Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 11.

Indien naar het bepaalde in overgangsbepaling no. 235 een predikantsplaats voor buitengewone werkzaamheden wordt gevestigd, geldt daarvoor het bepaalde in art. 3 van ordinantie 13 met dien verstande:
a. dat de daarop gevestigde predikant de bevoegdheden heeft, genoemd in art. 2 van ordinantie 13;
b. dat de predikant de kerkeraadsvergaderingen bijwoont met adviserende stem;
c. dat voor zijn werkzaamheden geen orgaan van bijstand behoeft te worden aangewezen;
d. dat hij ter classicale vergadering wordt afgevaardigd en daar een concluderende stem heeft;
e. dat het breed moderamen der provinciale kerkvergadering in overleg met de kerkeraad een of meer ouderlingen en diakenen aanwijst, die in de vergadering van de kerkeraad, de diaconie en het college van kerkvoogden een adviserende stem hebben;
f. dat nevens de predikant een der onder letter e. genoemde ambtsdragers afgevaardigd wordt naar de classicale vergadering, waar hij een concluderende stem heeft.