12.10.1 Het regionale college voor de behandeling van beheerszaken

In elke regio (het gebied van een algemene classicale vergadering) is er een regionaal college voor de behandeling van beheerszaken, bestaande uit ten minste 7 leden. De leden worden benoemd door de algemene classicale vergadering op aanbeveling van de classicale vergaderingen. Er geldt een zittingstijd van vier jaar met de mogelijkheid van éénmaal herbenoeming (ord. 11-21-1 en 2).

Voor de leden van het college is financiële deskundigheid als eerste van belang. Omdat er bij de beoordeling van de financiële stukken van de diaconie specifieke vragen op diaconaal terrein aan de orde kunnen zijn, is vastgelegd dat kennis van dit werkterrein in voldoende mate binnen het college aanwezig moet zijn (ord. 11-21-2). Daarbij kan overigens worden opgemerkt dat het college niet zozeer oordeelt over de wenselijkheid van (diaconale) uitgaven, maar in dit kader met name tot taak heeft erop toe te zien dat de financiën op orde zijn en de gemeente resp. de diaconie niet onnodig door uitgaven in problemen komt.

Het regionale college zal zaken die zij te behandelen krijgt onpartijdig moeten beoordelen. Daarom is vastgelegd dat leden van het college niet mogen deelnemen aan de behandeling van een zaak waarbij zij op andere wijze reeds betrokken zijn (ord. 11-21-3).

 

Nadrukkelijk is er in ord. 11-21 t/m 23 sprake van toezien, niet van adviseren. Het toezien is een kerkordelijke taak, samenhangend met de verantwoordelijkheid van de kerk voor de gemeenten. Advisering behoort in de eerste plaats tot het taakveld van het regionaal dienstencentrum. Uiteraard zullen in de gesprekken die op grond van het toezien worden gehouden ook adviezen kunnen worden gegeven. Een uitgebreidere adviestaak zou echter de mogelijkheden van de collegeleden (vrijwilligers) te boven gaan.

Voor de taken van het regionale college verwijzen we verder naar § 12.6 t/m 12.6.2

|287|

(ten aanzien van de gemeente en de diaconie) en § 12.7.5 (ten aanzien van de classis). Bij de werkwijze van het regionale college is in het bijzonder nog bepaald dat het college, wanneer het zijn oordeel moet geven over monumentale gebouwen of orgels, zelf eerst advies dient te vragen aan daartoe door de generale synode aangewezen organen die deskundig zijn op bedoelde terreinen (ord. 11-23-1). Tevens dient het college advies te vragen aan de financiële commissie van de evangelisch-lutherse synode indien een zaak een evangelisch-lutherse gemeente betreft (ord. 11-23-2).

 

Tegen een besluit of uitspraak van het regionale college staat beroep open bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen (ord. 11-22-5).