|55|

 

 

§ 4.
De Particuliere of Provinciale Synode.

 

De kerkorde van 1578 noemt het eerst de vier kerkelijke vergaderingen in de gebruikelijke reeks en bewoordingen: Ten Isten den Kerckenraet in een yeghelicker ghemeynte, ten IIden de Classicale vergaderinghe, ten IIIden de particuliere Synoden, ten IIIIden de generale ofte nationale Synoden. 1) In de acta van Emden wordt het woord particuliere synode gemist. Wel handelt een hoofdstuk over de provinciale synoden, 2) terwijl te voren 3) was uitgesproken, dat er behalve consistorie- en classis-vergadering zouden wezen jaerlijcxsche versamelinghen aller verstroyde Kercken in Duytslandt ende Oost-Vrieslandt besonder, aller Engelscher Kercken besonder, ende aller Kercken onder ’t Cruys besonder, en voorts alle twee jaar een algemeene verga­dering aller Nederlandsche kerken. Reeds terstond, bij de eerste regeling vinden wij dus tusschen de classis en de algemeene vergadering nog een trap in.

Behalve in Holland komen die »particuliere« ressorten ongeveer overeen met het gebied der provinciën. Vandaar wel, dat meest gesproken schijnt te zijn van »provinciale synode«, als deze tusschenvergadering bedoeld werd. Het is reeds uit de acta van Emden gebleken, meer voorbeelden geven de acta, door Reitsma en van Veen uitgegeven. 4) En ook in Holland kon deze naam zonder vrees voor misverstand gebruikt worden, daar er alleen in 1574 en 1582 eigenlijk gezegd Hollandsche


1) Cf. Rutgers Acta, bl. 240.
2) Ib. bl. 109. onder de particuliere statuten.
3) Ib. bl. 58.
4) Vgl. deel I, bl. IX, waar meer over de benaming te vinden is.

|56|

provinciale synoden geweest zijn. 1) De twee particuliere synoden, daar gebruikelijk, kwamen toch ook overeen met een politieke verdeeling. Een voorschrift, dat Holland drie particuliere synoden zou hebben (1578) schijnt niet ten uitvoer gelegd te zijn. In Drenthe wordt een tijdlang gesproken van een »classis generalis« alvorens het verwaardigd werd tot de eer van ook zijn provinciaal synodum te hebben. 2)

Ik maak in ’t vervolg gemakshalve tusschen particuliere en provinciale synode geen onderscheid. Wel is de benaming bij quaesties als deze geen onverschillige zaak. Het is evenmin toevallig, dat de kerkorden steeds van particuliere synoden blijven spreken, als dat de oorzaak onduidelijk is, waarom de naam provinciale synoden de overhand heeft behouden. 3)

De »Synopsis« noemt den syn. particularis met den naam provincialis. (Cf. blz. 592) De praktijk des levens, ook der kerkelijke samenleving, drong den provincialen stempel aan deze vergadering op en — veel weerstand werd niet geboden; ja het is zelfs de vraag of een principieel bezwaar door alle toonaangevende personen werd gevoeld tegen het samenvallen der kerkelijke en politieke grenzen. De considerans voor de verdeeling der Geldersche kerken in vier classen luidt eenvoudig: 4) dat gelijck die provincie Gelderlandt in vier theilen bestaet, alsoo oock in vier classen die kirchen gedeilt werden.« Toch lag de aard van deze vergadering tusschen classis en generale synode niet zoozeer in de omstandigheid, dat zij alle kerken der provincie omvatte, als wel hierin, dat zij het geheel der kerken van een vier-, vijf- of grooter aantal classen vertoonde.

De uitdrukking der kerkorde van 1583 wijst hierin den weg: »alle jaers … sullen vier ofte vijf of oock meer ghenabuerde Classes tsamencomen, tot welcke Particuliere Synode vut ijder Classe twee Dienaers ende twee Ouderlinghen afgheveerdicht sullen werden. 5) De particuliere synode was dus samengesteld uit


1) Middelburg 1581 (Rutgers Acta, bl. 452) staat als uitzondering toe, dat, waar meer synoden-particulier zijn dan een, »dat de noot eyschende« een provinciale synode van deze particuliere tezamen mocht gehouden worden.
Zoo heeft ’t provincialisme zich doen gelden.
2) R. & v. V., VIII, bl. V.  VI.
3) Ook nu nog gebruikt Dr. Vos in zijn Gesch. d. V. K. den naam provinc. synode en Dr. Rutgers in zijn kerkr. geschriften dien van particuliere synode.
4) R. & v. V., IV, bl. 12. Synode te Harderwijk 1580.
5) Rutgers Acta, bl. 388.

|57|

afgevaardigden der classen, waarbij de classis optrad als verzameling der particuliere plaatselijke kerken. Aldus vertoonde de particuliere synode in nog sterker mate dan de classis de eenheid der kerk. Veel van wat bij de classis gevonden werd treft men dus ook aan bij de particuliere synode.

Er is echter reden om de laatstgenoemde eer als een voorbereiding tot de generale synode dan als een voortzetting van de classicale lijn te beschouwen. Om de kenmerkende lijnen te ontdekken, zou voor een oogenblik 1) het viertal kerkelijke vergaderingen gesplitst kunnen worden in een dubbel tweetal: aan de eene zijde komt dan kerkeraad en classis — aan de andere particuliere en generale synode. Wanneer in Emden de particuliere synode geregeld is, kan men voor de toch veel gewichtiger generale synode volstaan met één artikel: Eadem in Generalibus Synodis servabuntur … In de classicale vergaderingen zijn al de gemeenten nog rechtstreeks vertegenwoordigd; de predikanten zagen elkander telkens en telkens weer en de meest voorkomende kwesties konden afgehandeld worden. Daarentegen komen in de provinciale synode ten hoogste een viertal der twintig, dertig predikanten uit de classis, waardoor de particuliere synode veel meer hetzelfde voorkomen heeft als de nationale bijeenkomst. Hierbij komt, dat zij ook vaak voorloopig het werk dezer laatste moest verrichten. In de praktijk der kerkelijke samenleving was de trede van de classis naar de particuliere synode op haar normale hoogte gebleven, terwijl die tusschen den bodem der kerkeraden en de classis door het gebruik tamelijk afgesleten was.

