1.3.3 Het heilig avondmaal

Het heilig avondmaal wordt door de gemeente gevierd
en door een predikant bediend,
met gebruikmaking van een van de orden uit het dienstboek van de kerk (art. IX-1)
.

Als teken en zegel van het Woord en versterking van het geloof behoren de sacramenten bijeen. Het eerste lid van het artikel over het avondmaal correspondeert met het eerste lid van het artikel over de doop. Het opvallende verschil is dat bij het avondmaal het vieren door de gemeente vooropgaat. Het is een gave van Christus aan de gemeente en wat het ambt doet, is dienst in de volmacht van zijn Geest. De Tafel van de Heer staat in de gemeente en Hij zelf is de gastheer die in de tekenen van brood en wijn aanwezig is. Het is de predikant die als dienaar van het Woord het Woord in hoorbare en zichtbare gestalte bedient (vgl. art. V-3 en VII-1).

Tot de Maaltijd van de Heer zijn genodigd
zij die Jezus Christus belijden en instemmen met de lofprijzing
en door geloofsonderricht tot dit geheimenis zijn toegeleid (art. IX-2)
.

Dit lid zet in met een markante zin: ‘Tot de Maaltijd van de Heer zijn genodigd.’ De Heer richt zijn maaltijd aan en nodigt. Hij gebiedt de gelovigen tot zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en van deze beker te drinken (Heidelbergse Catechismus, antwoord 75). In deze lijn wordt op de vraag wie zijn genodigd als antwoord gegeven: ‘Zij die Jezus Christus belijden.’ De nodiging geeft geen onbeperkte ruimte. De maaltijd wordt gevierd door de gemeente van Christus en zo gaat de nodiging uit tot hen die Jezus Christus belijden. De Heer komt tot allen en vraagt met mond en hart tot uitdrukking te brengen dat de leden van de gemeente bij Hem horen en van Hem zijn en niet leven kunnen zonder alles wat Hij schenkt. Wie belijdt van brood alleen niet te kunnen leven, zal Hem prijzen die het ene nodige geeft en nog zoveel bovendien. Jezus

|53|

Christus belijden en instemmen met de lofprijzing horen bijeen.

De betekenis van de deelname aan de Maaltijd van de Heer vraagt om toeleiding. Met alle verschil in verwerkingsmogelijkheden is er voor allen onderricht nodig. Dit onderricht zal nooit opgaan in begrijpen. De slotzin van dit lid formuleert dan ook: ‘tot dit geheimenis zijn toegeleid’. Hieruit spreekt diepe eerbied voor het wezen van het avondmaal. In het met het hart geloven en met de mond belijden zit een laag die het verstand te boven gaat. Geloofsonderricht moet dan ook niet alleen rationeel worden verstaan. Het raakt het weten, vertrouwen en handelen.

De kerkenraad bepaalt na beraad in de gemeente
op welke wijze de leden op de deelname aan het heilig avondmaal worden voorbereid
en tevens of de leden alleen na openbare geloofsbelijdenis aan de maaltijd kunnen deelnemen (art. IX-3)
.

In het artikel over de viering van het avondmaal stuit de kerkorde op een problematiek die al enkele tientallen jaren bestaat. De feitelijke situatie is dat er gemeenten zijn die zich houden aan de lijn dat alleen degenen die de openbare geloofsbelijdenis hebben afgelegd tot het avondmaal worden toegelaten, en dat zich daarnaast een brede praktijk heeft ontwikkeld dat ook degenen die geen openbare geloofsbelijdenis hebben afgelegd, worden toegelaten. In dit lid worden beide mogelijkheden opengehouden. Overeenkomstig art. III-2 is men door de doop lid van de gemeente. Belijdend lid is men door de openbare geloofsbelijdenis (art. XI-8). Wanneer de leden worden voorbereid op de viering vallen daar zowel de doopleden als de belijdende leden onder. Wie er in een gemeente deelnemen aan de viering, is verbonden met de voorbereiding. Deze voorbereiding kan plaatselijk verschillen, afhankelijk van de deelname van alle leden of alleen van de belijdende leden. Het wordt aan de gemeente overgelaten hoe men daarmee omgaat.

Wanneer er sprake is van een voornemen tot wijziging in het beleid zal daarover worden gesproken in een beraad met de gemeente. Het avondmaal behoort tot het hart van het gemeente-zijn en vraagt om grote zorgvuldigheid. De kerkenraad zal daarover in een gemeenschappelijke bezinning met de gemeente spreken en de gevoelens delen, zodat duidelijk wordt welke gevolgen de beslissing van de kerkenraad heeft voor de opbouw van de gemeente.

De maaltijd van de Heer wordt gevierd onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad, met inachtneming van de richtlijnen die de kerk daarvoor stelt (art. IX-4).

|54|

Het slotlid van het artikel over het avondmaal komt weer overeen met het slot-lid van het artikel over de doop (art. VIII-3). Evenals bij de bediening van de doop gaat het ook bij de viering van het avondmaal om een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de kerkenraad (art. V-2).