Hoofdstuk 4

Het vermaan en de tucht van de kerk

III. Het vermaan en de tucht over de ambtsdragers

In geval degenen die geroepen worden tot een arbeid ten behoeve van de kerken in het gemeen, menen zich niet te kunnen neerleggen bij een belissing der synode, volgens welke zij uit hun dienst ontslagen worden en/of zij hun ambtelijke positie niet langer mogen behouden, zullen zij zich mogen beroepen op een nieuwe synode, die zal samenkomen binnen een termijn van zes maanden na de dag waarop door hen appèl werd aangetekend.

’s-Gravenhage 1949, art. 604