1.3.4 De missionaire, diaconale en pastorale arbeid

De gemeente is vanwege haar missionaire opdracht, in heel haar bestaan gericht op getuigenis en dienst aan hen die het Evangelie niet kennen of daarvan vervreemd zijn, opdat ook zij delen in het heil in Jezus Christus (art. X-1).

Na de artikelen over het Woord en de sacramenten volgen de geledingen van de gemeenteopbouw overeenkomstig de volgorde die in art. IV-1 is aangegeven. Apostolaat, diaconaat en pastoraat vormen een eenheid en bestaan niet zonder elkaar. Het diaconaat is missionair en pastoraal en het missionaire is pastoraal en diaconaal. Onderscheiding is nodig voor de praktische uitvoering, de doordenking en begeleiding.

De missionaire opdracht die heel het bestaan van de gemeente raakt en omvat, gaat voorop (vgl. art. 1-8). Elk wezenskenmerk van de kerk geldt de gemeente geheel. De gemeente is een missionaire gemeenschap. Het missionaire aspect keert dan ook terug in de leden over het diaconaat en pastoraat. Alles in dit artikel is gericht op gemeenschappelijkheid en wederkerigheid. De gemeente heeft een opdracht, de gemeenteleden voeren die uit, de kerkenraad draagt ten aanzien hiervan een bijzondere verantwoordelijkheid en de grenzen tussen lokaal, regionaal en landelijk zijn vloeiend. Er is geen tweedeling waarbij de gemeente zich beperkt tot haar eigen omgeving en de kerk de wereldwijde zendingsopdracht behartigt. De kerkorde maakt ook geen verschil tussen de missionaire opdracht en de zendingsopdracht (vgl. art. XVI). Beide begrippen hebben dezelfde inhoud en betekenis. De woorden 'in heel haar bestaan' geven aan dat het aankomt op de eenheid van getuigenis en dienst, van verkondiging en levensstijl. De gemeente is het licht der wereld en het zout der aarde. Het doel is mensen te doen delen in het heil in Jezus Christus.

De gemeente vervult haar diaconale roeping in de kerk en in de wereld door in de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid te delen wat haar aan gaven geschonken is, te helpen waar geen helper is en te getuigen van de gerechtigheid van God waar onrecht geschiedt (art. X-2).

De gemeente is een diaconale gemeenschap. In art. V-2 wordt ook het diaconale als wezenskenmerk van de gemeente onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de ambtsdragers genoemd. Zowel naar binnen als naar buiten, dichtbij en ver weg, in de kerk en in de wereld, is de gemeente geroepen tot

|55|

de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid (vgl. art. V-3). In deze staande uitdrukking worden barmhartigheid en gerechtigheid in een adem genoemd; hier-door komt tot uitdrukking hoe dicht in de diaconale roeping het geven van hulp en het opkomen voor wie hulp nodig hebben bij elkaar liggen. Zo leidt ook het omzien naar mensen die onrecht lijden naar aandacht voor de structuren die het onrecht instandhouden. Evenmin als de missionaire opdracht kan worden gedelegeerd aan een commissie is het diaconaat alleen een zaak van diakenen. Heel de gemeente is in al haar leden geroepen om te delen wat haar aan gaven geschonken is, te helpen waar geen helper is en te getuigen van de gerechtigheid van God waar onrecht geschiedt. De tekst gaat uit van degene die hulp nodig heeft en denkt niet vanuit de helper. Het onrecht en wie hulp nodig heeft, houdt de gemeente op de kruisweg in de navolging van Christus. Van het offer van Christus dat de gemeente gedenkt in de viering van het avondmaal gaan de diakenen voor naar een levenshouding in de orde van het offer. De dienst van de liturgie gaat de straat op in de dienst van de diaconie. De Geest dringt immers naar de concretisering en zoekt door de gemeente heen toegang tot de samenleving. Zo realiseert zich de gemeenschap in Woord en dienst.

De gemeente volbrengt haar pastorale taak in de herderlijke zorg aan de leden en anderen die deze zorg behoeven, opdat zij elkaar opbouwen in geloof, hoop en liefde (art. X-3).