Dit alles verandert echter den aard der particuliere synode niet. Haar leden zijn in volstrekten zin gedeputeerden der gezamenlijke kerken. Daarom begint ook hier de handeling der vergadering met het onderzoek der geloofsbrieven. 2) Deze zijn afgegeven óf door de classis in haar geheel óf namens het geheel door den daartoe aangewezen kerkeraad. 3) De bedoeling is dezelfde. Om te voorkomen dat eenige overheersching in de


1) Voor een oogenblik, want voor zoover in de gebruikelijke reeks eene splitsing, naar den aard der vergaderingen, geoorloofd is, kan alleen eene samenvoeging van classis, particuliere en generale synode, als openbaringsvormen van de eenheid des lichaams. tegenover den kerkeraad als vertegenwoordiger van de plaatselijke gemeente, worden toegelaten.
2) Eene enkele uitzondering verbreekt dezen regel niet.
3) Bv.: de credentie uit Veere naar Dordt 1574 noemt de naam der classis niet. Die van Vlissingen wel. Cf. Rutgers Acta, 190, 192.

|58|

classis mocht plaats krijgen is soms bepaald, dat zooveel mogelijk de gedeputeerden uit verschillende plaatsen der classis moesten gekozen worden. 1) Overigens is de gewone gedachte, dat niet de plaatselijke kerk rechtstreeks, maar de classis als zoodanig op de synode vertegenwoordigd wordt. De classicale vergadering wijst de gedeputeerden aan. 2)

Dat de classis als een geheel werd beschouwd bij dit afvaardigen blijkt ook hieruit, dat uit iedere classis een gelijk aantal afgevaardigden kwam (het getal is vier), hoewel het aantal der kerken in de onderscheiden classen niet gelijk was.

De vorming der particuliere synode is dus eenvoudig genoeg. Moeielijkheid heeft dan ook alleen opgeleverd de verschijning van een dubbel stel classicale vertegenwoordigers, nl. wanneer er in eene classis scheuring was en elk deel zich als de rechtmatige repraesentant der kerken in die omgeving opwierp. De Geldersche synode van 1618 heeft zulk een knoop moeten losmaken, die door bijkomstige omstandigheden al zeer wonderlijk verward was geraakt. Voornamelijk twee kwesties waren door elkander gekronkeld. Ten eerste was de classis Tiel—Bommel sinds 1603 gesplitst in twee zelfstandige deelen: Tiel en Bommel. De synode was daarvan echter niet onderricht. Boven dien kwamen uit Tiel acht personen in plaats van vier: zoodat nu 12 in plaats van 4 deputaten toegang begeerden. Hiermee is de vergadering spoedig gereed: slechts vier van de Tielschen worden toegelaten. 3) En zoo was er nu eenvoudig een classis meer.

Daarna kwam de tweede moeielijkheid bloot. Bommel weigert de Tielsche afgevaardigden als broeders te erkennen en wil geen zitting nemen noch aan Tiel zittingsrecht toegekend zien. De vergadering hakt dezen knoop door en beslist, dat men eerst zich constitueeren zal en daarna de zaak behandelen. Baudartius wordt tot praeses gekozen.

Uit de niet zeer duidelijke acta schijnt opgemaakt te mogen worden, dat de Tielschen onverwachts op de vroegere classicale vergadering waren verschenen en daar besluiten hadden doorgezet vooral tegenover Bommel en Nijmegen. Bommel was remonstrantsch,


1) R. & v. V. IV, 48, anno 1595. Vgl. ook bl. 213, sub VII, anno 1618.
2) In de classis Amsterdam werd vaak de deputaat-ouderling niet bij name genoemd, maar aan een gemeente verzocht een harer ouderlingen naar eigen keuze te zenden. Een kwestie van gemak.
3) R. & v. V., IV, 208, 209.

|59|

Tiel contra-remonstrantsch. En omdat eenmaal de Tielsche classis de gemeenschap met de Bommelsche had opgezegd, had deze nu haar gedeputeerden gelast geene vergadering te houden, waarin Tiel ook zitting nam, tenzij deze eerst verklaarde hen wel als broeders in Christo te erkennen; ’twelk zij ook van al de anderen begeerden als mede, dat hun geen censure over de praedestinatie-vragen werd opgelegd.

Het verder, zeer langwijlige, maar niet onbelangrijke, beloop dezer zaak kan thans blijven rusten, omdat slechts één punt de aandacht vraagt, n.l. dat de synode begonnen is met de beide deputaties uit de twee classes te homologeeren ondanks haar wederzijdsche protesten en dat eerst daarna censuur over de Bommelschen is gekomen.

In Overijssel is in dien zelfden tijd een soortgelijke kwestie geweest. 1) Maar hier was in een classis scheuring gekomen en had zich een tegen-classis geformeerd.

Een deel van de classis Kampen »verclaert sich met de Hollandsche Remonstranten eens te sijn in de vijf poincten.« Zij zonden vier gedeputeerden, d.w.z. negeerden de andere leden van de classis. Want elke classis mocht maar vier leden afvaardigen.

De anderen zonden evenzoo vier deputaten, met de verklaring, dat zij met de vorigen geen gemeenschap konden houden.

Zonder twijfel wordt nu de eenvoudigste wijze van handelen gevolgd en wordt de vergadering geconstitueerd uit hen over wier credentie geen bezwaren zijn.

