Hoofdstuk 4
Het vermaan en de tucht van de kerk
III. Het vermaan en de tucht over de ambtsdragers
Artikel 118
Lid
1
Wanneer tegen een ouderling of diaken een aanklacht is ingediend of een ernstige verdenking gerezen, zal het aan de kerkenraad, en, wanneer het een dienaar des Woords betreft, aan de kerkenraad tezamen met de kerkenraad van de volgens de classicale regeling aangewezen naburige gemeente, of aan de meerdere vergadering, bij welke de zaak aanhangig gemaakt is, vrijstaan hem voor een bepaalde termijn van de vervulling van zijn ambt te ontheffen.