|76|

2.7 Verklarende woordenlijst

Aanbeveling en voordracht: zie bij voordracht

(Algemene) kerkenraad
De aanduiding (algemene) kerkenraad (bijv. ord. 3-23-2) heeft betrekking op
- de kerkenraad, waar een gemeente niet in wijkgemeenten is ingedeeld; en
- de algemene kerkenraad (en dus niet op de wijkkerkenraad), waar een gemeente in wijkgemeenten is ingedeeld.

Beraad
Na beraad in de gemeente (bijv. ord. 5-4-1) duidt op een bezinningsproces in de gemeente, waarbij de gemeenteleden uitgenodigd worden om daaraan zelf daadwerkelijk deel te nemen.

Bij of krachtens
Een regeling bij of krachtens ordinantie (art. XVII-1, ord. 2-6-5):
- een regeling bij ordinantie is in de ordinantie zelf neergelegd;
- een regeling krachtens ordinantie is neergelegd in een regeling die op een ordinantiebepaling is gebaseerd.
Een generale regeling geldt als een regeling krachtens ordinantie.

Dispensatie of ontheffing
Het verlenen van dispensatie is slechts mogelijk als de mogelijkheid daarvoor expliciet in de bepalingen is aangegeven.

Door of vanwege
De aanduiding door of vanwege geeft aan dat de werkzaamheid door de betreffende vergadering zelf kan worden uitgeoefend, maar ook door deze vergadering kan worden gedelegeerd, zodat ze vanwege de vergadering wordt verricht (ord. 2-7-1, ord. 3-12-10).

Eindbeslissing of einduitspraak
Beslissing of uitspraak waartegen geen beroep kan worden ingesteld bij enig kerkelijk college (g.r. kerkelijke rechtspraak, art. 1-1 sub g).

Gebruikmaking van
De aanduiding met gebruikmaking van (bijv. ord. 3-5-7) geeft aan dat de orde van dienst uit het dienstboek van de kerk benut moet worden, maar dat er geen slaafse navolging wordt voorgeschreven (zie § 7.9).

Gekend en gehoord
Als de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord moeten worden (bijv. ord. 4-8-7), worden zij van de plannen op de hoogte gesteld en krijgen ze gelegenheid om daarover hun mening kenbaar te maken. Op welke wijze ze gekend en gehoord worden, wordt in de plaatselijke regeling vastgelegd (ord. 4-8-6). Zie § 6.2.2.

Gemeente
De aanduiding gemeente heeft betrekking op alle gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland, dus zowel op de protestantse gemeenten, als op de

|77|

hervormde gemeenten, de gereformeerde kerken en de evangelisch-lutherse gemeenten.
In geval van een gemeente met wijkgemeenten hebben de kerkordelijke bepalingen ten aanzien van de gemeente allereerst betrekking op de wijkgemeente (ord. 2-11-8).
Soms is met de gemeente zowel de gemeente als geheel als de wijkgemeente bedoeld (zo bijv. in ord. 2-11-3). In andere gevallen blijkt uit het verband dat de bepaling uitsluitend betrekking kan hebben op de gemeente als geheel. Zo kan de bepaling in ord. 2-11-4 geen betrekking hebben op de wijkgemeente, omdat de grenzen van de wijkgemeente door de algemene kerkenraad worden vastgesteld (ord. 2-16-6).

Kerk
Met de Kerk (met een hoofdletter) wordt de algemene christelijke Kerk bedoeld. In de kerkorde duidt de aanduiding de kerk (met een kleine letter) op de Protestantse Kerk in Nederland (art. VI-1).

Kerkenraad
In geval van een gemeente met wijkgemeenten hebben de kerkordelijke bepalingen ten aanzien van de kerkenraad allereerst betrekking op de wijkkerkenraad (ord. 2-11-8). Soms is met de kerkenraad zowel de algemene kerkenraad als de wijkkerkenraad bedoeld (zo bijv. in ord. 2-11-3). In andere gevallen blijkt uit het verband dat alleen de algemene kerkenraad kan zijn bedoeld. Zo kunnen de bepalingen van ord. 2-13 t/m 15 niet worden toegepast op wijkgemeenten, zodat daar voor ‘de kerkenraad’ steeds ‘de algemene kerkenraad’ moet worden gelezen.

