Herziening van de kerkorde art. 16-22

Art. 326. De praeses geeft in behandeling de artikelen 16-22 van de voorlopig vastgestelde kerkorde (zie bijlage LXXVIII a, b en c).

In overeenstemming met het gelijkluidend voorstel van de deputaten en de commissie besluit de synode in artikel 16, lid 1 een paar kleine wijzigingen te brengen en artikel 16, lid 2 te aanvaarden in een herziene redactie.

Ten aanzien van artikel 17 worden geen veranderingen voorgesteld. Het blijft dus in dezelfde vorm gehandhaafd.

De kleine wijzigingen, die de deputaten in artikel 18, lid 1 voorstellen, en waarmee de commissie accoord gaat, ontmoeten bij de synode geen bezwaar. Eveneens wordt het 2e lid van dit artikel goedgekeurd.

Bü de behandeling van artikel 19 stelt ds J.C. Hagen de vraag of hierin ook nog iets bepaald moet worden voor het geval, dat een dienaar des Woords, die in een ernstige tuchtwaardige zonde is gevallen, eigenmachtig zijn ambtswerk neerlegt. De synode is met de commissie van oordeel, dat in ieder geval in dit artikel een dergelijke bepaling niet moet worden opgenomen, doch wil gaarne ds Hagen in de gelegenheid stellen bij de behandeling van artikel 117 een daartoe strekkend amendement in te dienen (zie verder art. 365, 449 en 450).

Nadat ds J.H. Meuleman een door hem ingediend amendement heeft ingetrokken en uitgesproken is, dat de beoordeling van het woord „daartoe” bij de taalkundige revisie aan de orde kan komen, wordt artikel 19 in de door de commissie voorgestelde nieuwe reactie, waarbij ook de deputaten zich hebben aangesloten, aanvaard.

Een amendement van ds H.W.H. van Andel om aan het begin van artikel 20 te lezen: „Een dienaar des Woords, die met bewilliging van de kerkeraad en met goedkeuring van de classis ...” werd door de commissie overgenomen. Hoewel de deputaten tegen dit amendement enig bezwaar blijken te hebben, wordt het door de synode aangenomen, terwijl daarna artikel 20 in zijn geheel wordt vastgesteld.

Het voorstel van ds J.C. Hagen om aan artikel 21 een 2e lid toe te voegen, waarin een afzonderlijke bepaling gemaakt wordt voor de theologische hoogleraren, wordt niet gesteund. Daarna wordt dit artikel overeenkomstig het advies van de deputaten en de commissie ongewijzigd aanvaard.

Ds F.C. Zwaal stelt voor om in artikel 22, lid 1 inplaats van „zeventigjarige leeftijd” te lezen „vijfenzestigjarige leeftijd”. Dit voorstel wordt verworpen. Vervolgens wordt artikel 22, lid 1 met de door deputaten en de commissie voorgestelde wijzigingen aanvaard. De twee volgende leden van artikel 22 worden ongewijzigd vastgesteld.