Beide partijen erkennen ook de autoriteit dezer vergadering.

Als protest tegen de scheuring ongetwijfeld erkent de synode nu slechts twee van elke groep deputati. 2) Spoedig daarna komen de twee Remonstranten sub reatu. Zij mochten, waar een aanklacht tegen hen was ingediend, niet richten in eigen zaak. De vraag kan gedaan worden: moesten nu niet twee anderen in hun plaats komen? Maar de moeielijkheid was daarbij groot. Want bij de scheuring van de classis Kampen kon, voor dat het oordeel gevallen was, niet een der twee deelen als classis erkend worden en van beide éen deputaat te vragen ging


1) Te Vollenhove behandeld. R. & v. V., V, 298 vlgg.
2) Zoo is in Holland in 1618 door de Staten bepaald, dat de classen waarin scheuring was zoude vertegenwoordigd worden door twee leden uit elk deel. Cf. Voorrede Acta Dordr., bl. 21b.

|60|

evenmin, want dat ware geweest eene erkenning van het recht van scheuring.

Dat de remonstrantsche tijden meer kwesties van dezen aard hebben opgeleverd, spreekt van zelf. Niet alleen de dogmatische maar ook de kerkrechtelijke opvattingen waren in geschil, — zooals er tusschen die beide dan ook nauwer verband bestaat dan wel eens erkend is. Maar zij moeten hier buiten bespreking blijven, nu genoegzaam gebleken is, van hoe groote beteekenis de zuivere afvaardiging uit de classis voor het bestaan der particuliere synode was.

Het kan ons echter nauwelijks verwonderen, dat ook hier, evenals indertijd bij de classis, melding moet gemaakt worden van eene andere opvatting aangaande den aard dezer kerkelijke vergadering. Of althans, aangaande de noodzakelijkheid van volstrekt gedeputeerde personen voor het vormen eener wettige particuliere synode.

In het oordeel der 13 Walchersche kerken van 1602 1) stond: »de kerckenraden en hebben geen ander aensien in classen dan de classen in haren particuliere sijnoden; dewijle de kerkenraden voor leden haerer classen, gelijck de classen voor leden des particulieren synodi gehouden moeten worden …« En »… Maer nu de particuliere sijnodus heeft te seggen over de classen als over haer leden, soo moeten dan enz.« Hiertegenover hebben Faukelius en Rademaker hun breede argumentaties gesteld wat betreft de gelijkstelling van de classicale vergadering met de particuliere synode (zooals te voren is vermeld), en in zooverre erkennen zij dus ook zonder bezwaar te maken, dat de classis als zoodanig lid is der provinciale synode. Ja, nadrukkelijk spreken zij uit, dat het juist een karakteristiek onderscheid is tusschen classis en synode, dat de personen in deze laatstgenoemde vergadering komen met »hare gelimitteerde antwoorden« 2); maar toch komt even verder om den hoek gluren de voorstelling, dat alle predikanten wel in de synode mochten verschijnen, wanneer dit niet »wegens verscheyden Redenen sonder schade haerder kercken« onmogelijk was.

In Friesland werd dan ook toegelaten, dat alle predikanten, maar alleen met adviseerende stem, ter synode waren; 3) ten


1) Cf. R. & v. V., V, bl. 67.
2) Ib. bl. 85.
3) R. & v. V., VI, bl. 26, 36. anno 1587.

|61|

minste de bepaling was dat de praeses die stemmen moest pondereeren, niet numereeren, opdat de meeste stemmen de beste niet overvleugelen zouden: — een schoone opvatting van »stemmen« voor de kerkelijke beslissingen, al kan de vraag moeielijk teruggedrongen worden, welke Salomonische wijsheid bij de praesides dier dagen verondersteld werd.

Dat in Utrecht eens een particuliere synode enkel van predikanten is gehouden, is evenzeer een uitzondering te noemen, door overheidsbemoeiing veroorzaakt, als het feit, dat nu en dan een minister loco senioris verschenen is. De aard der vergadering als een samenkomst van vertegenwoordigers der kerken (classen) wordt daarmede niet veranderd.

De heerschende gedachte aangaande den aard dezer vergadering spreekt zich uit in het meebrengen niet alleen van een credentie, maar van een zeer nauwkeurige instructie. De hoofdzaken der agenda werden te voren aan de classes bekend gemaakt en deze zonden na rijpe deliberatie hare afgevaardigden met meer of minder vaststaand mandaat. Het opschrift boven de instructie, in 1574 door de Voornsche classis medegegeven, kan als model gelden: Instructie van sommige Poincten, die onse Classe van het landt van Voorn, Putten ende over Flackee den gedeputeerden tot het Synodum Provinciael medegeven soewel Generael als Particulier. Omme daervan met den anderen broederen wt onse Naem te handelen als oft die gansche Classe over het generael, oft een yeghelicke Kercke bysonder by syne private saecken tegenwoordich waren. 1)

De bevoegdheid, hierin den afgezondenen toegekend, was groot, en het besluit eener particuliere synode, eenmaal genomen, had geen geringe kracht. Een instructie was dus wel noodig om hiërarchie te weren. De synode had niet de oordeelvellingen der classes slechts op te tellen en te registreeren, — neen, de kwesties werden op de breedere vergadering de novo behandeld. Doch bij die behandeling hadden de leden zich te houden aan het oordeel hunner classis, voor zoover dit althans in stellige beslissing was bekend geworden. Emden had dan ook reeds bepaald, dat de synode drie maanden te voren moest worden uitgeschreven, opdat de classes behoorlijk kennis konden verkrijgen van wat verhandeld moest worden.


