12.5 Vertegenwoordiging van gemeente en diaconie

Zoals in § 12.1.2 is gezegd, geeft de kerkorde niet alleen aan wie bevoegd is besluiten te nemen, maar ook wie bevoegd is de gemeente respectievelijk de diaconie te vertegenwoordigen.

|272|

Bij vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet-diaconale aard wordt de gemeente vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het college van kerkrentmeesters tezamen. Het college wijst voor elk van beide een vervanger aan uit zijn midden of uit de kerkenraad (ord. 11-5-1). Naast de voorzitter en de secretaris dienen dus ook steeds twee vaste vervangers bekend te zijn.

Deze vertegenwoordigers zetten voor de gemeente bijvoorbeeld een handtekening onder een koopakte of een opdracht aan een schilderbedrijf. Zij tekenen niet ‘namens het college’, maar ‘voor de gemeente’: zij vertegenwoordigen de rechtspersoon. Het college neemt wel het besluit, bijvoorbeeld tot koop, maar de gemeente koopt. De gemeente is eigenaar van de goederen, niet het college. Op dezelfde wijze ondertekenen de voorzitter en secretaris van het college de arbeidsovereenkomst van een kerkelijk medewerker, niet namens het college, maar voor de gemeente.

In de hervormde kerkorde werd bepaald dat het college van kerkvoogden de gemeente vertegenwoordigde in vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet-diaconale aard en dat de gemeente tegenover derden gebonden wordt door de handtekening van de voorzitter en de secretaris van het college. In die situatie kan worden gezegd dat beide tekenen namens het college, dat immers de gemeente vertegenwoordigde. De huidige kerkorde heeft ervoor gekozen de vertegenwoordiging rechtstreeks bij beide genoemden te leggen.

 

De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard vertegenwoordigd door de diaconie van de gemeente (zie § 12.2.1). De diaconie wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en secretaris van het college van diakenen tezamen. Het college wijst voor elk van beide een vervanger aan uit zijn midden of uit de kerkenraad (ord. 11-5-3). Naast de voorzitter en de secretaris dienen dus ook steeds twee vaste vervangers bekend te zijn.

Ook hier geldt dat zij niet het college van diakenen vertegenwoordigen, maar de rechtspersoon, in dit geval de diaconie van de gemeente. Omdat deze diaconie de gemeente in vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard vertegenwoordigt, vertegenwoordigen zij ook de gemeente.

 

In andere dan vermogensrechtelijke aangelegenheden wordt de gemeente vertegenwoordigd door de preses en scriba van de kerkenraad. De kerkenraad wijst voor elk van beiden uit haar midden een vervanger aan (ord. 11-5-3). Naast de preses en de scriba dienen dus ook steeds twee vaste vervangers bekend te zijn.

Ook bij deze vertegenwoordiging gaat het om het officieel optreden namens de gemeente. Beiden vertegenwoordigen de gemeente bijvoorbeeld als de gemeente een beroep doet op de burgerlijke overheid of als iemand de gemeente aanklaagt in een zaak die niet tot de vermogensrechtelijke aangelegenheden behoort.

Beiden vertegenwoordigen ook de gemeente in diaconale aangelegenheden die niet van vermogensrechtelijke aard zijn. Het lijkt minder juist dat de voorzitter

|273|

en secretaris van het college van diakenen dan optreden. De diaconie (die door hen vertegenwoordigd wordt) is er immers alleen voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden.

 

Zoals hieronder nog wordt aangegeven (§ 12.6) is in een beperkt aantal gevallen voor rechtshandelingen toestemming van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken nodig. Voor buitenstaanders is niet altijd doorzichtig of in een concreet geval deze toestemming al dan niet vereist is. Daarom kan, als een derde daarom verzoekt, aan het regionale college voor de behandeling van beheerszaken verzocht worden een verklaring af te geven waarin vermeld wordt dat het betreffende college ter zake van een bepaalde rechtshandeling geen toestemming nodig heeft en derhalve bevoegd is (ord. 11-8-4). Voor een goed begrip: door deze verklaring wordt de bevoegdheid niet verleend, maar wordt bevestigd dat het college bevoegd is. Deze verklaring is alleen een handreiking aan derden.