Hoofdstuk III

De vergaderingen van de kerk

II. De kerkeraad

1. De kerkeraad heeft de leiding der gemeente, in het bijzonder ook het opzicht over en de tucht in de gemeente, alsmede de zorg voor de dienst der barmhartigheid in het algemeen.
2. Indien er onderscheid gemaakt wordt tussen de brede en de smalle kerkeraad, zal het opzicht over en de tucht in de gemeente aan de smalle kerkeraad blijven.
3. In het in lid 2 bedoelde geval kunnen de diakenen onder leiding van één van hen afzonderlijk bijeenkomen om de zaken, die tot hun taak behoren, te behandelen.
4. De diakenen doen verantwoording van hun beleid en beheer aan de kerkeraad.