|34|

Hoofdstuk II

Aard en toepassing van het kerkrecht

 

Inleiding

De Heilige Schrift en de daarop gefundeerde belijdenisgeschriften hebben gezag. Vanuit die bronnen moet de gang van zaken in de kerk geregeld worden. Dat betreft de bediening van de sacramenten. Maar ook de eredienst, gemeentezang, attestaties, collecten, onderscheiden ambten, de verkiezing van ambtsdragers en kerkelijke vergaderingen.

Bovendien is het van belang dat een uitwerking van de regels wordt vastgesteld ten aanzien van het uitoefenen van de kerkelijke tucht en over beroepsprocedures binnen de kerk.

De regels voor de gang van zaken in de kerk zijn al lang geleden, in de zeventiende eeuw, vastgelegd in de Dordtse Kerkorde. Deze geeft de hoofdlijnen. Alle gemeenten van het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten zijn overeengekomen zich gezamenlijk aan die kerkorde te houden. Daarom noemen we die ook wel het “akkoord van kerkelijke gemeenschap”.

 

1. Bronnen en regels voor het kerkrecht

De Bijbel vormt de primaire bron voor het kerkrecht. Maar er zijn nog andere, daaruit afgeleide regels. De bron en de andere regels hebben geen gelijk gezag. Er is sprake van een rangorde.

|35|

De nu volgende rangorde is van belang voor het nemen van allerlei kerkelijke besluiten. Ze is bepalend voor wat binnen de kerk gepermitteerd of ongeoorloofd is. Ze is tevens van belang voor de vraag op welke manier de kerkelijke tucht moet worden toegepast. De rangorde is als volgt:

A. jus constituendum, het grondbestek:

1. het absoluut gezag van de Heilige Schrift;

2. het afgeleide gezag van de belijdenis: Apostolicum, Nicea, Athanasius, Nederlandse Geloofsbelijdenis, Heidelbergse Catechismus, Canones van Dordt met daarbij de liturgische geschriften;

B. jus constitutum, de ontwikkeling van de praktische regels om de ontplooiing van het lichaam van Christus te dienen en te bevorderen:

1. het kerkelijk gezag van de Dordtse Kerkorde (DKO) zoals die als akkoord van kerkelijke gemeenschap is aanvaard door de Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam op 9 en 10 oktober 1907 (zie bijlage);

2.a. eenduidige uitspraken van kerkelijke vergaderingen in voorgaande eeuwen over de toepassing van de DKO vanaf de synode van Dordrecht 1618/1619;

2.b. de toepassing van de algemene regels in de praktijk: kerkelijke besluiten van onze bredere vergaderingen die uitdrukkelijk of naar hun aard een verbindend karakter hebben;

3. de uitleg van de DKO in de loop der eeuwen, zoals in de twintigste eeuw door onder meer dr. F.L. Bos, dr. H. Bouwman, ds. K. de Gier, ds. Joh. Jansen, dr. F.L. Rutgers;

4. de kerkelijke gewoontevorming binnen onze gemeenten.

|36|

2. Kerkelijke tucht wezenlijk deel van ambtelijk werk

Een van de belangrijke aspecten in het kerkrecht is de kerkelijke tucht. Tucht is een van de kenmerken van de ware kerk.41 Het uitoefenen van kerkelijke tucht is een bijbelse opdracht aan de ambtsdragers.42 Zo spreken ook de belijdenisgeschriften en de bevestigingsformulieren voor ouderlingen en voor dienaren des Woords erover.43 Opzicht en tucht vormen een wezenlijk deel van het ambtelijk werk.

Aan de kerkenraad, in het bijzonder aan de predikant en de ouderlingen, is het opzicht over leer en leven toebetrouwd. Binnen de gemeente kan helaas sprake zijn van “ergerlijke” zonden44. Ook onder belijdende leden van de christelijke gemeente. Het gaat daarbij om zonden die ertoe verleiden om mee te zondigen. Ze fungeren als een valkuil. De Heere heeft volgens Zijn Woord de ambtsdragers belast met de kerkregering. Daar hangen het uitoefenen van de kerkelijke tucht en de zogenoemde sleutelmacht mee samen.

De Heere geeft ambtsdragers de sleutelen van het hemelrijk. Daarover spreken Matthéüs 16: 19, Matthéüs 18: 18 en Johannes 20: 23. Deze sleutels zijn Gods Woord en de kerkelijke tucht. De ambtsdragers worden van Godswege geroepen de tucht, wanneer dat nodig is, uit te oefenen.
Wanneer is het nodig? Als er sprake is van ernstige zonden in de gemeente. Niet om menselijke beweegredenen, maar tot eer van


41. Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 29.
Bij tucht moet niet gedacht worden aan geweld of onder de duim houden, maar aan opvoeden, sturen, leiden, beteugelen. De grondbetekenis van het woord is ‘(op)trekken. Zie ook blz. 49 Ad 3.1.alg.
42. Zie onder andere Matthéüs 16 en 18 en Johannes 20.
43. Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikelen 29, 30 en 32; Heidelbergse Catechismus, antwoorden 83-85.
44. Omtrent het begrip ‘ergerlijke zonden’ wordt verwezen naar de art. 72 en 79 van de DKO.

|37|

God. Om de heiligheid van de gemeente te bevorderen, zodat zij voor de wereld als helder licht schijnt en de functie heeft van een baken, een stad boven op een berg (Matth. 5: 14). En ook tot welzijn van het betreffende gemeentelid. Want tucht is medisch van aard. Tuchtmaatregelen bedoelen het behoud van de zondaar.

