Op het voorstellen, Of het nut ware datmen beneffens den Psalmen Dauids ghedichtet door Dathenum enighe andere gheestelicke liedekens ende psalmen van anderen gheleerden mijden ghemaeckt inden Kercken ghebruijckte, Is vanden broederen besloten dat men met den Psalmen Datheni mitsgaders t’ gunt datter bij is te vreden sal wesen, tot dat inden Sijnodo generali anders besloten sal sijn.