt op het benoemen van zoveel mogelijk afzonderlijke groepen van deputaten voor de onderscheidene belangen. Er is nu alleen sprake van één groep van deputaten, die de taak hebben te vervullen van wat men, in aansluiting bij de in de oude kerkorde voorkomende term, wel heeft aangeduid als zwarigheids-deputaten. Zo is namelijk langzamerhand de praktijk geworden in de kerken. Aan de hier

|212|

bedoelde deputaten heeft men toevertrouwd de diverse zaken, die in dit artikel in een duidelijke opsomming staan aangegeven. Door deze opsomming is de bepaling ongetwijfeld verduidelijkt.

Wat onder b en c wordt genoemd, is een uitvloeisel van wat in andere artikelen der kerkorde reeds als taak van de bedoelde deputaten staat aangegeven. Er is daar telkens sprake van de medewerking en het goedvinden van de door de particuliere synode benoemde deputaten. Het betreft de medewerking bij het afnemen van de peremptoire examens door de classicale vergadering. Het betreft eveneens de medewerking, die moet worden verleend bij het ontslag uit de dienst, de overgang tot een andere staat des levens, de emeritusverklaring en de afzetting van dienaren des Woords. Bij al die handelingen mogen de classicale vergaderingen geen definitieve beslissingen nemen, zonder het goedvinden van de bedoelde deputaten, dit ter voorkoming van onregelmatigheden en ongelijkmatigheden. Wij hebben hier te maken met een bepaald toezicht vanwege het kerkverband.

Van die taak is onderscheiden de opdracht, onder a genoemd. Want tot het vervullen daarvan moeten de bedoelde deputaten worden uitgenodigd. Uit eigen beweging kunnen zij die bepaalde taak niet ter hand nemen. Er moet daartoe een verzoek uitgaan van één der classes. Evenals in de oude kerkorde staat ook in de herziene de classis uitdrukkelijk genoemd als instantie, welke het desbetreffende verlangen moet te kennen geven. Een kerkeraad of een paar kerkeraden zijn niet bevoegd, buiten de classicale vergadering om, de hulp der bedoelde deputaten in te roepen. Eerst wanneer het blijkt dat de classis geen kans ziet de moeilijkheden in een bepaalde kerk tot oplossing te brengen, kan het moment aanbreken dat op deputaten der particuliere synode een beroep wordt gedaan om bijstand te verlenen en van advies te dienen. Het is ook goed, dat het op deze manier is geregeld. Er dient voorkomen te worden, dat een kerk ontijdig zich tot deputaten der particuliere synode zou richten. De classis is en blijft de aangewezene om in eerste instantie aan de kerken, die in moeilijke omstandigheden mochten verkeren, de nodige hulp te bieden.

Wanneer het zover komt, dat voor een bepaalde zwarigheid de deputaten der particuliere synode te hulp worden geroepen, is de zaak ernstig geworden en blijkt goede raad duur te zijn. Het spreekt vanzelf, dat er in een dergelijk geval behoefte zal zijn aan bekwame en wijze mannen, die met raad en daad de desbetreffende classis en de bij het geval betrokken kerk of kerken weten bij te staan. De taak, welke die deputaten dan krijgen te vervullen, vertoont overeenkomst met de taak, welke binnen classicaal verband is toevertrouwd aan de visitatoren. Ik denk dan niet aan de normale arbeid, die de visitatoren met hun jaarlijks bezoek aan de respectieve kerken volbrengen, maar aan bepaald werk van bijzondere aard, waarvoor zij, in geval van moeilijkheden of conflicten, soms zich zien geplaatst. Op soortgelijke wijze moeten ook, onder bepaalde omstandigheden, de zwarigheidsdeputaten optreden, maar dan niet vanwege de classis, doch vanwege de particuliere synode. Hun taak

|213|

krijgt daardoor een veel zwaarder accent en vraagt ook een grotere verantwoordelijkheid.