Als iemand volhardt in ernstige zonden, zal er sprake zijn van herhaaldelijke vermaning. “Indien hij dezelve geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar” (Matth. 18: 17). Er kan een moment komen dat Gods Woord ambtsdragers geen andere keuze laat dan de procedure te beginnen om een zondaar uiteindelijk buiten de christelijke gemeente te sluiten. Hij kan altijd terugkomen. Maar ook dan geldt dat tucht medisch is. Als degene die buitengesloten is, de zonde laat, schuld belijdt en door een ander leven laat zien dat het hem ernst is, zal hij weer toegelaten worden tot de gemeente.

Guido de Brès beleed in de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat de kerk “moet geregeerd worden naar de geestelijke politie45, die ons onze Heere heeft geleerd in Zijn Woord”. En dan verwijst hij naar de drie ambten. Daarbij behoort ook dat overtreders op geestelijke wijze worden gestraft en in de toom gehouden.46
Ambtelijke kerkregering en kerkelijke tucht staan haaks op de heersende gedachte dat elk proces democratisch dient te verlopen. In onze tijd aanvaarden velen, niet zelden ook leden van de kerk, het idee dat ieder individu autonome zeggenschap heeft. En dat de meerderheid beslist. Ook in de huidige cultuur moet goed worden beseft dat de verhouding tussen kerkenraad en leden(vergadering) principieel anders is dan de verhouding van bestuur en leden(vergadering) binnen het verenigingsrecht.


45. Het woord ‘politie’ duidt op het geheel van regels en instellingen.
46. Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 30.

|38|

Overigens zal in vele zaken de kerkenraad na overleg met een ledenvergadering besluiten nemen, bijvoorbeeld over kerkbouw. Het uitgangspunt is dan: “de ledenvergadering gehoord hebbende, besluit de kerkenraad.” Het getuigt van wijsheid om op een broederlijke wijze de leden bij bepaalde zaken te betrekken. We gaan niet democratisch om met onze leden, maar handelen ook niet met voorbijgaan van hun belangen en betrokkenheid. Bovendien zitten er in de kerkenraad geen ambtsdragers dan die wettig door een ledenvergadering gekozen zijn. De kerkenraad en de gewone leden zijn gezamenlijk betrokken op het welzijn van de gemeente.

De reformator Johannes Calvijn merkt in zijn Institutie op: “Daarom, evenals de zaligmakende leer van Christus de ziel der kerk is, zo vormt de tucht in de kerk de zenuwen: door welke het geschiedt, dat de leden des lichaams, ieder op zijn plaats, met elkander verbonden zijn. Daarom zoeken allen, die de tucht begeren weggenomen te zien of haar herstel te hinderen, hetzij ze dat doen met opzet, hetzij uit onnadenkendheid, ongetwijfeld de uiterste verstrooiing der kerk.”47

 

3. Kerkelijke procedures

3.1. Onderscheiden regels

Net als in het maatschappelijk leven in het algemeen is er ook binnen het kerkelijke leven sprake van regels en procedures. Voorzover ze rechtstreeks uit de Bijbel voortvloeien, zijn ze vaak al vroeg in de kerkgeschiedenis bewust vastgesteld. Dat betreft bij voorbeeld de ambten.

Voor sommige dingen bevat de Dordtse Kerkorde in hoofdlijn de regels. Dat geldt bij voorbeeld het verkiezen van ambtsdragers, het


47. Calvijn, Institutie, IV.12.1.

|39|

afvaardigen naar meerdere vergaderingen48 en het functioneren van deputaten.

Als de voorschriften niet direct uit de Bijbel of uit de Dordtse Kerkorde zijn af te leiden, kwamen er soms min of meer geleidelijk regels in gebruik. In de praktijk van het kerkelijk leven is er op sommige terreinen behoefte aan nadere regelingen.49

Zo is op het gebied van kerkelijke procedures duidelijkheid nodig. Dat geldt bijvoorbeeld de manier waarop iemand in appel kan gaan.

3.2. Het behandelen van kerkelijke zaken

Het doel van kerkelijk handelen moet altijd zijn: de eer van God, het welzijn van de gemeente des Heeren en het behoud van de zondaar.50 Kerkelijk recht is geestelijk van aard en doelstelling. Dat wil zeggen dat het medisch van aard is en niet juridisch; dat het geestelijk welzijn van gemeente en leden ermee beoogd wordt en dat het ten diepste gericht is op Gods eer. Het kerkelijk recht is dan ook geen democratisch gebeuren, dat aan menselijke normen is ontleend, maar het is een recht aan Gods Woord ontleend en door dat Woord genormeerd. Daarom heeft het eigen regels. En daarom kunnen de regels van wereldlijke procesvoering ook niet per definitie normatief zijn voor kerkelijke procedures.