1) Rutgers Acta, bl. 195.

|62|

Toch schijnt niet terstond de gedachte aan een nauwkeurig omschreven en mede te geven mandaat te hebben gegolden. Tenminste eene bepaling van 1586 uit Friesland wijst op een an­dere gewoonte: »Vorder isser 1) ghestelt, oft men meer dienaeren ende olderlinghen ad sinodum sullen verordeneren, overmits datter veell jonghe dienaeren zyn, die van kercklicke saecke weynich eerfaringhe hebben ende veell olderlinghe in desen sinodo weynich ghecompareert zyn, 2) so isser in sinodo geresolveert, dat een ijghelick deputatus suae classis sall aengheven om met ghemeender stemme te sluyten, wat nut ende profyt sall wesen, ende die meeste stemme classis sall gevolghet worden.« In een besluit van de Z.-Hollandsche synode te Delft 1587 3) staat: »maer soveel de instructien aengaet, sullen de dassen elck int syne van haren 4) gravaminibus delibereren ende het advijs tot een instructie medegheven haren gedeputeerden om alsoo te bequamer van de voorvallende saken in den synode te mogen handelen.«

Hiertoe zouden de classis vermaand worden; het was dus nog geen algemeen gebruik. En de instructie was geen imperatief besluit, maar een advies. De gedeputeerden mochten naar eigen inzicht, door de discussie ten vergadering voorgelicht, oordeelen. Werd het advies dan geen wassen neus? Volstrekt niet. De ernst der gedeputeerden stond daarvoor borg. Maar een classis kon niet van te voren alles weten en, als hare adviezen golden als uitspraken, was er waarlijk geen synode noodig. Dan was ook de bevoegdheid eener breedere vergadering gelijk nihil en besliste de classis over wat de geheele provincie aanging: wat een ongerijmdheid zou zijn geweest.

Het hing natuurlijk grootendeels af van het gewicht der zaak of de gedeputeerden zonder ruggespraak casu quo tegen het advies mochten ingaan: 5) Die van nu voortaen tot den synodum sullen gecommitteert worden, sullen daer kommen met voor­bedachte resolutiën in saecken, die de leere ofte gemeene kerckenregeringhe angaen, van dewelcke, sooverre eenighe stucken voorvielen, waerover eenighe kercken tusschen elkanderen oneens


1) R. & v. V., VI, bl. 16/17.
2) In ’t geheel waren er 12 afgevaardigden uit 5 dassen, waaronder slechts 3 seniores.
3) R. & v. V., II, bl. 291.
4) Haere = haer eigen? In de classis Amsterdam waren meestal de gravamina der andere classen in N.-Holland aanwezig en werden ook die besproken.
5) R. & v. V., V, bl. 53.

|63|

waren [n.l. op de prov. synode?] sullen de redenen haerer twijfelinghe te vooren den respectiven classen aendienen ….« om met resolutien te komen. Het kwam bij de regeling van dit punt er op aan, twee klippen te ontzeilen: ten eerste mocht de bevoegdheid der breedere vergadering niet gepraejudiciëerd worden door een mindere, vgl. een aanteekening van Haarlem 1582 1): »de gecommitteerde van den Hage syn vermanet, dat het een quade consequentie brengt, dat sy alsoe eene gelimi­teerde commissie brengen tot prejudicie der vergaderinge ende oyck der gecommitteerde selfs ..«; maar ten tweede moest ook de bevoegdheid der Classen niet aangerand worden, vandaar Hoorn 1584: 2) De voersz. commissien ofte credentien duergesien ende aengemerct synde, is geresolveert, dat in geenen par­ticulieren synoden … en mach gehandelt ende gesloten werden, dat eenichsins de classen, onder haer sorterende, zoude moegeii prejudiciëren en beswaeren, ende dat om sulcx te bet voer te coemen de credentien der gecommitteerden naemaels totten synodum te comen nyet (soo) gelimitteert sullen bestaen [dit ziet op credentien waarin de classis verklaarde, alles na te zullen komen wat besloten werd, waardoor het recht van beroep uit handen werd gegeven 3)] salva nochtans dat alle particularia van zulcx nyet zynde in synodis geresolveert zullen moegen werden sonder contradictie by den classe daerop te moegen vallen [dus: in kleinere zaken moest de classis de zaak liever overlaten].

Het was dus geen zaak zonder gewicht, wie de personen waren welke werden afgevaardigd. Door sommigen werd voorgestaan, dat eenvoudig op de rij af uit de classicale vergadering alle predikanten naar de synode gingen. In Friesland althans mocht niet tweemaal achtereen dezelfde persoon gecommitteerd worden, volgens een besluit van 1598, 4) een bepaling strekkende tot wering van hiërarchische insluipsels, met het nevendoel, dat alle dienaars zouden »leeren«. Daartegenover staat, dat de praktijk vraagt om bekwame personen, zooals in Zeeland uitdrukkelijk werd gezegd ten jare 1602 5). In Holland werd den


1) R. & v. V., I, bl. 110; vgl. bl. 92 e.a.
2) R. & v. V., I, bl. 126.
3) R. & v. V., I, bl. 91.
4) R. & v. V., VI, bl. 96.
5) R. & v. V., V, bl. 53.

|64|

classes vrij gelaten te zenden wien zij wilden (1590); alleen wordt het gewenscht geacht, dat enkelen uit de vorige vergadering telkens aanwezig waren om zoo noodig een historische toelichting te geven over de tevoren genomen besluiten. 1) Dit zelfde doel wordt ook bereikt, wanneer »de deputati Synodi« als rapporteerende commissie ter vergadering verschijnen, gelijk in Arnhem 1618. 2) De bekende Arnoldus Cornelius dringt in een zijner brieven er sterk op aan, dat toch altoos eene verkiezing van afgevaardigden ter synode zou plaats vinden en niet de toerbeurt regeere. 3) Dit bewijst zoowel dat het laatste hier en daar in zwang was, als dat het dezen invloedrijken predikant ongewenscht toescheen.

