Bepalingen bij artikel 6 van de kerkorde

 

De generale synoden van Zwolle 1977 en Delft 1979 stelden richtlijnen en instructies vast bij artikel 6 K.O., welke hieronder zijn opgenomen.
Ten behoeve van hen, die dienaar des Woords willen worden op grond van artikel 6 K.O., volgt eerst een samenvatting van de procedure, die in de bepalingen 6.1, 6.2 en 6.3 is aangegeven.
- Advies vragen aan (generale) deputaten ad Art. 6 K.O.
- Getuigschrift vragen bij kerkenraad en classis (zie bepalingen 6.1 en 6.3).
- Met die getuigschriften een verzoek tot onderzoek indienen bij de deputaten voor het kerkelijk examen van de particuliere synode (6.1 en 6.3)
- Onderzoek door generale deputaten ad Artikel 6 K.O., op verzoek van de particulier synodale deputaten (6.2).
- Na gunstige uitslag van vorenbedoeld onderzoek: onderzoek door de particulier-synodale deputaten. Bij positieve uitslag van dit onderzoek ontvangt betrokkene een verklaring (6.1 en 6.3).
- Met die verklaring — eventueel na nadere studie — kan betrokkene kerkelijk examen aanvragen bij de particulier synodale deputaten (6.1 sub 8).
- Na dat examen volgt begeleiding door een classicale commissie, waarna de classis beroepbaar kan stellen (6.1 sub 9 en 10).

6.1 Kerkelijk examen zonder de vereiste opleiding, Beroepbaar stellen.

(Toelating tot het proponentschap van hen, die de in artikel 6 K.O. bedoelde gaven bezitten.)

 

A. Het onderzoek naar de aanwezigheid van de in artikel 6 van de kerkorde bedoelde gaven geschiedt voor een deel door de deputaten ad artikel 6 van de generale synode (hierna te noemen: generale deputaten) en voor een ander deel door de particuliere synode, met dien verstande dat het onderzoek door de generale deputaten steeds aan dat door de particuliere synode dient vooraf te gaan en dit laatste alleen mag worden ingesteld na gebleken gunstig resultaat van het eerste.
De particuliere synode zal haar deel van het onderzoek doen verrichten door haar deputaten voor het kerkelijk examen (hierna te noemen: particulier-synodale deputaten).

B. Bij het onderzoek zullen de volgende bepalingen in acht worden genomen:

1. Wie overweegt zich aan het onderzoek te onderwerpen begint met generale deputaten ad Artikel 6 K.O. informatie en advies te vragen.
Deputaten zullen hem als onderdeel hiervan een standaardbrief met een pastoraal karakter doen toekomen.

2. Indien betrokkene na lezing en overweging van deze brief besluit zich aan het onderzoek te onderwerpen, wendt hij zich met een daartoe strekkend verzoek tot de particulier-synodale deputaten van de particuliere synode binnen het ressort waarin hij woont.
Hij zal dat verzoek vergezeld doen gaan van getuigschriften van de kerkenraad van de kerk waarvan hij belijdend lid is en van de classis waaronder deze kerk ressorteert, in welke getuigschriften verklaard wordt dat hij op grond van bepaalde, te vermelden motieven voor het onderzoek in aanmerking komt. De kerkenraad en de classis zullen geen handeling verrichten of goedkeuren, waardoor op enigerlei wijze wordt vooruitgegrepen op de beslissing waartoe het in te stellen onderzoek zal leiden.

3. Vervolgens verzoeken de particulier-synodale deputaten aan generale deputaten bij de betrokkene dat deel van het onderzoek in te stellen, dat dezen is opgedragen. Aan dit verzoek zal binnen een redelijke termijn worden voldaan.
Generale deputaten stellen particulier-synodale deputaten en betrokkene in kennis van de uitslag van hun deel van het onderzoek. Tegen een afwijzende beslissing van deputaten, die met algemene stemmen is genomen, kan de betrokkene geen bezwaar maken bij de generale synode. Tegen een afwijzende beslissing van deputaten, die bij meerderheidsbesluit tot stand kwam, kan de betrokkene bezwaar aantekenen bij de generale synode, die, gehoord de daartoe aangewezen commissie ter zake, een commissie kan instellen welke een eindbeslissing neemt.

