|9|

Woord vooraf

 

In de kerk des Heeren staat het Woord des Heeren centraal. Naar Zijn Woord behoren we ons te richten in leer en leven. Onze gereformeerde belijdenis is daarmee in volle overeenstemming en onderstreept dit principe. De drie Formulieren van Enigheid geven ook uitdrukking aan hoe leer en leven naar Gods Woord inhoud krijgen. In dat besef hebben onze vaderen de Dordtse Kerkorde opgesteld. In de DKO worden dan ook hoofdlijnen voor het ordelijk leven in de kerk gegeven naar uitwijzen van de Heilige Schrift.

In ons kerkelijke en ambtelijke leven willen we ons richten naar deze DKO. De hoofdlijnen, die daarin zijn vastgelegd, hebben voor de praktijk soms nadere toelichting en uitwerking nodig. Zeker ook in de werkelijkheid van vandaag. In goede orde reikt daaromtrent een en ander aan wat betreft de kerkelijke rechtsgang, kerkelijke procedures en de kerkelijke tucht.

Deze zaken vormen maar een klein gedeelte van het kerkelijk leven en de ambtelijke arbeid. Ze vormen zelfs niet het meest wezenlijke daarvan. Toch hebben ze naar ’s Heeren getuigenis er wel terdege een plaats in. Daarom is het nodig dat ook deze zaken goed behartigd worden.

In deze uitgave worden eerst in het kort enige principiële lijnen aangeduid. Daarna komen praktische uitwerkingen aan de orde.

In het eerste hoofdstuk komen de kerk, het ambt en het gemeentelid

|10|

ter sprake. Binnen de gemeenschap van de kerk zijn regels nodig ten behoeve van het omgaan met elkaar. Wij spreken in dat verband over het kerkrecht.

Het tweede hoofdstuk geeft aandacht aan de bronnen en regels voor het kerkrecht. Het toepassen van kerkelijke tucht is een wezenlijk deel van het ambtelijk werk. De regels van het kerkrecht voor het toepassen van kerkelijke tucht zijn van eigen aard en daardoor onderscheiden van de door de overheid en het wereldlijk recht geformuleerde normen.

Het derde hoofdstuk gaat daarom in op de eigen aard van het kerkelijk recht in relatie tot het wereldlijk recht.

Deze eerste drie hoofdstukken zijn algemeen en funderend van aard. Het vierde hoofdstuk geeft allerlei aanwijzingen voor de praktijk van het kerkelijk en ambtelijk leven op dit terrein.

In dit vierde hoofdstuk komen dan ook de concrete regels aan de orde. Eerst wordt een aantal algemene procedureregels aangereikt. Vervolgens wordt inzicht geboden omtrent beroepsmogelijkheden en de wijze van behandeling daarvan. Verder komt een aantal concrete regels voor het uitoefenen van kerkelijke tucht aan de orde.

De Nederlandse wet heeft bepaald dat een kerk geregeerd wordt door haar eigen statuut. Daarom heeft de Generale Synode van 2007 overwogen dat het gewenst is vast te stellen welke regelingen en besluiten behoren tot het statuut van de Gereformeerde Gemeenten als bedoeld in artikel 2.2 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het besluit dat de Synode daaromtrent genomen heeft en wat tot het statuut behoort, vindt u weer gegeven op bladzijde 119 van deze uitgave. Daarachter vindt u ook afgedrukt de tekst

|11|

van de Dordtse Kerkenordening zoals deze binnen ons kerkelijk leven gezaghebbend is.

Met de wens dat de Heere dit werk ten zegen zal willen stellen binnen de kring der gemeenten, doen wij in opdracht van de Generale Synode deze uitgave nu het licht zien.

 

P. Mulder, vdm
Voorzitter Deputaatschap Kerkrecht