Al deze kleine verschillen doen vermoeden, dat hiermede een niet onbelangrijk punt werd beslist. Inderdaad ging het om den vorm, waarin de rechte verhouding tusschen de kerkelijke vergaderingen moest uitkomen. Bij de vorming der classicale vergadering gaf dit punt minder moeite, omdat elke kerkeraad daar vertegenwoordigd was, zijn stem rechtstreeks deed hooren, hooger beroep terstond effectief kon worden enz. Anders stond dit met de particuliere synode.

Wanneer echter de synode eenmaal wettig bijeen was, dan gold de bepaling: hetzelfde zeggen heeft een particuliere over een classe, als deze heeft over een kerkeraad, 4) voor alle besluiten — salvo natuurlijk het recht van beklag.

Hoe ver strekte dit gezag zich uit?

De herinnering aan den eisch, dat de breedere vergaderingen de bevoegdheid der kleinere niet verminderen, maar hare werkzaamheid juist steunen moesten, en die aan het principiëel verzet tegen alle hierarchisch streven, het welk zich juist in de presbyteriaal-synodalen kerkvorm concentreert, is overbodig. Het kan dus geen bevreemding wekken, dat de classes niet zonder meer de synodale uitspraak hadden te aanvaarden, maar daarover zelve weer oordeelen. Mocht dit ook leiden tot veroordeeling? Laat ons eerst constateeren, dat in de praktijk de bevestiging en


1) R. & v. V., II, bl. 379.
2) R. & v. V., IV, bl. 210. Vgl. ook VI, bl. 9; II, bl. 330, 333.
3) W. d. M. V. S. III, dl. V, 3e stuk. Archief Delft, bl. 360. Want het een groot gebreck is in sommige Classen dats de van de Deputatie op den Synodum een jaerlixe rente maken, ende geen verkiesinge doen, maer gebeurte houden. 16 April 1605.
4) Deze formule komt in de kerkorden ten jare 1581.

|65|

aanvaarding van het besluit der breedere vergadering regel is geweest. In 1603 werd in de classis Neder-Veluwe 1) de vraag gesteld of men in zake de beroeping der dienaren het 4de artikel der K.O. van 1586 zou volgen. De acta vermelden alleen: »oordelt den classis datmen blieve bij den Nat. synodi«.

Dat was goed en verstandig; doch dat de vraag kon gedaan worden, en dat nog wel over een bepaling der generale synode, wijst op een zoo groote mate van zelfstandigheid bij de mindere vergadering, dat deze met een woord van protest niet haar laatste pijl verschoot.

Is deze handelwijze echter normaal te achten en kan zij als getuige gelden voor geheel de verhouding tusschen de verschillende vergaderingen?

Het zou niet moeielijk zijn uit de theorie en praktijk dier dagen vele uitspraken en voorbeelden te verzamelen, die meestal schijnbaar doch nu en dan inderdaad met elkander in tegenspraak zijn. Voetius heeft dit punt besproken 2) en beschouwt verschillende gevallen afzonderlijk. Hij neemt het op voor de classis tegenover de particuliere synode. Evenzoo komt in de acta der classis Amsterdam de aanteekening, dat de classis over de synodale besluiten oordeelt, zoo dikwijls zonder eenigen nadruk voor, dat aan iets antithetisch hierbij niet kan worden gedacht.

Doch omgekeerd is meermalen uitgesproken, dat »hetghene dat eenmaell in den sijnodo gedecreteert is, en sall geensins noch classis noch kerckenraedt zich vervorderen tho annulieren ofte verbreecken, tensij dat bewesen kan worden dat sulx met G. woort ende gemene kerckenordeningh strijdich sij. 3)

Dit laatste nu: het beroep op Gods Woord nevens het beroep op de kerkorde mag in de voorstelling dezer punten niet verwaarloosd worden. Het bood materiëele zekerheid nevens de formeele. Vandaar dat ik sprak van een dikwerf slechts schijnbare tegenspraak.

Doch evenzeer staat het vast, dat deze bepaling van Arnhems’ synode de onwraakbare getuige is van een ander gebruik,


1) MS. A, bl. 97. Vergadering te Barneveld.
2) Rutgers Rechtsbev., II, bl. 35.
3) Prov. Syn. te Arnhem, 1598. R. & v. V., IV, bl. 71. Zie ook V, bl. 21, 1591 Zeeland. En: R. & v. V., I, 275, 1599 N.-Holl.: Of een classis sal mogen breken, tguent in synodo besloten es,…. is geresolveert, sooveel ia genere dat angaet, ’tselve ongeoorloft te syne.

|66|

waartegen zij juist gericht was. Dit kan wel van bijna alle nadere regelingen gezegd worden. Dat deze argumentatie hier opgaat, kan blijken uit de woorden van de Middelburgsche synode van 1581 1), waar zelfs een vrij krasse maatregel tegen den overmoed der classen werd voorgesteld: Also aenghegheven is dat eenighe mindere vergaderinghen somtijdts contrarie besluyten dan in meerdere verordent is, waer vut onoordeninghe ende onghelijcheijt der kerckenbedieninghe etc. spruytet: is ghevraecht oft goet ware dat de Acten van mindere vergaderinghen op de meerdere ghebracht wierden te examineeren? …. Antw. Neen: maer om hierin te versien, wanneer yemandt sulcks verneemt sal neersticheyt doen dat het ghebetert worde door particuliere vermaninghen ofte soo het niet helpt door de authoriteyt van meerdere vergaderinghen.

Normaal was dus de afwijking van het besluit eener breedere vergadering niet, ook al werd aan zulke besluiten geen absoluut karakter toegekend. Bovendien worde in gedachten gehouden, dat als staande regel gold: de breedere vergadering bemoeit zich niet met hetgeen de kleinere kan afdoen. Natuurlijk was hierbij de grens niet nauwkeurig aan te geven.