Vanwege de geestelijke aard van de kerkelijke tucht behoort ook de aansluiting aan de vorm van wereldlijke procesvoering zoveel mogelijk te worden vermeden.51


48. Een meerdere vergadering is niet een kerkelijke vergadering met meer macht; er zijn meer kerken afgevaardigd en dat veronderstelt meer wijsheid.
49. Zie hoofdstuk II, paragraaf 1.
50. 1 Petrus 5: 1-3, Mattheüs 23: 8, 10, 11; K. de Gier, De Dordtse kerkorde, blz. 167; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 109.
51. F.L. Bos, De orde der kerk, 1950, blz. 271.

|40|

De behandeling van tuchtzaken heeft in eerste instantie plaats binnen de kerkenraad. Een lid kan echter tegen een besluit van een kerkenraad in appel gaan bij een meerdere vergadering: een classis; tegen een besluit van een classis bij een particuliere synode en tegen een besluit van een particuliere synode bij een generale synode. Dat kan het uitoefenen van kerkelijke tucht betreffen. Maar ook een ander besluit waaromtrent iemand zich beklaagt verongelijkt te zijn.52 Een meerdere vergadering zal de bezwaren opnieuw beoordelen. En daarna een uitspraak doen.

Het handelen van de kerkenraad behoort ook bij tuchtprocedures te voldoen aan de eisen van eerlijkheid en procedurele zorgvuldigheid. Zo is er sprake van de eis van eerlijk en zorgvuldig onderzoek. Deze eisen zijn bij appelprocedures in veel gevallen ook van toepassing op het handelen van meerdere vergaderingen. (Zie hoofdstuk IV.)

3.3. Tuchtzaken

Artikel 71 van de Dordtse Kerkorde legt de volle nadruk op het andersoortige karakter van de christelijke straf. Deze is geestelijk, in tegenstelling tot de burgerlijke straf. “De magistraat bedient haar ambt met edicten… de dienaren door leren, vermanen, berispen en verkondigen van de gramschap Gods, insgelijks met binden en ontbinden alleen door de enige beschreven regel van het goddelijk Woord.”53 De Synode van Dordrecht 1618/1619 sprak in dit verband uit: “De straf van de kerk houdt tegenover de boetvaardigen op.” Dat is anders dan bij de wereldlijke rechtspraak.

3.4. Algemene uitgangspunten

Ambtsdragers dienen op de hoogte te zijn van regels van het kerkrecht ten behoeve van medische tuchtoefening. Waar de normen,


52. Zie artikel 31 DKO.
53. Synode van Rotterdam, 1575.

|41|

rechten en plichten in onze samenleving steeds meer botsen met die van het gereformeerde kerkrecht, kan een kerkenraad niet volstaan met een oppervlakkige kennis van het kerkrecht. De interne rechtsgang binnen de kerk moet correct zijn.

Op grond van 1 Korinthe 14: 40 heeft de kerk al vroeg bij de hoofdlijnen die ons worden geboden in de artikelen van de Dordtse Kerkorde allerlei aanwijzingen gegeven voor een geordend en welvoeglijk handelen.54 Daarom gaat dit hoofdstuk wat dieper in op enige fundamentele punten.

Gods Woord reikt de algemene uitgangspunten voor het handelen van een kerkelijke vergadering aan. Fundamenteel is het geestelijk karakter, helderheid, doorzichtigheid, openheid en eenvoud van handelen. Een kerkelijke vergadering is door het ambtelijk karakter geroepen vooral geestelijk overtuigend, terechtwijzend, overredend en leidend op te treden.

Dit ambtelijke karakter van het kerkelijk leven brengt ook met zich mee dat in een appel omtrent een tuchtmaatregel er geen sprake is van gelijke partijen. De kerkenraad tegen wiens beslissing appel wordt ingesteld, is immers van Christus’ wege geroepen tot het opzicht. Ook al wordt bij het behandelen van een appel de wijze waarop de kerkenraad tot zijn beslissing kwam mede in de beoordeling door de classis betrokken, toch is de positie van de kerkenraad een principieel andere dan die van de appellant. En bij een doorgaand appel geldt dit uiteraard ook voor de classis en de particuliere synode.

Het geestelijk karakter van het kerkrecht vraagt voortdurend


54. Zie F.L. Bos, De orde der kerk toegelicht met kerkelijke besluiten uit vier eeuwen. Bekend zijn ook de Synodale handboekjes van Chr. de Kruyff (Utrecht, 1803) en J. Smetius (Nijmegen 1699), waarin besluiten en aanwijzingen van particuliere synoden op een overzichtelijke wijze zijn weergegeven.

|42|

erop bedacht te zijn om bepalingen van de kerkorde en nadere aanwijzingen niet alleen op een zuiver formele wijze te hanteren. Zo gemakkelijk raken anders de betrokken gemeenteleden of het welzijn van de gemeenten zelf benadeeld. Altijd moet een kerkelijke vergadering het handhaven van de eer en de wil van God en het welzijn van Sion voor ogen staan.