[WO-1: C7 toelating tot het avondmaal
C7.1 Aan de viering van het heilig avondmaal mogen deelnemen zij die hun geloof belijden naar de gereformeerde leer en godvrezend leven.
C7.2 De doopleden en wie zich van buiten de gemeente komend tot God bekeren, ontvangen catechetisch onderwijs als voorbereiding voor hun openbare geloofsbelijdenis.
C7.3 Voor de toelating tot de openbare geloofsbelijdenis is onderzoek door de kerkenraad en instemming van de gemeente nodig.
C7.4 Voor de toelating van gasten aan het avondmaal houden de kerken zich aan de generale regelingen.]

[WO-2: C7 toegang tot het avondmaal
C7.1 In de gemeente mogen aan het avondmaal deelnemen zij die hun geloof belijden naar de gereformeerde leer en die godvrezend leven.
C7.2 De doopleden en wie zich van buiten de gemeente komend tot God bekeren, ontvangen catechetisch onderwijs als voorbereiding voor hun openbare geloofsbelijdenis.
C7.3 Voor de toelating tot de openbare geloofsbelijdenis is onderzoek door de kerkenraad en instemming van de gemeente nodig.
C7.4 Voor het ontvangen van gasten aan het avondmaal houden de kerken zich aan de generale regelingen.]

|96|

C7 toegang tot het avondmaal
C7.1 Tot het avondmaal in de gemeente worden toegelaten zij die belijdenis van hun geloof hebben afgelegd naar de gereformeerde leer en die godvrezend leven.
C7.2 Doopleden en wie zich van buiten de gemeente komend tot God bekeren, ontvangen kerkelijk onderwijs ter voorbereiding op hun openbare geloofsbelijdenis.
C7.3 Voor de toelating tot de openbare geloofsbelijdenis is onderzoek door de kerkenraad en instemming van de gemeente nodig.
C7.4 Voor het ontvangen van gasten aan het avondmaal houden de kerken zich aan de generale regeling.

Toelichting C7

1. Bij C7.1 is uit de reacties gebleken dat de gebruikte werkwoordsvorm ‘belijden’ bezwaar ontmoet en onduidelijkheid veroorzaakt. We keren daarom terug tot het voltooid deelwoord (perfectum) uit de KO1978, maar maken de strekking helderder door te spreken van het afleggen van belijdenis van het geloof. Daar hoort dan bij dat het hier gaat om een toelatingsbepaling en niet om een deelnemingsbepaling. Zo wordt dus verwezen naar de openbare geloofsbelijdenis waarmee voor gedoopten in de gemeente de toegang tot het heilig avondmaal wordt geopend. Door de combinatie van ‘in de gemeente’ en ‘belijdenis ... afgelegd’ is duidelijk dat hiermee nog niet iets wordt bepaald over de toelating van gasten van buiten (welk ‘buiten’ ook) tot het avondmaal. Dat valt onder C7.4.

2. In C7.2 zijn twee kleine taalkundige correcties aangebracht.

3. In C7.2 vervalt het woord catechetisch. Gebleken is dat dit te veel doet denken aan een jarenlang en doorgaans groepsgewijs traject voor alle situaties. Voor jonge doopleden zal dit wel het geval zijn. Maar voor wie later toetreden is onderwijs op maat nodig. In enkele reacties is er op gewezen dat dit bij toetreders niet het karakter van een inburgeringscursus moet krijgen. Het gaat alleen om wat nodig is om verantwoord openbare geloofsbelijdenis te kunnen afleggen en tot het avondmaal te kunnen worden toegelaten. Ook daarna kan nog onderwijs worden gegeven in alles wat nuttig is om in de kerk een goede plek in te nemen. Deputaten stemmen hier mee in. Wij vervangen daarom “catechetisch onderwijs” door “kerkelijk onderwijs”.

4. Er is voorgesteld om bij het onderzoek in C7.3 toe te voegen ‘naar kennis en beweegredenen (c.q. motivatie)’. Wij nemen dat niet over. Het onderzoek moet gaan over leer en leven oftewel belijdenis en wandel. Kennis en motivatie maken daarvan deel uit. Maar C7.1 maakt voldoende duidelijk waar het onderzoek op gericht moet zijn.

5. Bij C7.4 is de vraag gesteld of hiervoor een generale regeling wel nodig is. Kan dit niet aan de kerkenraden worden overgelaten? Van enkele kanten wordt gemeld dat men plaatselijk een eigen regeling hanteert die afwijkt van de regeling van 2005. Als deputaten sluiten we ons aan bij het bestaande kerkrecht. Er is recente generaal-synodale besluitvorming (2005, 2008) die een korte regeling bevat. Geldend recht is dat er in dezen generale afspraken moeten zijn. De voornaamste reden daarvoor is de rechtsgelijkheid. Het oordeel over plaatselijke afwijkingen van een generale regeling is aan de classis.

6. Wellicht heeft het meervoud ‘regelingen’ in C7.4 de indruk gewekt alsof er uitgebreide regelgeving nodig zou zijn. We wijzigen dit in een enkelvoud en denken aan verwerking van dit aspect in een generale regeling lidmaatschap.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) C41