Ordinantie voor het pastoraat.

 

VI. Ontheffing van en ontzetting uit het ambt.

Artikel 30.

Ontheffing wegens ongeschiktheid tot het dienstwerk.

Geschiedt dit laatste niet, dan ontheft het breed moderamen hem van zijn ambt en stelt het voor hem, ten laste van de centrale kas voor de traktementen of van een of meer der pensioenkassen der Kerk, een wachtgeldregeling vast, welke gedurende het lopende en de eerstvolgende twee kalenderjaren gelijk is aan het theoretische invaliditeitspensioen van die predikant op dat ogenblik, met een minimum — ongeacht het aantal dienstjaren — van ƒ 2000.—, welk bedrag vervolgens per kalenderjaar met 25% wordt verlaagd, totdat het pensioen, dat de betrokkene in geval van invaliditeit zou hebben genoten, is bereikt.