175. Kan iemand, wien het deelnemen aan het H. Avondmaal ontraden is, daarvan op de Classe appelleeren?

 

(1911.)

290. In de zaak, waarover ge mij schrijft, schijnt de daarbij betrokken br. nog al twistziek te zijn, tot zelfs over onbeduidende dingen, en daarom ook niet geneigd om quaesties uit den weg te ruimen, gelijk ge zelf en de kerkeraad beproefden.

Hemzelven heb ik natuurlijk niet gehoord, maar ik mag toch wel als vaststaand aannemen, dat die br. op uw brief, om met zijn beschuldiging in den kerkeraad te komen, zelfs in 't geheel niet geantwoord heeft. En indien ook vaststaat, dat hij dien brief wel ontving, dan was er zeker wel reden om hem te ontraden, aan de a.s. Avondmaalsviering deel te nemen; ’t geen trouwens in ’t algemeen ook aan allen, die bitterheid tegen een ander in het hart hebben, moet ontraden worden.

Dat is echter iets geheel anders dan ontzegging van het Avondmaal door kerkelijke censuur. En daarom begrijp ik ook niet goed, hoe de bedoelde br. van die kerkelijke raadgeving op de Classe appelleeren kan. Hij zal toch niet onderstellen, dat de Classe iemand zou aanraden, onverzoend en ook onverzoenlijk toch maar aan de Avondmaalsviering deel te nemen?


Rutgers, F.L. (1922)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 74