Artikel 42
1. Wanneer in een plaats een kerkeraad moet worden ingesteld, zal dit niet gebeuren dan met medewerking en goedvinden van de classis.
2. Een zodanige kerkeraad zal ten minste uit drie leden bestaan.

 

Instituering van een kerk

Dit artikel biedt enige bepalingen voor het geval ergens voor het eerst een gemeente wordt gevormd en deze een kerkeraad moet ontvangen. Het is in hoofdzaak in overeenstemming met het desbetreffende artikel der oude kerk-orde, artikel 38. Dit luidt, voorzover het op de onderhavige zaak betrekking heeft, als volgt: Welverstaande dat in de plaatsen, waar de kerkeraad voor het eerst of opnieuw is op te richten, hetzelve niet geschiede, dan met advies van de classe. In dit verband is het goed ook enige aandacht te schenken aan het artikel dat er op volgt en dat de volgende inhoud heeft: Plaatsen, waar nog geen kerkeraad zijn kan, zullen door de classe onder de zorg van een genabuurde kerkeraad gesteld worden.

De bepaling in het laatstaangehaalde artikel keert in de herziene kerkorde niet terug. Het heeft ook weinig zin haar in de daar voorkomende vorm over te nemen. De gesteldheid van Nederland is heden ten dage een geheel andere dan in de tijd, toen die bepaling tot stand kwam en men mede in de toenmalige gesteldheid aanleiding heeft gevonden tot het opstellen er van. Voor het heden verdient het de voorkeur ter zake geen algemene bepaling in de kerkorde te doen opnemen. De bedoelde aangelegenheid kan beter worden overgelaten aan incidentele beslissingen van de synode of andere kerkelijke vergaderingen. Bij de inpoldering van nieuwe gebieden in een recent verleden is zulks duidelijk gebleken. Op die manier kan men rekening houden met de bijzondere omstandigheden van het bepaalde geval, dat zich voordoet, en

|173|

daarnaar bepalen, hoe de zorg voor in dergelijke gebieden gevestigde leden der kerk het beste wordt geregeld.

Artikel 42 bepaalt dat, ingeval ergens een kerk wordt geïnstitueerd of, met andere woorden, ter plaatse de kerkeraad voor het eerst moet worden ingesteld, dit behoort te gebeuren met medewerking en goedvinden van de classis. Deze bepaling vindt haar grond in de omstandigheid dat een zodanige kerk bedoelt niet op zichzelf te blijven staan, doch een plaats te krijgen in het verband van kerken en voortaan daarvan deel uit te maken op voet van gelijkheid met de er van reeds deel uitmakende andere kerken. Gewoonlijk zal het voornemen om tot een dergelijke instituering over te gaan, ook niet opeens uit de lucht komen vallen. Er zullen reeds lang van te voren de nodige toebereidselen voor zijn getroffen. Men mag aannemen dat daarbij ook ambtsdragers en andere leden van kerken in de omgeving betrokken zijn geweest. Zo ligt het helemaal in de rede, dat de uiteindelijke beslissing behoort te worden genomen niet zonder overleg met wie in het bedoelde opzicht geacht moeten worden de vertegenwoordigers der kerken te zijn.

Hoe de medewerking van de classis tot stand moet komen, is een zaak die aan haar beleid blijft overgelaten. Ook laat de bepaling geheel in het midden de vraag, op welke wijze in een dergelijke plaats het initiatief tot kerk-instituering tot stand komt.

In het tweede lid van dit artikel wordt nog wel bepaald, dat een in te stellen kerkeraad op zijn minst uit drie leden moet bestaan. Hierbij moet gedacht worden aan ouderlingen en diakenen. Een dienaar des Woords kan er nog niet toe behoren. Want de beroeping van een predikant komt eerst ter sprake, wanneer de kerk zich in werkelijkheid heeft gevormd. Een aantal van drie ambtsdragers, van wie toch wel twee ouderlingen mogen zijn, is wel het kleinste dat in aanmerking komt om als kerkeraad te kunnen optreden. Het spreekt vanzelf dat met name ook bij de verkiezing van de ambtsdragers de medewerking van de classis vereist is. Vanwege haar zal het nodige moeten worden gedaan om die verkiezing op verantwoorde wijze te doen plaats vinden.

Voor de volledigheid zij nog opgemerkt, dat in geval de instituering van een kerk tot stand komt, hiervan door de nieuw te vormen kerkeraad bericht moet worden gedaan aan de hoge Overheid evenals aan de Overheid ter plaatse en andere burgerlijke instanties. Voor de aanmelding bij de hoge Overheid moeten bepaalde regelen in acht genomen worden. Hetzelfde geldt eveneens, wanneer bestaande kerken samengesmolten worden of een combinatie van bestaande kerken wordt opgeheven en dientengevolge er nieuwe kerken ontstaan.


Nauta, D. (1971)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1971) Art. 42