Gelukkig doet zich een situatie, zoals hier wordt bedoeld, niet zo dikwijls voor. Ik voeg er nog aan toe, dat er in dit opzicht ook weer gradaties zijn en men niet terstond behoeft te denken aan de allerergste vormen van een conflict. Maar ook als er sprake is van gematigde spanningen, kunnen deputaten uiterst nuttige diensten bewijzen.

Er staat niet bij, dat de particuliere synode de bedoelde taak moet opdragen aan de meest ervaren en geschikte personen uit haar midden, zoals een dergelijk voorschrift wel bestaat voor de aanwijzing van visitatoren door de classis. Maar al staat zulk een aanwijzing niet uitdrukkelijk aangegeven, het spreekt vanzelf dat een particuliere synode bij het benoemen van haar deputaten zo iets wel in haar overwegingen zal moeten betrekken. Wel wordt voorgeschreven, dat als zodanig dienaren des Woords moeten worden benoemd. Ouderlingen en diakenen komen voor een benoeming als deputaat voor het vervullen van die taak niet in aanmerking. In de oude kerkorde wordt alleen gesproken van het deputeren van enige personen. Men zou dus kunnen menen, dat de herziene kerkorde een engere begrenzing heeft getrokken bij het benoemen van deputaten. Maar zulks is niet meer dan schijn. Want onder de oude kerkorde was het evenzeer in feite zo, dat niet ouderlingen, maar alleen dienaren des Woords werden aangewezen. Naar mijn mening is dit ook in overeenstemming met de strekking van de oude bepaling.

Er is hier volstrekt niet sprake van een achteruitzetting van de ouderlingen of van een gebrek aan goede „democratie” op kerkelijk gebied. De taak van een dienaar des Woords is nu eenmaal een andere dan die van een ouderling. Van belang is daarbij eveneens, dat dienaren des Woords met heel hun persoon en tijd ter beschikking staan van de kerken en ouderlingen gewoonlijk een wereldlijk beroep vervullen en slechts met een deel van hun persoon en tijd zich kunnen geven aan de kerken.

Het aantal deputaten, dat de particuliere synode moet aanwijzen, is gelijk aan het aantal classes, die onder haar ressorteren. Uit elke classis moet één dienaar des Woords worden benoemd, natuurlijk door de particuliere synode. Het zou onjuist zijn, de aanwijzing te doen geschieden door de desbetreffende classis. Ook verdient het geen aanbeveling aan de classes in dit opzicht het recht van voordracht te verlenen. De particuliere synode behoort geheel vrij te staan in het benoemen van de personen, die zij meent dat er voor in aanmerking komen. Want het zijn haar deputaten, die in haar opdracht en op haar verantwoordelijkheid de desbetreffende taak krijgen te vervullen. Het aantal is betrekkelijk willekeurig. Maar kleiner dan het hier aangegeven aantal moet het stellig niet zijn, zullen deputaten aan de hun toegedachte taak kunnen voldoen.

Over het tweede lid van dit artikel is het niet nodig veel te zeggen. De daarin opgenomen bepaling spreekt voor zichzelf. Deputaten moeten altijd

|214|

een bepaalde welomschreven opdracht hebben en zijn verplicht van hun handelingen rapport uit te brengen aan de volgende particuliere synode, die ook het recht heeft hen zo nodig verder ter verantwoording te roepen. Ik merk hierbij op, dat de bedoelde regeling een uitvloeisel is van het in onze kerken gevolgde stelsel. Een meerdere kerkelijke vergadering heeft slechts een beperkte zittingsperiode, zodat zij na haar uiteengaan geen macht en geen bevoegdheid meer bezit. De door haar benoemde deputaten kunnen dus ook niet meer aan haar rapporteren en moeten zulks doen aan haar opvolgster. Deze oefent dezelfde rechten en bevoegdheid uit, die haar voorgangster bezat, zodat zij inderdaad de bedoelde deputaten ter verantwoording kan roepen en over de door hen verrichte handelingen met gezag kan oordelen.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 56