Maar daartegenover staat, dat het gewenscht was, dat zooveel mogelijk allerwege eenparigheid in de kerkelijke gebruiken gevonden werd 2). Langzamerhand is een en ander, dat eerst onder de adiaphora behoorde, geraakt onder de punten, waarin overeenstemming noodig gekeurd werd.

Dit alles neemt niet weg, dat aan de mindere vergadering het recht verbleef van het z.g.n. volgend oordeel, ook nadat de breedere vergadering zich had uitgesproken. Zoo wordt b.v. in 1619 in de classis Neder-Veluwe 3) voorlezing gedaan »op de voorstellen der Edle heeren gecommitteerde Rhaden« van »het oordeel des Synodi Nationalis over die bekende vijff hoofttstucken der leere end die hervatte ende verbeterde kercken ordre, over welke van D. Dammanno breede verclaringhe gedaen sijnde, heeftt classis alles geapprobiert ende


1) Rutgers Acta, bl. 441/42.
2) B. van Meer, De Synode te Emden, bl. 176 wijst er op, dat te Wesel reeds begeerd werd: in alle kerken één catechismus. Emden liet hierin meer vrijheid. Later werd echter het eerste doorgezet.
3) Vergadering te Elburg in Augustus, sub 7o., MS. A, bl. 230.

|67|

aengenohmen.« Nu — wie heeft te approbeeren en aan te nemen, kan ook afkeuren en verwerpen. 1)

Ook hier valt dus op te merken de eigenaardige wisselwerking tusschen de verschillende vergaderingen. Bij zulke verhoudingen was er waarlijk de meeste kans op een eenstemmig oordeel en gewillig gemeenschappelijk voortgaan. De breedere vergadering beval niet op bisschoppelijke wijze, de mindere was niet autoritair naar independentistischen trant. Immers, al oordeelde zij zelfstandig over een besluit van een hooger college, de zaak waar­over het ging, werd toch niet door haar alleen beslist. Want, evenals de breedere zich niet bemoeide met hetgeen de mindere vergadering kon beslissen, zoo waren er ook omgekeerd aangelegenheden, waarbij het niet aan een kerkeraad of een classis of ook een provinciale synode toekwam eene beslissing te nemen, nl. zaken, die »den kercken in ’t ghemeyn aengaen.« Daaronder behoorde allereerst de leer en belijdenis. Derhalve hadden bv. de particuliere synoden in Holland en in Gelderland de remonstrantsche artikelen wel onderzocht, den status controversiae nauwkeurig opgemaakt, maar niets beslist op het punt van eene nadere verklaring der aangenomen belijdenis, nu de generale synode aanstaande was. Wel traden zij beslissend op, waar het de vraag gold, hoe de predikanten in haar kring getuigenis zouden geven omtrent hun rechtzinnigheid. 2) Ditzelfde onderscheid geeft ook Arnoldus Cornelius aan in een brief aan Helmichius 3): »…. om onze Kercke te bewaren soo vele mogelick is, hebben wy [in onze classis] voor goet ingesien, dat elck in de syne daertoe arbeide….. dat degenen, die van nieus aengenomen worden in den Dienst, niet simpelick en onderteeckenen de Catechesin ende 37 Articulen«, maar ook dat zij zich voor geschorst zouden houden zoodra zij tegen eenig leerstuk begonnen te disputeeren. »Doch sommigen meynen … dat men wel soude doen, maeckende een naecte verclaringhe van eenighe punten, daerinne sulck bedroch mochte vallen [nl. dat de proponenten, door een eigen interpretatie te


1) Vgl. ook de gegevens (uit de classis Dordt, ten jare 1573) vermeld door v. Langeraad, Th. T. Maart 1901, bl. 144, 145.
2) Hier worde ook herinnerd aan twee punten: 1° dat bij ontstentenis eener breedere vergadering voorloopig door een mindere ook gehandeld worden kon; en 2°, wat bepaaldelijk de houding tegenover de »Remonstranten« voor 1619 betreft, aan den arbeid der vergadering van correspondentie sinds 1615.
3) W. d. M. V. S. III, dl.  V. 3, bl. 359.

|68|

geven, den schijn gaven alsof zij waarlijk met de belijdenis overeenstemden] na den rechten sin ende meininge des Catechismi ende der Confessie, die elck een tot den Dienst comende mede soude gehouden sijn te onderteeckenen. Maar dit en soude een Classis particularis niet durven over haer nemen: het soude moeten geschieden door ordinantie des Synode.«

Zoo spreekt ook de Geldersche synode in 1618 1) het uit, dat »den sijnodo competiert wetten te geven ende niet van eenen classe t’ ontfangen.« Wetten nl. over hetgeen in de synode behoort te geschieden. Het was een scherpe terechtwijzing tegenover de aanmatiging der Bommelsche afgevaardigden, en al mag de uitspraak allerminst in dien zin opgevat worden, dat de synode een onbeperkte macht had om wetten te geven, zij bedoelde toch wel de classis terug te dringen, niet alleen ten opzichte van de regeling der handelingen op de synode, maar buiten den geheelen kring van de synodale jurisdictie. En wat dit artikel negatief uitdrukt staat positief te lezen in de beantwoording onder No. 76 der particuliere vragen te Middelburg 1587 2): oft niet een Classe macht heeft te retracteren, tgene sij bevyndt in voorgaende Classe teghen den Sijnodum Nation besloten te sijne? Antw. Dat syt niet alleen machtich maer oock schuldich is te doen. Zoowel de terugwerkende kracht aan een synodaal besluit toegekend, als het verbindende van dit artikel met de woorden »schuldich is te doen« aan de classis opgelegd, zijn ondubbelzinnige, ja bovenmate krasse aanwijzingen van de posi­tieve verplichting tot gehoorzaamheid. 3)

