|7|

Het verschil tusschen het zoogenaamde „oude” en „nieuwe” kerkrecht

 

Eerst dienen de typische eigenaardigheden van het complex „oud” kerkrecht en wat men in tegenstelling daarmede het „nieuwe” kerkrecht noemt omschreven te worden. Het is daarbij niet de bedoeling een schets te geven in bijzonderheden. Dan zouden we! te veel in de finesses van het kerkrecht afdalen, die boven de bevatting der meeste gemeenteleden gaan. En dat is de bedoeling niet; ook zij hebben er recht op eindelijk eens afdoende en juist erover te worden ingelicht, wat er met het „oude” en „nieuwe” kerkrecht aan de hand is. (Als ik deze termen bezig, plaats ik ze veelal tusschen aanhalingsteekens omdat ze wel gangbaar maar allerminst juist zijn).

Het geschil loopt over de kwestie van het gezag der meerdere vergaderingen en de zelfstandigheid der plaatselijke kerk. Wat omvat dat tuchtrecht der classen en synoden, dat naar Gereformeerd kerkrecht plaats laat voor de zelfstandigheid der plaatselijke kerk?

Ik geef nu achtereenvolgens een beschrijving van het „oude” kerkrecht en van het „nieuwe”, en wat in doorsnee globaal daaronder te verstaan is.

Het „oude” kerkrecht

Er is een principieel verschil tusschen kerkeraden en meerdere vergaderingen. De kerkeraad is een vergadering van de ambtsdragers van de plaatselijke kerk, maar de classen en synoden zijn (slechts) vergaderingen van kerken, die door haar ambtsdragers samenkomen. Deze laatsten hebben daarom slechts beperkte macht. Zij mogen niet alle kerkelijke zaken behandelen, doch slechts wat tot de kerken der meerdere vergadering in het gemeen behoort, alsmede de eigen zaken der plaatselijke kerk in geval van hooger beroep, en wat op de mindere vergadering niet heeft kunnen worden afgedaan. Alleen den kerkeraden komt toe de bediening des Woords en der Sacramenten. Doordat de synoden slechts beperkte, dienende macht hebben, mogen zij ingeval van afdwaling niet doen wat des kerkeraads is, niet in de eigen zaken der plaatselijke kerk ingrijpen, noch zelf haar besluiten in de plaatselijke kerk ten uitvoerleggen, en zoo de beslissingen der mindere vergadering vernietigen.

De classen en synoden hebben alleen dat tuchtrecht over ambtsdragers, dat haar in de kerkenordening en in de kerkelijke formulieren met zoovele woorden wordt toegekend. Nu worden ouderlingen en diakenen naar artikel 79 der kerkenordening door den kerkeraad der plaatselijke kerk met den kerkeraad eener naburige kerk afgezet, terwijl over de afzetting van predikanten de classis oordeelt. Dus kunnen de synoden nooit ambtsdragers afzetten, zonder dat de classis en de plaatselijke kerkeraad er in gekend zijn. Laat men soms de mogelijkheid daartoe open ten aanzien van den predikant, omdat hij een meer algemeen ambt heeft, ten aanzien van kerkeraadsleden, d.i. ouderlingen en diakenen is dit uitgesloten, omdat hun ambt een zuiver plaatselijk karakter draagt. Een afzettingsvonnis der meerdere vergadering in hooger beroep,

|8|

of doordat de mindere vergadering zulk een zaak bij de meerdere aanhangig heeft gemaakt, beteekent eigenlijk dat de desbetreffende ambtsdrager voor afgezet te houden is, of dat hij moet afgezet worden. Altijd ligt de uitvoering bij de plaatselijke kerk, of bij de meerdere vergadering in verband met de plaatselijke kerk, nooit bij de meerdere vergadering als zoodanig. Zulk een afzettingsvonnis is een bindend advies, de mindere vergadering is tot uitvoering verplicht, is gehouden haar medewerking tot de uitvoering te verleenen. Maar wanneer zij dat desondanks niet doet, mag de meerdere vergadering niet zelf het tuchtvonnis in de plaatselijke kerk voltrekken.

Vervalt de kerkeraad in zijn geheel of voor de meerderheid tot dwaalleer of scheurmaking, dan heeft de synode niet het recht den kerkeraad af te zetten. Na vermaan verklaart de synode zulk een kerk voor schismatiek, sluit haar buiten het kerkverband, en roept het gezonde deel der gemeente tot een vergadering met haar deputaten bijeen, waarbij dan de afwijkende kerkeraad of die kerkeraadsleden worden afgezet, zoover noodig een nieuwe kerkeraad wordt gekozen en aldus de gemeente opnieuw geconstitueerd.

