|145|

5.6.2 Generale regeling predikantstraktementen

Van de G.R. predikantstraktementen, die uit 45 artikelen bestaat, duiden we hier slechts de hoofdzaken aan.5 Een belangrijke taak met betrekking tot de rechtspositie van de predikanten berust bij de beleidscommissie Predikanten, die een besturende en adviserende taak heeft (art. 2). Deze commissie bestaat uit in totaal tien leden: naast de vijf gedelegeerden vanwege de kerk in het georganiseerd overleg worden door de kleine synode vier andere leden benoemd (van wie er twee worden voorgedragen door de Bond van Nederlandse Predikanten). De voorzitter heeft geen stemrecht en wordt door de kleine synode benoemd nadat ze daarover de beleidscommissie heeft gehoord.

Daarnaast is er het georganiseerd overleg, waarin de uitvoeringsbepalingen (zeg maar: de arbeidsvoorwaarden) worden vastgesteld. Dit georganiseerd overleg wordt gevormd door een delegatie van vijf leden vanwege de kerk (van wie drie leden op voordracht van de kerkrentmeesters worden benoemd) en een delegatie van vijf leden vanwege de predikanten (art. 3 en 4).

De bestanddelen van het traktement worden beschreven in de artikelen 5 t/m 9. Het omvat een basistraktement, dat voor alle predikanten gelijk is en wordt uitbetaald door de gemeente. Daarnaast zijn er periodieke verhogingen, een vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering, die worden uitbetaald door de centrale kas (waarvan de kosten worden omgeslagen over alle gemeenten). Voor pensioenpremie en ambtswoning worden inhoudingen toegepast.

Onder het opschrift ‘secundaire arbeidsvoorwaarden’ (art. 10 t/m 19) komen behalve de ambtswoning allerlei tegemoetkomingen en vergoedingen ter sprake. Daaronder valt de regeling van het studieverlof (art. 19). Na een volbrachte ambtsperiode van vijfjaar heeft de predikant recht op drie maanden studieverlof, dat eventueel in twee gedeelten kan worden opgenomen. Daarbij geldt ook een gedeeltelijke studiekostenvergoeding (art. 13). Het eerste studieverlof kan worden opgenomen vijfjaar na het beëindigen van de verplichte nascholing van predikanten.

Art. 26 geeft een regeling voor nevenwerkzaamheden. Als die meer dan zes uur per week vragen, is toestemming van de kerkenraad nodig (ook als het onbetaalde nevenwerkzaamheden betreft). Vanaf een bepaald bedrag worden er inkomsten verrekend.

In art. 28 t/m 31 wordt voor allerlei situaties een wachtgeldregeling uitgewerkt. Die kan variëren van 60% voor ten hoogste zes maanden (in geval van ontzetting uit het ambt) tot 100% — 80% — 60% gedurende driejaar (bij ontheffing van de werkzaamheden). In sommige gevallen, bijvoorbeeld als de predikant wordt losgemaakt volgens de procedure van ord. 3-20 (zie § 5.7), komen de kosten van de wachtgeldregeling (geheel of gedeeltelijk) voor rekening van de gemeente. In andere gevallen wordt het wachtgeld betaald uit de centrale kas.

De generale regeling kent verder bepalingen voor gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid


[157] 5. De generale regeling predikantstraktementen treedt op een later tijdstip dan 1 mei 2004 in werking (ovb. 115).

|146|

(art. 32 en 33), voor de werkzaamheden van de consulent (zie § 6.2.6) en een regeling voor de behandeling van bezwaren en van meningsverschillen inzake uitleg en toepassing van de regeling (art. 41 en 42).