Ook de pastorale taak is een zaak van heel de gemeente. De gemeente is een pastorale gemeenschap. Het woord ‘herderlijk’ heeft de warme klank van daadwerkelijke nabijheid en persoonlijke aandacht, die deze zorg kwalificeert. De goede herder heeft zijn schapen hoog. In het kader van de pastorale gemeente wordt onmiddellijk aangegeven dat dit volbracht wordt in de herderlijke zorg. De herderlijke zorg is dienst aan het Woord van God, waarin heel de gemeente betrokken is en waarvoor de ambtsdragers gemeenschappelijk verantwoordelijkheid dragen (art. V-2). De ouderling die de zorg heeft voor de gemeente als gemeenschap (art. V-3) gaat samen met de andere ambtsdragers leidinggevend voor in het omzien naar elkaar. Het onderlinge pastoraat dient de opbouw in geloof, hoop en liefde, waardoor gemeenschap gesticht wordt. Zonder geloof, hoop en liefde waaien woorden weg en missen daden draagvlak. In de herderlijke zorg, waarin gemeenteleden elkaar bijstaan, helpen en bemoedigen, komt de eenheid van de gemeente tot uitdrukking.

De pastorale taak is evenmin als de missionaire opdracht en de diaconale roeping beperkt tot de eigen leden van de gemeente, maar zij gaat ook uit naar anderen die deze zorg behoeven (ord. 8-4). De herderlijke zorg als een toespitsing van de pastorale taak strekt zich evenals de missionaire opdracht en de diaconale roeping uit over de grenzen van de gemeente. De omgeving waarin de gemeente leeft, moet iets kunnen merken van herderlijke handen die vanuit de

|56|

omgang met Christus worden toegestoken. Juist daar zal ook blijken hoezeer de herderlijke zorg onlosmakelijk verbonden is met de missionaire opdracht en de diaconale roeping.

De gemeente zoekt bij de vervulling van haar missionaire, diaconale en pastorale roeping samenwerking met andere kerkelijke gemeenschappen ter plaatse (art. X-4).

Ten onrechte zou de indruk gewekt kunnen worden dat er in de missionaire, diaconale en pastorale roeping van de gemeente sprake zou zijn van een visie die de gemeenten van de eigen kerk hebben. Waar deze arbeid over de grenzen van de gemeente heen gestalte krijgt in de locale situatie, stimuleert dit lid het contact met andere kerkelijke gemeenschappen ter plaatse te zoeken. De gemeente is opgenomen in het wereldomvattende werk van God naar de toekomst van zijn Koninkrijk. Het getuigenis daarvan zoekt de gemeenschap met andere kerkelijke gemeenschappen om samen te werken aan de opdracht die gegeven is. Gemeenten die contact onderhouden met gemeenten elders in de wereld ervaren hoe vruchtbaar deze wederkerigheid is voor het leven van de gemeente.

Met het oog op de vervulling van haar roeping maakt de gemeente in een relatie van wederkerigheid dankbaar gebruik van inzichten en ervaringen die haar worden aangereikt door gemeenten waarvan de leden uit andere culturen afkomstig zijn (art. X-5).

De kerkorde wijst er op dat er in de missionaire, diaconale en pastorale arbeid van de gemeente geen sprake kan zijn van eenrichtingsverkeer, maar van wederkerigheid. De gemeente geeft niet alleen, maar ontvangt ook. De gemeente spreekt niet alleen tot anderen, maar hoort ook naar anderen. In het bijzonder zal zij een dankbare leerling zijn van die gemeenten waarvan de leden uit andere culturen afkomstig zijn. Er bestaan in Nederland vele van die gemeenten, maar de onderlinge contacten zijn gering. Toch valt er juist van die gemeenten veel te leren over het gemeente-zijn in Nederland. Zij ervaren niet alleen concreet wat het betekent om vreemdeling en bijwoner te zijn, maar hebben ook kennis opgedaan omtrent de specifieke problemen van de christelijke gemeente in de Nederlandse samenleving. In een relatie van wederkerigheid zal zich op basis van gelijkwaardigheid een leerproces voltrekken dat de gemeente verrijkt met inzichten.