12.2.1 Gemeente en diaconie

In de plaatselijke gemeente worden de vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet-diaconale aard en die van diaconale aard nadrukkelijk onderscheiden (art. XIII-1, ord. 11-1-2). Gelden en goederen van diaconale aard behoren wel tot de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente, maar ze mogen niet door de gemeente ten eigen bate worden gebruikt. Ze zijn bestemd voor ‘de armen’. Dit wordt zichtbaar in de diaconie die elke gemeente heeft. Deze diaconie heeft net als de gemeente rechtspersoonlijkheid (ord. 11-5-2). Dat wil zeggen: net als de gemeente in haar geheel kan ook de diaconie goederen kopen en verkopen, mensen in dienst nemen en dergelijke. Daarbij is vastgelegd dat de diaconie haar middelen in principe alleen aan diaconale doeleinden kan besteden (ord. 11-3-7, zie ook §12.4.2)

De scheiding tussen diaconale en niet-diaconale vermogensrechtelijke aangelegenheden neemt niet weg dat al deze aangelegenheden bij de gemeente behoren. Daarom wordt de diaconie ook ‘diaconie van de gemeente’ genoemd en wordt gezegd dat de diaconie in vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard de gemeente vertegenwoordigt (ord. 11-5-2). Met andere woorden: in

|261|

vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard handelt de gemeente niet zelf, maar handelt de diaconie namens haar.

 

Wanneer over de rechtspersoonlijkheid van de gemeente wordt gesproken, wordt steeds de gemeente in haar geheel bedoeld. In een gemeente die in wijkgemeenten is ingedeeld, heeft alleen de gemeente als geheel rechtspersoonlijkheid; de wijkgemeenten hebben geen rechtspersoonlijkheid en kunnen geen goederen bezitten of zelf mensen in dienst nemen (ord. 11-5-1).

Een uitzondering hierop is de wijkgemeente van bijzondere aard die eerder als hervormde buitengewone wijkgemeente rechtspersoonlijkheid gekregen had. Deze wijkgemeente behoudt haar rechtspersoonlijkheid (ovb. 82).