I. Algemeene bepalingen

Tot elke bijzondere gemeente behooren:
die op de belijdenis des geloofs tot lidmaten zijn aangenomen;
die voor alsnog alleen door den doop in hare gemeenschap zijn ingelijfd;
die door geboorte uit Hervormde ouders, of door den overgang hunner ouders tot de Hervormde Kerk, gerekend worden tot eene bijzondere gemeente in betrekking te staan;
die in eenige Evangelische gemeente, hetzij hier te lande, hetzij elders zijn erkend, als behoorende tot de Hervormde Kerk, en van hunnen doop of hunne belijdenis door behoorlijke bewijzen hebben doen blijken.