|129|

Memorie van toelichting 3
Werkorde 3 — hoofdstuk E

 

E. kerkelijk samenleven

[WO-1: E1 kerkelijke relaties
E1.1 De kerken geven gehoor aan de roeping tot kerkelijke gemeenschap met alle heiligen in de eenheid van het ware geloof.
E1.2 De kerken onderhouden het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland en leven daarin samen op basis van overeenstemming in leer, eredienst en kerkregering.
E1.3 In contacten en relaties met andere christelijke kerken in Nederland streven de kerken op grond van Gods Woord naar kerkelijke eenheid en komen zij op voor de gezonde leer.
E1.4 In contacten en relaties met christelijke kerken buiten Nederland geven de kerken gestalte aan het universele karakter van de kerk, gericht op wederzijdse ontmoeting, bemoediging en hulp.]

[WO-2: E1 kerkelijke relaties
E1.1 De kerken geven gehoor aan de roeping tot kerkelijke gemeenschap met alle heiligen in de eenheid van het ware geloof.
E1.2 De kerken onderhouden het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland en leven daarin samen op basis van overeenstemming in leer, eredienst en kerkregering.
E1.3 In contacten en relaties met andere christelijke kerken in en buiten Nederland geven de kerken gestalte aan het oecumenisch karakter van de kerk.]

E1 kerkelijke relaties
E1.1 vervallen
E1.2 vervallen
E1.3 vervallen

Toelichting E1

1. De evaluatie van E1 heeft aanleiding gegeven tot een herbezinning op de functie en inhoud van dit artikel. Het artikel is bedoeld als een openingsartikel, dat de verschillende gradaties in kerkelijke relaties met anderen weergeeft. Bij kritische beschouwing rijzen er echter een aantal bedenkingen:
(a) E1.1 richt zich niet zozeer op de oefening van kerkelijk contact met kerkgemeenschappen elders, maar op ‘alle heiligen’. Daarmee past het eigenlijk minder goed in een bepaling over ‘kerkelijke relaties’;
(b) In diverse reacties bij E1.2 komt naar voren dat de combinatie van “overeenstemming” en “eredienst” in WO-1 en WO-2 vraagtekens oproept. Het zou kunnen worden opgevat als een verplichting tot volledige uniformiteit in de liturgie, terwijl dat niet de bedoeling is.
(c) Er bestaat overlap van E1.2 met A1 dat als openingsartikel van de KO al bepaalt dat de kerken onderling zijn verbonden in eenheid van het christelijk geloof op basis van Schrift (A1.1) en belijdenis (A1.2).
(d) Het blijft moeilijk in E1.3 in enkele samenvattende termen de juiste kerkelijke attitude te verwoorden jegens andere kerken in binnen- en buitenland. Een introductie in E1.3 voor E9 en E10 is ook niet persé nodig.

|130|

2. Wij hebben dan ook overwogen om E1 opnieuw te ‘positioneren’. Daarbij zou enerzijds E1.1 komen te vervallen, omdat dit eigenlijk buiten de scopus van de kerkelijke relaties valt. Anderzijds zou ook E.1.3 bij gebreke van een goede compacte formule en strikte noodzaak sneuvelen. Blijft over E1.2 over het kerkverband van de GKv.

3. Voor wat betreft E1.2 zou vervolgens de overeenstemming in “leer, eredienst en kerkregering” ook dienen te vervallen wegens de aangevoerde kritiek en vanwege het feit dat de daarmee benoemde zaken zelf al elders zijn geregeld. Voor de leer geldt immer het genoemde openingsartikel A1. De kerkregering vindt haar basis in A3. Voor de eredienst valt met name te wijzen op C3.2.

4. Al met al blijft dan nog slechts over het deel van E1.2 dat handelt over de instandhouding van het kerkverband. Dit hebben wij overgebracht naar E3. De totale exercitie leidt er dus toe dat artikel E1 komt te vervallen.

5. Dit doet overigens aan de verdere opbouw van het hoofdstuk niets af. Het eerste deel betreft de uitwerking van het kerkverband van de GKv in E2 t/m E8 plus E11. Het tweede gedeelte over de kerkelijke relaties met andere kerkgemeenschappen volgt in E9 en E10.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) E62