1.3.1 De eredienst

Geroepen door haar Heer komt de gemeente samen tot de lezing van de Heilige Schrift en de prediking van het Evangelie, de bediening en viering van de doop en het avondmaal, de dienst van lofzang en gebed en de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid.
De gemeente komt samen tot boete-, dank- en gebedsdiensten, leerdiensten, trouwdiensten en diensten van rouwdragen en gedenken.
Daarnaast kent de kerk dagelijkse getijdendiensten met lofprijzing en gebeden (art. VII-1)
.

In het deel over het leven van gemeente en kerk gaat de eredienst voorop als het centrum van de gemeente. De inzet sluit aan bij art. IV-1. In de eerste plaats

|48|

wordt gesproken over de samenkomst van de gemeente in haar eredienst rond de lezing van de Heilige Schrift en de prediking van het evangelie. Het horen en verkondigen uit art. I-2 wordt in dit lid als eerste element van de eredienst genoemd. Er worden in de eredienst dingen gezegd die in geen mensenhart zijn opgekomen, maar die ons van Godswege worden toegesproken. De eredienst is ontmoeting met de daden van God in Christus. Het gedenken van deze daden is de grond voor het vieren van de gemeente. Dit leidt de gemeente tot het hart van de liturgie met lofzang en gebed. Zij worden in een adem genoemd, want loven en leven blijven in de gemeente als gebedsgemeenschap dicht bij elkaar. De zinsnede eindigt met de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid. Deze aanduiding is de staande uitdrukking van het diaconaat geworden. De grondtoon is gezet in art. I-3 en 6 en wordt hier verankerd in de eredienst. In de formulering van deze zin krijgen de vier elementen van de eredienst een gelijk accent.

Met de standaarduitdrukking ‘de gemeente komt samen’ worden boete-, dank- en gebedsdiensten genoemd. Onder deze diensten vallen de bid- en dankstond voor gewas en arbeid, diensten ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen in het leven van gemeenteleden of in de kerk en de wereld en diensten ter bezinning en verzoening (ord. 7-4-2). Vervolgens worden de leerdiensten genoemd, de trouwdiensten en de diensten van rouwdragen en gedenken.

In een aparte zin wordt vermeld dat de kerk dagelijkse getijdendiensten met lofprijzing en gebeden kent. Deze diensten worden niet voorgeschreven voor de gemeenten. Dat wordt tot uitdrukking gebracht met ‘de kerk kent’. Waar deze diensten worden gehouden, gaat het om de heiliging van het leven van elke dag in lofzang en gebed.

De eredienst wordt geleid door hen die daartoe in de orde van de kerk zijn aangewezen.
De inrichting van de eredienst wordt vastgesteld door de kerkenraad met inachtneming van de bijzondere verantwoordelijkheid van de voorgangers en hen die zorgdragen voor de kerkmuziek.
Ten behoeve van de eredienst worden, naar regels bij ordinantie gegeven, door de generale synode aangewezen, aangeboden of vastgesteld
de bijbelvertaling,
het psalm- en gezangboek
en het dienstboek met orden van dienst (art. VII-2)
.

De eredienst wordt geleid door hen die daartoe in de orde van de kerk zijn aangewezen. Niet iedereen is bevoegd om voor te gaan in een kerkdienst. Men moet ertoe worden geroepen, dient over de nodige gaven te beschikken en een daarop gerichte opleiding gevolgd te hebben.

De inrichting van de eredienst is een zaak van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Het is een algemene praktijk dat niet alleen de eigen predikant, maar

|49|

ook gastpredikanten in een gemeente voorgaan. Degene die de kerkdienst leidt, kan niet zomaar een eigen voorkeur volgen. De ambtsdragers zijn gemeenschappelijk verantwoordelijk voor de dienst van Woord en sacramenten (art. V-2). De inrichting van de eredienst vraagt om een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en zorg. Het is de kerkenraad die de kerkdienst belegt en verantwoordelijk is voor de inrichting. De predikant en kerkmusicus zullen nauw bij het overleg worden betrokken, want wie de toon aangeven, moeten overeenstemmen, maar de kerkenraad stelt vast welke vaste onderdelen in de liturgie worden opgenomen en op welke wijze het avondmaal wordt gevierd.