Maar, — zooals gezegd is: sunt certi denique fines; — ook


1) R. & v. V., IV, bl. 219.
2) Rutgers Acta, bl. 450.
3) Een voorbeeld dat de classis een synodaal besluit afkeurt is in de vergadering te Harderwijk, MS. A, 24, 25 en 26 April 1610, Cl. Neder-Veluwe (bl. 147) te vinden.
»Hierop zijn mede ghevisiteert die Acta onses vorighen Synodi. Also dan articulo tertio onder anderen van den Synodo de Classes worden vermaent specialicken in te brengen by den Ed. Hove die nhamen dier die in concubinatu et adulterio leven, daermede te meer die selvighe ghevonden ende ghestraft moghen worden: De broederen des Classis vinden haer nochmaels hier in ghegravcert, met nhamen ten platten lande, ahvaer sy door sodanich angheven in apparentlick perijkel ende swaricheyt souden sonder twijfel komen. Ende (salvo iudicio ende authoritate Synodi) [dat mag er wel bijstaan] ordelen dat sulcks gheeffectueert veel meer behoort te worden van den politijken officieren der welcker ampt eygentlick is op sulcks te letten ende informatie te nemen.«
Een aanteekening die ook voor de kennis der toenmalige plattelandszeden, voor de verhouding tusschen kerk en overheid, voor de bezwaren bij de uitoefening van het herderlijk ambt, niet onbelangrijk is.

|69|

voor de synodale bevoegdheid is duidelijk genoeg een grens aangegeven en de classis heeft hare werkzaamheden, waarin zij regelend optreedt. En boven alle staat het Woord Gods, waarop elk een rechtstreeks zich beroepen mag — waaronder allen zich gaarne buigen.

De bespreking van den aard en van de bevoegdheid der particuliere synoden leerde ons reeds een belangrijk deel van de werkzaamheden dezer vergadering kennen. Niet licht kan de invloed dezer breedere vergaderingen overschat worden. Hebben de nationale synoden vele vragen beantwoord, vele regelen vastgesteld — op de particuliere synoden (die zooveel dichter bij de classes staan en geregeld jaarlijks samenkomen) komt het voornamelijk aan, wat betreft de toepassing der regelen en de uitvoering der antwoorden. De acht banden, waarin Reitsma en van Veen de acta der particuliere synoden hebben uitgegeven, zijn vrij omvangrijke boekdeelen en een enkele blik in de registers laat reeds vermoeden, welke gewichtige plaats aan de werkzaamheid dezer synoden moet worden toegekend. Niet weinig heeft het uitblijven der generale synoden den invloed der particuliere vermeerderd. Zij werden in de praktijk vrij wel het hoogste ressort, doordat hun samenkomsten binnen een afzienbaar tijdperk verwacht mochten worden. De Staten van Holland wisten wel wat zij deden, toen zij in 1608 niet alleen de nationale synode tegenhielden, maar ook de particuliere verboden. Het was een radicaal middel om de machine der kerkelijke ordening ongeregeld te doen loopen totdat zij vastliep: het vliegwiel was er af, het doode punt elk oogenblik te vreezen. Alleen in Friesland en Groningen is gedurende ons tijdvak onafgebroken van jaar tot jaar de synode bijeen geweest. Gelderland mist van af 1613, gelijk Holland sinds 1608, zijn breedste vergadering. Bovendien wordt nog een hiaat tusschen 1584 en 1592 in Gelderland’s acta gevonden. 1) Voor Zuid-Holland konden alleen de acta van 1575, ’79, ’81, ’83, ’86, ’87 en dan verder geregeld van jaar tot jaar worden afgedrukt. Er zijn echter wel meer


1) Reitsma en van Veen vermoeden (cf. Inleiding, dl. IV, bl. VII). dat er tusschen deze jaren nog wel synoden gehouden zijn, waarvan zij de acta niet vonden, omdat in 1592 gesproken wordt van een examen voorheen te Arnhem en te Harderwijk gehouden (bl. 32), wat dan wijzen zou op een tweetal synoden in die plaatsen. Wat »Harderwijk« betreft, kan wel met zekerheid gezegd worden, dat daarmee geen synode, maar de buitengewone classicale vergadering bedoeld is van het jaar 1592 den 4 Juli (oude stijl) — de eerste vergadering, waarvan in het classis-boek van Neder-Veluwe aanteekening is gehouden.

|70|

vergaderingen geweest. In Overijssel gaat de reeks van af 1612: 1612, 1615, 1618.

In Utrecht heeft een eigenaardige toestand bestaan. De overheid was hier zeer gekant tegen kerkelijke vergaderingen. In ’t eerst gaf sympathie voor Duifhuis den stoot, later meer het welbewuste en ook uitgesproken libertijnsche beginsel. Presbyteriale synoden worden slechts tot een getal van twee vermeld en dan is het nog twijfelachtig of zij dien naam verdienen. Zeeland’s kerk is eveneens onder strenge voogdij gehouden, hoewel de overheid hier niet anti-gereformeerd was.

Derhalve: in het Noorden zijn onder de goede zorgen van den stadhouder en ook van lagere magistraten de kerken geregeld vergaderd geweest. In Overijsel en evenzoo in Gelderland is ten slotte de strijd tusschen overheidsgezag en kerkelijke zelfstandigheid uitgebroken, ondanks jaren lange goede verstandhouding, ten tijde van Jan van Nassau 1). Zeeland en Utrecht komen op ééne lijn te staan (hoeveel verschil er ook was in de motieven bij de respectieve overheden) ten aanzien van het ontbreken van provinciale kerkvergaderingen. Holland vraagt het meest de aandacht, omdat hier de strijd, welken Mr. Naber heeft gekarakteriseerd in den titel: »Calvinist of Libertijnsch?« maar die toch nog meer factoren heeft, doorstreden en ten deele uitgevochten is. Eerst vinden wij dan ook vrij geregeld de particuliere, zelfs een tweetal provinciale synoden, maar sinds 1608 waren ze tien jaar lang verboden. Zoo is er dus geen geregelde en in alle provinciën gelijke ontwikkeling geweest van het provinciaal samenkomen der kerken. Ook valt te constateeren een groot verschil tusschen de verschillende pro­vinciën, wat betreft het gewicht en den invloed alsmede de geheele wijze van optreden harer breedste vergaderingen. Hoewel vooral in de eerste tien en twintig jaren de verschillende streken een eigen levensvorm vertoonden, die ook niet geheel verdwenen is (men denke b.v. aan de lotgevallen van de Dordtsche kerkorde), toch heeft Holland langzamerhand de leiding verkregen, en leverde het de modellen voor allerlei bepalingen, formulieren enz. 2).


