Tijdelijke onderlating van de dienst.

Art. 14. Zoo eenige Dienaars om de voorgeschrevene of eenige andere oorzaken hunnen dienst voor eenen tijd onderlaten moesten, ’t welk zonder advies des Kerkeraads niet geschieden zal, zoo zullen zij nochtans ten allen tijde de beroeping der Gemeente onderworpen zijn en blijven.

Inhoud van deze bepaling is, dat indien een dienaar zijn dienst enige tijd onderbreekt, bijvoorbeeld in verband met zijn studie, een buitenlandse reis, door evacuatie of andere reden, dit alleen kan geschieden met advies, d.i. in de kerkelijke terminologie: met toestemming van zijn kerkeraad, terwijl hij ten allen tijde onderworpen blijft aan de beroeping der gemeente, d.w.z. dat de gemeente steeds het recht behoudt hem terug te roepen. Het spreekt vanzelf, dat ze ook de plicht heeft hem bij terugkomst weer te ontvangen.