[Cap. IV.] De Senioribus.

= De ouderlingen

Electi spondebunt in Ministri manus coram coeteris Senioribus vel etiam si commodum fuerit coram tota ecclesiae sese pro suo officio impugnaturos omnem idololatriam, blasphemiam, haereses, luxum, coeteraque omnia quae cum Dei gloria ecclesiaeque reformatione manifestè pugnant: moniturosque diligenter ac fideliter eos qui curae suae commissi erunt, pro quauis rerum occasione et oportunitate. Et si quae digna videbuntur ad Consistorium relaturos, suoque officio functuros quàm fidelissimè: nulla vel gratia vel pretio inductos iri, sed solius ecclesiae nominisque diuini habituros rationem. Neque vllum imperium dominandique licentiam vsurpaturos, siue erga Ministros siue erga ecclesiam, neque vllas nouas leges pro suo arbitrio introducturos, sed staturos constitutionibus ecclesiasticis ac Synodalibus. Et si quid noui exortum fuerit quod accuratiore disquisitione indigeat, ad Classis seu provincialis paroeciae conuentum relaturos: vt ibi quod ex re ecclesiarum erit communibus suffragiis statuatur. Ac tum demum praeeuntibus solennibus precibus 1) (nam hic quoque manuum impositionem liberam relinquimus) in Ministerii functionem admittentur.


1) Dit woord is met dezelfde hand boven den regel bijgevoegd.

= Zij die gekozen zijn beloven in handen van de dienaar in tegenwoordigheid van de overige ouderlingen of ook, als dit passend kan, van de gehele kerk, dat zij, zoals hun ambt dit eist, alle afgoderij, godslastering, ketterij, overdadige weelde en alle overige dingen die met Gods eer en de reformatie der kerk duidelijk in strijd zijn, zullen bestrijden en stipt en trouw hen die aan hun zorg zijn toevertrouwd naar ieders situatie en gelegenheid van zaken zullen vermanen. Voorts dat zij, als hun iets van belang schijnt, dit voor de kerkenraad zullen brengen en hun ambt zo getrouw mogelijk zullen vervullen. Dat zij zich ook geenszins zullen laten verleiden hetzij door gunst, hetzij door geld, maar alleen rekening zullen houden met de kerk en de naam van God. Dat zij verder zich niet het minste gezag of vrijheid om te heersen zullen aanmatigen, hetzij over de dienaren, hetzij over de kerk, en dat zij geen nieuwe wetten naar eigen willekeur zullen invoeren, maar zich houden aan de verordeningen van de kerken en synodes. En als er iets nieuws zou voorkomen dat nauwkeuriger onderzoek vereist, dat zij dit dan voor de classicale vergadering of de provinciale synode zullen brengen, opdat daar met algemene stem wordt vastgesteld wat in het belang van de kerken zal zijn. Dan pas zullen zij na voorafgaande plechtige gebeden (want de handoplegging laten wij ook hier vrij) tot het uitoefenen van hun dienst toegelaten worden.