Vanzelfsprekend zal de verscheidenheid aan gemeenten (art. II-2) herkenbaar zijn in de eredienst. Dit roept de vraag op in hoeverre er in kerkdiensten met een verschillende inrichting een gemeenschappelijke identiteit kan worden gevonden. De kerkorde geeft daarvoor drie aanwijzingen. Op bescheiden wijze wordt gesproken over ‘aangewezen, aangeboden of vastgesteld’. In de eerste plaats wordt de bijbelvertaling genoemd. De synode biedt geen bijbel aan, verzorgt geen vertaling en stelt geen tekst vast. Daarvoor zijn er in Nederland andere instanties. De synode beperkt zich tot het aanwijzen van de vertalingen voor het gebruik in de eredienst. In de spanning tussen samenhang en vrijheid zal de synode komen tot ‘aanwijzen’ om ook in dit opzicht de eenheid en gemeenschap in de kerk te bewaren.

Het psalm- en gezangboek wordt aangeboden. Dit is een open formulering die het gebruik van andere liederen niet uitsluit. De zingende gemeente krijgt geen beperkingen opgelegd. Aangeboden wordt het psalm- en gezangboek dat gemeenschappelijk als hoofdlijn geldt. Evenmin als dat nu het geval is, zal dat beperkt kunnen worden tot één uitgave.

Het dienstboek met orden van dienst wordt vastgesteld. Er is in het dienstboek een meervoud aan orden samengebracht, zodat er voldoende keuzemogelijkheden zijn en er bovendien ruimte is voor variatie op de vastgestelde orden. Variatie is niet mogelijk in de exacte bewoordingen die worden gebruikt bij de bediening van de sacramenten. De erkenning in het oecumenisch verkeer verdraagt zich niet met een eigen invulling van de doopformule of de inzettingswoorden bij het avondmaal.

De kerk viert de dag des Heren.
De kerk viert en gedenkt op bijzondere dagen
de komst, de geboorte en de verschijning van Christus,
zijn lijden, sterven en opstanding,
zijn hemelvaart en
de uitstorting van de Heilige Geest.
De kerk viert de zondag van de Drie-eenheid.
De kerk gedenkt de dag van de kerkhervorming (art. VII-3)
.

|50|

Tot nu toe is van de gemeente gezegd dat zij wordt vergaderd (art. III-1), is geroepen (art. IV-1), samenkomt (art. VII-1) en hier wordt gezegd dat de kerk viert. De gemeente ontmoet de Heer die haar samenroept om zijn daden te gedenken. Daartoe viert zij de zondag. In al de gemeenten viert de kerk als geheel, in gemeenschap met de Kerk van alle plaatsen en tijden, de dag des Heren en op bijzondere dagen de heilsfeiten.

De feesten bepalen ons leven. Wil men weten wie of wat een mens is, dan dient men primair naar zijn feesten te vragen. Wat men gedenkt, daar leeft men uit. De eerste vierdag is de zondag. De dag des Heren is kenmerkend voor de kerk. De dag waarop de Heer opstond, zet de geschiedenis in het licht van de verlossing in het Koninkrijk van God. In de formulering valt het accent op ‘de dag des Heren’.

Er zijn feesten die vallen op een zondag en er zijn er die op andere dagen vallen. Op de bijzondere dagen van de viering van de heilsfeiten rond Kerst en Pasen, op de dag van de hemelvaart en met Pinksteren is men vrij met het oog op de eredienst. Het feest van de verschijning, Epifanie, valt op 6 januari en wordt in de kerk gevierd op de zondag die valt op deze datum of tussen 2 en 8 januari. Jezus is niet alleen onder ons geboren, maar Hij is ook verschenen, openbaar geworden als de Heer in wie het Koninkrijk van God naderbij is gekomen.

In veel gemeenten volgt men de lutherse traditie door op de zondag na Pinksteren het feest van de Drie-eenheid te vieren als afsluiting van de feesttijd. Alles wat verkondigd wordt, komt samen in het belijden van de drie-enige God. Daarom is deze bijzondere dag kerkordelijk vastgelegd.

Tenslotte gedenkt de kerk de dag van de kerkhervorming. Voor een kerk die zich protestants noemt, ligt het in de lijn dat deze dag speciaal wordt genoemd.