4. Bij een gunstige uitslag gaan particulier-synodale deputaten over tot hun deel van het onderzoek dat met name ook betrekking zal hebben op beweegredenen die betrokkene geleid hebben tot de begeerte dienaar des Woords te worden.
Bovendien stellen zij zich op de hoogte van de mate van de bij betrokkene aanwezige kennis op het gebied van de uitleg der Heilige Schrift, de dogmatiek, de ethiek, de kerkgeschiedenis, het kerkrecht en de ambtelijke vakken. Het constateren van zekere tekorten in deze kennis vormt als zodanig geen genoegzame grond voor een afwijzende beslissing.

5. Bij een gunstige uitslag van het gehele onderzoek verstrekken particulier-synodale deputaten de betrokkene een desbetreffende verklaring. Hiermee wordt voor hem in beginsel de weg geopend naar het kerkelijk examen.

6. Tegen een afwijzende beslissing van particulier-synodale deputaten kan de betrokkene bezwaar maken bij de particuliere synode. In geval de particuliere synode zich met het oordeel van haar deputaten verenigt, staat hem de weg open van appèl op de generale synode. Het is niet geoorloofd, dat de betrokkene, na te zijn afgewezen, zich opnieuw tot dezelfde particulier-synodale deputaten of die van een andere particuliere synode wendt met het verzoek hem te (doen) onderzoeken op de aanwezigheid van de in artikel 6 van de kerkorde bedoelde gaven.

7. Indien particulier-synodale deputaten op grond van het in lid 4 genoemde onderzoek naar de aanwezige kennis van oordeel zijn dat nadere studie nog noodzakelijk is, zal de betrokkene zich naar dit oordeel voegen.
De nadere studie zal geschieden aan de hand van een door deze deputaten vast te stellen, op de betrokkene afgestemd studieprogram. Deze deputaten zullen de betrokkene bij zijn studie ook zo veel mogelijk met raad en daad ter zijde staan. Zij zullen zich in een afsluitende toetsing van de resultaten van de studie op de hoogte stellen.

8. Na ontvangst van de onder 5 genoemde verklaring dan wel, in het onder 7 bedoelde geval, na voltooiing van de nadere studie, kan de betrokkene zich onder overlegging van (een) getuigschrift(en) betreffende zijn belijdenis en levenswandel van de kerk of kerken tot welke hij gedurende laatstverlopen twee jaren behoorde tot de particulier-synodale deputaten wenden met het verzoek zich te mogen onderwerpen aan het kerkelijk examen.
Deputaten onderzoeken dan of dit (deze) getuigschrift(en) in orde is (zijn).

9. Het in artikel 5, lid 2 K.O. genoemde kerkelijk examen wordt door aanvrager afgelegd in de classis, waaronder de kerk van zijn woonplaats ressorteert, met inachtneming van de in Uitvoeringsbepaling 5.1, lid 6. e.v. getroffen regelingen, (waarbij de classis van de woonplaats op treedt als de in lid 6. bedoelde classis). Nadat hij het kerkelijk examen met goed gevolg heeft afgelegd, zal aanvrager gedurende een bij het examen door particulier-synodale deputaten vast te stellen periode welke zonodig op voorstel van de betrokken classis kan worden verlengd in de kerken van deze classis voorgaan in kerkdiensten.
Hij zal daarbij worden begeleid door een door de classis in te stellen begeleidingscommissie.

10. Pas wanneer die periode van oefenen tot genoegzame tevredenheid van de begeleidingscommissie verlopen is zal de classis, ten overstaan waarvan hij het kerkelijk examen aflegde, hem op de gewone wijze beroepbaar stellen.

Maastricht 1975, art. 335
Zwolle 1977, art. 196
Delft 1979, art. 175
Emmen 1989, art. 242
Mijdrecht 1991, art. 161 en 47 (BM)