|286|

186. Moet na schuldbelijdenis de censuur terstond opgeheven worden?

 

(1893.)

314. Inzake uw eerste vraag is mijn gevoelen, dat eene censuur, naar antw. 85 van onzen Catechismus, zeker is op te heffen, wanneer de gecensureerde berouw heeft getoond en ook waarachtige betering niet alleen beloofd maar ook bewezen heeft; maar dit laatste zal wel in den regel niet na enkele dagen reeds zijn uit te maken; de kerkeraad moet oordeelen, wanneer dat bewijs van betering voldoende is, en dus zóó, dat ook de gegeven ergernis in de gemeente over de gepleegde zonde kan gerekend worden weggenomen te zijn. Bij iemand, die tot gevangenisstraf veroordeeld is, zal dit in den regel niet het geval zijn voordat de straf ondergaan is. 

 

(1903.)

315. Wat de tweede vraag aangaat, ik weet volstrekt niet meer, wat mij indertijd door de Classe X gevraagd is, en wat ik antwoordde. Maar ten aanzien van het punt, dat gij mij vraagt, kan ik eenvoudig antwoorden, dat schuldbelijdenis volstrekt niet altijd moet of mag meebrengen, dat nu de censuur (door afhouding van het Avondmaal) ook terstond wordt opgeheven. In den regel zelfs zal dit nog niet aanstonds kunnen, wegens de in de gemeente gegeven ergernis, en om de oprechtheid van die schuldbekentenis ook nog in het leven en de praktijk te beproeven en te doen openbaar worden (in zake zonde tegen het 7de gebod, door eerbaarheid, ingetogenheid, enz woord en wandel).


Rutgers, F.L. (1922)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 75