1) Vgl. Wagenaar (Dr. L.), Johannes Fontanus.
2) In Gelderland is b.v. een verandering in den vorm der notulen te bemerken na 1578; de verkiezing van een moderamen wordt voortaan vermeld, evenzoo de uitkomst van ➝

|71|

Voor de wijze van vergaderen had Emden reeds enkele bepalingen opgesteld: Art. 3 … dan zal na het gebed en de presentie-lijst-regeling de praeses »de Bevelschriften [d.w.z. de Instructies] afvorderen, … dewelcke hy elk byzonder ordentelyk voorstellen zal en der gansche verzamelinge oordeel, daar op behoorende, en die keurstemmen verzamelen, met verklaringe welke het gevoelen zy van den meesten en van den besten deele; het zelve zal de Schryver schriftelyk vervatten, en vervat hebbende klaarlyk leezen, op dat het met gemeene bewilliging [nadat er eerst gestemd was] bestendigt worde.« Art. 4: De dingen, die de Leere aangaan, zullen eerst, daar na die dewelke den Kerkelyken Regimente behooren, geleezen en onderscheidentlyk in schrift gestelt worden, daar na die byzondere Handelingen. 1)

Bij deze volgorde en deze weinige woorden bleef het in de kerkorden. Een meer uitgewerkt schema, zooals het voor de classis is gegeven, vond ik niet. In ’t algemeen kan men zeggen: hoe breeder de vergadering, hoe smaller de paragraaf, waarin haar werk is beschreven. Er was geen beginnen of liever geen eindigen aan, en hare werkzaamheden waren meer incidenteel, geheel anders dan b.v. de taak van den kerkeraad was En in het instructiën-wezen lag de waarborg tegen machtsoverschrijding. Daarom beperkte de kerkorde zich tot het aangeven van enkele lijnen.

De kerkorde van 1618/19 spreekt afzonderlijk over de deputaten van de particuliere synode. Uit hun mandaat blijkt a fortiori wat der nationale synode toekomt: »Yeder Synodus sal oock eenige deputeren, om alles wat de Synodus geordonneert heeft, te verrichten, soowel by de Hooge Overheyd, als by de respective Classen, onder haer sorterende, mede om t’ samen oft in minder getal over alle examina der aen-komende Predicanten te staen; ende voorts in alle andere voor-vallende swarigheden den Classen de hand te bieden, op dat goede eenigheyt, ordre ende suyverheyt der Leere behouden ende gestabileert worden…« (art. 49) Voorvallende zaken — dat is breed genoeg: alles wat


➝ het onderzoek der credenties. — in een woord men heeft leeren vergaderen. In hoeverre post ac propter hierin opgaat, is wel moeielijk uit te maken.
In 1602 wordt voor een formulier »tot bequeme beleydinghe der byeenkomste.« een Zuid-Hollandsch concept tot voorbeeld genomen. (R. & v. V., IV, bl. 105).
1) Rutgers Acta, bl. 111.

|72|

de instructies der afgevaardigden ter tafel brachten, tenzij dan, dat er iets bij was, wat hier niet thuis behoorde, — het oordeel over deze punten — de uitvoering der besluiten van de generale synode, de tallooze kwesties met de overheid, dit en zooveel meer wordt op de provinciale agenda gevonden. Het meest kwamen voor: vragen en bepalingen omtrent het sluiten van huwelijken, verzorging van predikanten, requesten bij de overheid over den openbaren dienst Gods, oneenigheden tusschen en in classen, appèl-zaken; in den eersten tijd vele liturgische en kerkorde quaesties 1); later de schier eindelooze moeite om een nationale synode te verkrijgen; bepaaldelijk in Holland: de tuchtzaken met de bekende onrechtzinnige predikanten Coolhaes, Herberts en Wiggerts, en zoowel in deze provincie als elders vele kleinere geschillen van dien aard.

Daar zij tusschen classis en generale vergadering in stond, is nog al een en ander, wat dààr thuis behoorde, toch door omstandigheden bij de particuliere synode terecht gekomen; b.v. de examinatie van predikanten, welke echter ook vaak aan de classicale vergadering verbleef. Desgelijks de translatie van dienaren, wanneer de betrokken persoon zich door de classis misplaatst achtte en verder allerlei appèlzaken. Sommige punten zonden zij door naar de generale synode, vaak niet zonder advies of ook voorloopige beoordeeling. Men denke aan den remonstrantschen tijd.

Pro memorie — maar dan ook in den onverzwakten zin dezer formule — worde hier vermeld, dat geen »deputaten« of »visitatoren« zoo breede plaats in het kerkelijke leven ingenomen hebben als de door de provinciale synode gedelegeerden. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt afzonderlijk over hen, in het volgende meer bijzonder over hun werk gesproken.


1) Vgl. de belangrijke provinciale synode van 1574 (Rutgers Acta, bl. 134, 155) over de catechismus-prediking, confessie-onderteekening, doopsformulier, wijze van avondmaal houden, formulier-gebeden, vesper-diensten, een of driemaal besprengen, psalmen en liederen voor kerkgebruik enz.