(Cap. I) Van den dienaren des Woordts, ouderlinghen ende diaconen

2. De nieuwelinghen die het pausdom ofte eenighe secten eerst verlaten hebben, en sullen totten dienst des godlicken Woordts niet toeghelaten worden voordat de ghemeynte van harer suyverheyt ende bestendicheyt in der leere ende oprechticheyt des levens ghenoeghsaem sal versekert sijn.