Krachtens, zie: bij of krachtens

Leden
De leden van de gemeente worden onderscheiden in doopleden en belijdende leden (art. III-5, ord. 2-2). Als er in de kerkorde sprake is van de leden van de kerk (bijv. in ord. 1-5-1) zijn daarin de doopleden én de belijdende leden begrepen. Daarnaast kunnen leden van andere kerken als gastlid in een gemeente worden ingeschreven (ord. 2-3).
Behalve de doopleden, de belijdende leden en de gastleden kent de kerk de categorie ‘niet-gedoopte kinderen van gemeenteleden alsmede zij die blijk geven van verbondenheid met de gemeente’ (art. III-5, ord. 2-4 en 2-8).

Medewerking en goedvinden van, met
Een besluit kan pas worden genomen als de genoemde instantie bij de plannen betrokken is en daaraan uiteindelijk haar goedkeuring heeft gegeven (bijv. ord. 4-6-4).

Meerdere vergaderingen
De ambtelijke vergaderingen, met uitzondering van de kerkenraad (art. VI-11 en ord. 4-3-1).

|78|

Mindere vergaderingen
De ambtelijke vergaderingen, met uitzondering van de generale synode (art. VI-11).

Ontheffing, zie: dispensatie

Overleg, in of na
Bij een beslissing in overleg (bijv. ord. 2-11-4) moeten beide instanties met het besluit instemmen.
De aanduiding na overleg (bijv. ord. 2-16-10) geeft aan dat de beslissende instantie eerst overleg pleegt, de inbreng van de geraadpleegde instantie serieus overweegt, maar vervolgens een eigen beslissing neemt; ze is daarbij niet gebonden aan het advies van de geraadpleegde instantie.
De uitdrukkingen laten open op welke wijze het overleg plaatsvindt. Dat kan zowel in een gezamenlijk beraad als door middel van een schriftelijke raadpleging geschieden.

Regel, in de
De aanduiding in de regel geeft aan (bijv. in ord. 2-16-1) dat de daar beschreven handelwijze inderdaad de regel is waarnaar men behoort te handelen. Alleen als daarvoor een bijzondere reden is, kan — beargumenteerd — van deze voorgeschreven gang van zaken worden afgeweken.

Romeinse artikelen
De artikelen van de kerkorde worden genummerd met Romeinse cijfers en worden daarom wel — in onderscheiding van de ordinanties — als de Romeinse artikelen aangeduid.

Stemgerechtigd
Stemgerechtigd zijn de belijdende leden van de gemeente. In de plaatselijke regeling kan ook aan de doopleden van 18 jaar en ouder en desgewenst aan de gastleden van de gemeente stemrecht worden toegekend (resp. ord. 3-2-3 en G.R. gastlidmaatschap, art. 6-4).

Voordracht en aanbeveling
Bij een voordracht is de benoemende instantie aan de voordracht gebonden (bijv. ord. 13-6-1). Ze moet iemand kiezen uit de voorgedragen personen, of kan — als ze de voorgedragen personen voor de functie niet geschikt acht — de voordracht terugzenden en een nieuwe voordracht vragen.
Bij een aanbeveling is de benoemende instantie niet gebonden. Zij kan ook een persoon benoemen die niet is aanbevolen (ord. 13-17-2).
Een uitzondering op deze regel geeft ord. 3-6-4 (zie § 5.3.1).

(Wijk) gemeente
De aanduiding (wijk)gemeente (bijv. ord. 2-7-1) heeft
- waar een gemeente niet in wijkgemeenten is ingedeeld, betrekking op de gemeente als geheel; en
- waar een gemeente in wijkgemeenten is ingedeeld, uitsluitend betrekking op de wijkgemeente (en dus niet op de gemeente als geheel).

|79|

(Wijk)kerkenraad
Wanneer gesproken wordt van de (wijk)kerkenraad (bijv. ord. 10-7-1) heeft de bepaling
- waar een gemeente niet in wijkgemeenten is ingedeeld, betrekking op de kerkenraad als geheel; en
- waar een gemeente in wijkgemeenten is ingedeeld, uitsluitend betrekking op de wijkkerkenraad (en dus niet op de algemene kerkenraad).