IV. De tucht

Tucht over doopleden

De kerkeraad zal iemand die als kind de doop heeft ontvangen, vermanen wanneer hij als volwassene nalaat openbare belijdenis van het geloof te doen, of ook in ander opzicht zijn roeping tot nieuwe gehoorzaamheid in Gods verbond ontrouw is. Indien hij de vermaning van de kerkenraad hardnekkig verwerpt en daarbij duidelijk laat blijken dat hij afkerige is van het verbond en onverschillig of zelfs vijandig staat tegenover de dienst van de Here, zal dit met instemming van de classis aan de gemeente worden bekendgemaakt. Bij de afkondiging zal de kerkeraad zijn naam noemen en tevens een termijn stellen. De gemeente zal worden aangespoord hem aan te spreken en voor hem te bidden. Wanneer hij in de genoemde termijn geen teken van oprecht berouw toont, zal de kerkeraad hem in een eredienst buiten de gemeenschap van de kerk sluiten, waarbij het daarvoor vastgestelde formulier gebruikt dient te worden.
Indien hij na deze excommunicatie tot bekering komt en zich weer bij de gemeenschap van de kerk wil voegen, zal hij toegelaten worden in de weg van de openbare belijdenis van het geloof, nadat de kerkeraad zijn bekering aan de gemeente heeft bekendgemaakt.