Anders het „nieuwe” kerkrecht 

Hierin wordt niet dat principieele verschil aanwezig geacht tusschen den kerkeraad en de meerdere vergadering. De classen en synoden toch zijn vergaderingen van kerken, wier kerkelijke macht door de afgevaardigden is samengebracht ter meerdere vergadering, welke de plaatselijke kerken en haar kerkeraden vertegenwoordigt. Wel is de synodale macht beperkt; de meerdere vergaderingen mogen niet besluiten hetgeen strijdig is met Gods Woord, doch dat mag de kerkeraad evenmin; ook hebben zij in gewone omstandigheden de eigen zaken der plaatselijke kerk aan deze ter afdoening over te laten. De synode bedient niet het Woord en de Sacramenten, maar ook de kerkeraad doet dat niet; dit toch is een recht dat uitsluitend aan den dienaar des Woords krachtens zijn ambt toekomt. De kerkeraad treft regelingen omtrent de bediening des Woords en houdt er toezicht op, maar dat doet op haar wijze de synode ook door het vaststellen der leer. De meerdere vergaderingen beslissen over de zaken die de kerken van haar ressort gemeenschappelijk aangaan, alsmede over de eigen zaken der plaatselijke kerken ingeval van onmacht, wanbestuur en hooger beroep. In de beide laatste gevallen zijn zij zoonoodig gerechtigd de besluiten der mindere vergadering te vernietigen en, de plaats innemende van den kerkeraad, haar besluiten in de plaatselijke kerk uitvoering te verleenen.

Zoo biedt op het terrein der tucht het „nieuwe” kerkrecht aan de meerdere vergadering breederen armslag. Het recht van de classen om predikanten af te zetten, het recht van twee kerkeraden om kerkeraadsleden uit de bediening te ontzetten, wordt in geenen deele ontkend. Het ligt vast in artikel 79, In vele gevallen die minder het geheel van het kerkverband raken, en waarbij de noodzakelijkheid der tucht duidelijk blijkt zoodat toepassing der censuur geen moeilijkheden biedt, zal dit tuchtrecht voldoende zijn, en behoeven de synoden dus van haar tuchtrecht geen gebruik te maken. Maar hoe, wanneer er wel oppositie tegen ontstaat? Of 

|9|

wanneer in den boezem der mindere vergadering oneenigheid heerscht? Of wanner de mindere vergaderingen wanbestuur plegen, bijv. met afzetting treffen die niets der afzetting waardig gedaan hebben? Of ook omgekeerd te slap zijn in de censuur, en in leer of leven ergernis gevende predikanten of kerkeraadsleden ongecensureerd laten enz.? — Alsdan zijn zoo noodig ook de synoden gerechtigd tot oefening der tucht, en bevoegd om èn predikanten èn ouderlingen en diakenen te schorsen, of af te zetten tot den heelen kerkeraad toe. En zij zijn gerechtigd haar oordeel uitvoering te verschaffen in de plaatselijke kerk. In geval van dwaalleer of scheurmaking van den plaatselijken kerkeraad verbreekt de synode het kerkverband niet met zulk een kerk, maar grijpt zij in de- zaken der plaatselijke kerk in, zet den kerkeraad af, en doet door haar deputaten daarvan afkondiging in de plaatselijke kerk, die dan zoo spoedig mogelijk door wettige verkiezing van een nieuwen kerkeraad voorzien wordt.

 

Samenvattend kan gezegd worden dat de tegenstelling tusschen „oud” en „nieuw” kerkrecht gaat over de vraag: Mogen de synoden in ernstige tuchtgevallen die of van meer algemeenen aard zijn, of waarbij zich wanbestuur voordoet van de zijde der mindere vergadering of deze onmachtig is, ook zelf der afzetting waardige ambtsdragers zoowel predikanten als ouderlingen en diakenen uit de bediening ontzetten, zoonoodig tot den heelen kerkeraad toe en haar besluit doorvoeren in de plaatselijke kerk? Het „nieuwe” kerkrecht zegt: ja, het „oude” kerkrecht zegt: neen, de synode mag geen ambtsdragers afzetten buiten de plaatselijke kerk om, haar tuchtbesluiten niet op eigen gezag doorvoeren, geen kerkeraad uit de bediening ontzetten, maar indien noodig het verband met zulk een kerk verbreken. Laat ons zien wat hiervan juist is.